Hoorcolleges Geheugen

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


College 1: De taxonomie van het menselijk geheugen

 

Het geheugen bestaat uit verschillende dimensies:

 

  • Habituatie: dit is non-associatief leren, waarbij er gewenning optreed bij een stimulus.

  • Klassiek conditioneren: dit is associatief leren, waarbij nieuwe verbanden worden gelegd tussen een stimulus en respons.

  • Procedureel geheugen: percepto-motorische en cognitieve vaardigheden die gedrag controleren.

  • Werkgeheugen: hoog-geactiveerde informatie in een bewuste staat, die gebruikt en gemanipuleerd kan worden. Deze is zeer beperkt toegankelijk.

  • Semantisch geheugen: opslag van feiten en kennis over de wereld.

  • Episodisch geheugen: bewuste herinneringen over persoonlijke gebeurtenissen.

  • Priming: Als perceptie van een item wordt beïnvloed door voorgaande ervaring (zonder bewust geheugen).

  • Prospectief geheugen: Het herinneren om toekomstige acties te ondernemen.

  • Metageheugen: kennis over strategieën en inzicht in het eigen geheugen.

 

Wat is een systeem?

  • Het heeft eigen karakteristieken en regels

  • Elk systeem heeft een unieke neurale locatie

  • Meerdere systemen kunnen een bepaald gedrag bepalen.

  • Formaat van de opgeslagen informatie is uniek voor een bepaald systeem.

  • Complex geheugenprestaties hangen af van interactie tussen meerdere systemen.

 

Argumenten tegen de meervoudige systemen visie (multiple system view):

  • Systemen kunnen soms heterogeen en vaag zijn.

  • Er bestaat dissociatie tussen systemen.

  • Er is snelle toename van systemen.

  • Er is geen een op een verband tussen een taak en een geheugen systeem.

 

Argumenten voor de meervoudige systemen visie:

  • Verschillende subsystemen zijn er alleen in het geval van meervoudige dissociaties.

  • Bevestiging door patronen gevonden in neurologische patienten.

  • Brengt orde in de overvloed van geheugenfenomenen.

 

Neuroanatomie van het geheugen:

  • procedureel leren: basale ganglia, cerebellum, neocortex.

  • Conditionering: amygdala, cerebellum

  • Habituatie: reflex paden in het ruggenmerg

  • Semantisch geheugen: in de associatie cortex ( somatosensorische cortex, auditieve cortex, visuele cortex).

  • Episodisch geheugen: prefrontale cortex (doorzoeken van geheugen, bewuste retrieval), basale voorbrein (geheugen elementen verbinden)

  • Werkgeheugen: prefrontale cortex, posterior parietale cortex.

 

Rol van de hippocampus in het episodisch geheugen:

  • coderen en verweven van geheugensporen

  • mapping: verschillende componenten verbinden

  • consolidatie

 

 

College 2: Korte termijn- en werkgeheugen

 

Korte termijngeheugen:

  • van 1 tot 60 seconden

  • passief (herhaling) vs actief (manipulatie)

  • verschillende formaten: perceptueel, motorisch, cognitief

  • verbaal vs spatieel, auditief vs visueel

  • Capaciteit beperkt

  • Bewuste controle van informatie

 

Voordat iets in het korte termijngeheugen komt, gaat het eerst door het sensorisch register:

  • minder dan 1 seconde

  • verlenging van sensorische input voor een zeer korte tijd die in staat stelt om een selectie te maken van elementen.

  • Pre-categoriaal

  • De originele perceptuele kwaliteiten worden geheugen.

 

Een digitspan or andere reeks kan beter worden door chunking.

Chunking: item samenvoegen tot een betekenisvol deel (of chunk).

Chunking hangt af van de kennis in het lange termijngeheugen.

Hoe groter de chunk des te minder je chunks je kan onthouden.

 

Waarom komt niet alles van het korte termijngeheugen terecht in het lange termijngeheugen?

  • oppervlakkige herhaling zorgt niet voor succesvolle lange termijnopslag.

  • Diepe processering en aandacht zorgt voor opslag in het lange termijngeheugen.

  • Veel lange termijnopslag gebeurt zonder bewuste processering.

  • Recency en primacy effect

 

Werkgeheugen:

  • dynamischer dan korte termijn geheugen

  • herhaling is niet belangrijk, maar de cognitieve operatie die daarbij hoort.

  • Multi-componentieel

  • Tijdelijk activatie van informatie bedoeld voor het cognitieve proces dat momenteel bezig is.

 

Baddeley-Hitch model van werkgeheugen

 

Waarom een onderscheiding tussen visuospatieel en verbaal werkgeheugen?

  • de type informatie die moet worden vastgehouden is te verschillen om te worden verwerkt door een enkel systeem

  • Er bestaan neurologische en neuroimaging dissociaties

  • Er bestaan ‘selective interference’ effecten op taken die verschillende werkgeheugen componenten gebruiken.

 

College 3: Taal

 

Het episodische geheugen

Er wordt gedacht dat overdracht van het werkgeheugen en lange termijngeheugen vooral wordt gedaan door de ‘central executive’. Deze central executive geeft echter alleen een gedeeltelijke verklaring voor de overdracht. Tijdens de overdracht wordt gebruik gemaakt van de ‘episodische buffer’. Deze integreert verschillende soorten van informatie, belangrijk voor het lange termijngeheugen en het verwerken van abstracte woorden.

 

Functies van de episodische buffer:

  • Verschillende soorten informatie verbinden met elkaar.

  • De stimulus wat langer in het geheugen houden zodat het kan worden opgenomen in het lange termijngeheugen.

  • Bewustzijn

 

Critici hebben echter een aantal argumenten tegen het bestaan van de episodische buffer:

  • Hoe is het te scheiden van de central executive?

  • Het lijkt op een ‘doos’ die allerlei soorten hogere cognitieve processen uitvoert, maar er is geen echte verklaring.

 

Een voorbeeld van een taak die verschillende componenten van het werkgeheugen meet is de ‘box task’. Hierbij krijgt de participant een scherm te zien met dichte dozen, die hij één voor één moet ‘uitpakken’ door erop te klikken om een bepaald voorwerp te vinden (onderaan het scherm staat het voorwerp dat gevonden moet worden).
Hierbij kan er een within-search error ontstaan, als de participant terugkeert naar een doos waarin hij al heeft gezocht. Een between-search error ontstaat als de participant terugkeert naar een doos waar hij het vorige voorwerp heeft gevonden.

De Visuospatial sketchpad wordt in deze taak gebruikt om de ruimtelijke informatie beschikbaar te houden. De hersengebieden die hierbij horen zijn de rechter dorsolaterale prefrontale cortex en de posterior parietale cortex.
Om de ruimtelijke informatie langer vast te houden worden zowel de visuospatial sketchpad als de episodische buffer gebruikt. Het hersengebied dat hierbij is betrokken is de hippocampus.

Wat bepaalt het coderen van episodische informatie?

  • Niveau van verwerking
    Een dieper niveau van encoderen (=leren) verbetert het geheugen. Zo is aangetoond dat woorden leren beter gaat als men zich focust op de betekenis in plaats van het geluidspatroon.

  • Aandacht tijdens het leren (intentionele vs incidenteel leren)
    Hierbij heeft aandacht alleen zin als het diepere verwerking aanspoort.

  • Encoding specifiteit
    Encoding specifiteit principe: target items moeten worden gecodeerd in een bepaald verband met de cue, voordat de cue effectief is bij retrieval. Deze codering hangt af van een aantal invloeden zoals fysiologische staat, de omgeving, het humeur, inhoud van het leermateriaal.

  • Transfer geschikte verwerking
    Prestatie verbetert als er een match is tussen de encoding en retrieval operaties.
    Operaties kunnen conceptueel gedreven zijn: top down, komt vanuit de persoon zelf.
    Ze kunnen ook data gedreven zijn: bottum up, invloeden van buiten af.

Episodisch geheugen is het geheugen voor persoonlijke gebeurtenissen.
Het herinneren van een gebeurtenis vereist het herinneren van de originele context waarin de gebeurtenis plaatsvond.
Mental time travel is het fenomeen waarbij je je nieuwe situaties kan inbeelden.

Hoe werkt herkenning?
Dit wordt uitgelegd aan de hand van de signaal detectie theorie.
In vele situaties wordt een persoon geconfronteerd met perceptuele ‘ruis’, waartussen een signaal aanwezig is. De waarschijnlijkheid van het waarnemen van signalen hangt af van de gevoeligheid van het perceptuele systeem en de response bias (verwachtingen). Dit geldt ook voor geheugenbeslissingen.

Herkenning bestaat uit twee verschillende rapporteringen: herinneren en weten (remember and know). Deze worden gedreven door twee geheugenprocessen. Herinneren is een actief proces waarbij de persoon zich de situatie herinnert waarin het voorval of item zich heeft voorgedaan. Weten houdt in dat de persoon bekend is met het item, maar niet precies weet waarvan, dit is een automatisch proces.

Neurale basis van episodische geheugen:

  • Prefrontale cortex: geheugen doorzoeken, bewuste retrieval

  • Basale voorbrein: het verbinden van geheugenelementen

  • Diencephalon: diepe encodering en consolidatie

  • Hippocampus/mediale temporale kwab: binden, encoderen en consolidatie.

 

College 4: Kennis en betekenis: Over de werking van het semantische geheugen

 

Semantisch geheugen is de algemene kennis over de wereld, feiten, concepten, prototypes, schema’s en scripts.

 

Er zijn verschillende soorten semantische geheugen taken, zoals semantische verificatie (is een pinguïn een vogel?), semantische vergelijking (pyramids & palm trees test), etc.

 

Een concept is een mentale representatie van geassociseerde informatie die classificatie en onderlinge relaties mogelijk maakt.
Concepten worden gebruikt bij classificatie en abstractie, selectie, conceptuele combinaties, gevolgtrekkingen en betekenis aan woorden geven (mentale lexicon).

 

Hoe wordt conceptuele kennis gerepresenteerd?

Klassieke benadering: concepten zijn volledige gerepresenteerd door duidelijk onderscheidende kenmerken en regels.
De problemen hierbij zijn dat er vaak sprake is van vage concepten en
dat extremen binnen een bepaalde groep niet op elkaar hoeven te lijken. Er hoeft geen kenmerk te zijn dat wordt gedeeld door alle leden van de groep. Zo zijn sommige leden minder representatief voor de ‘prototype’ leden van de groep (zoals bijvoorbeeld een pinguïn minder een vogel is dan een roodborstje).

 

Prototype benadering: classificatie is gebaseerd op een bepaalde prototype of centrale trend.
De problemen hierbij zijn dat er vaak sprake is van heterogene concepten, en dat er variatie is in de context.

 

Exemplaar theorie: de categorie wordt gedefinieerd door een aantal concrete leden.
De problemen hierbij zijn dat de categorie zo heel uitgebreid wordt, er geen centrale informatie is en de context ook elke keer kan variëren.

 

Uitleg gebaseerde theorie: hierbij zijn de concepten allemaal losstaande micro-theorieën die een diepere, functionele relatie beschrijven tussen de leden.
De problemen hierbij zijn dat het heel specifiek en is, er weinig inperkingen zijn en het heel persoonlijk is.

 

Het hiërarchische model van Collins & Quilian (1969) neemt aan dat het semantisch geheugen is georganiseerd in series van hiërarchische netwerken. De problemen hierbij zijn dat de links in de netwerken niet altijd even sterk zijn, de hiërarchie niet altijd in stand houdt en de kenmerken soms op meerdere levels voorkomen en dus niet strak hiërarchisch zijn.

 

Schema’s zijn overkoepelende concepten die kennis bevatten over complexe series van evenementen/acitivteiten (scripts) of over complexe situaties/objecten (frames).

 

 

Kenmerken zouden moeten worden verbonden met de fysieke realiteit (en niet alleen worden gelinkt met andere symbolische units) : embodied cognition.

 

Embodied cognition: alle aspecten van cognitie, zoals ideeën, gedachten, concepten en categorieën worden gevormd door aspecten van het lichaam. Deze aspecten zijn het perceptuele systeem, de intuïtief die ten grondslag ligt aan het vermogen om te bewegen, activiteiten en interacties met onze omgeving en het begrip van de wereld.

 

Het verwerken van woorden activeert niet alleen de lexicale gebieden maar ook de sensorimotorische en ruimtelijke gebieden, wat direct in verband staat met de betekenis van de woorden in de fysieke wereld.

 

Waar zit semantisch geheugen in het brein?

 

Stoornissen van het semantisch geheugen geven hierbij inzicht.
Bijvoorbeeld dissociatie tussen concrete en abstracte categorieën (wel een abstract begrip kunnen uitleggen, maar niet een concreet begriip), dissociatie tussen levende en niet-levende items (wel een niet-levend item kunnen benoemen, maar niet een leven item). Of dissociatie tussen verbale en beeldende toegang tot conceptuele kennis (Pas kunnen aangeven wat een item is, als daar een afbeelding van wordt laten zien).
 

 

College 5: Het falende geheugen: het hoe en waarom van het vergeten

Woensdag 4 december

 

Sommige mensen hebben een uitzonderlijk goed geheugen, als je niks kan vergeten heb je het hyperthymestic syndrome.

 

Een fenomeen dat gebruikt kan worden om bepaalde informatie vast te houden heet synesthesie.
Dit houdt in dat er ongewone connecties zijn tussen modaliteiten zoals kleuren en letters (iemand ziet letters in een bepaalde kleur of geur).

Vergeten kan nuttig zijn:

  • Het geheugen is selectief: onbelangrijke informatie wordt vergeten.

  • Het geheugen wordt geüpdatet, nieuwe informatie overschrijft oude informatie.

  • Het geheugen ondersteunt een positief zelf-schema door relatief meer negatieve dan

  • positieve dingen te vergeten (we zijn de som van ons geheugen, dus het is belangrijk dat we veel positieve herinneringen hebben).

 

Flashbulb memories (herinneringen voor onverwachte, emotioneel geladen gebeurtenissen) zijn levendig maar niet altijd accuraat, ze zijn gevoelig voor vervorming door de jaren heen.

Ook in klassieke conditionering komt vergeten voor, dit heet ‘extinctie’, waarbij een geconditioneerde stimulus langzaamaan geen geconditioneerde respons meer uitlokt.

Vergeten in het declaratief geheugen kan op verschillende stadia plaats vinden:

  • Tijdens de codering, door onvoldoende diepgang van codering, onvoldoende herhaling of onvoldoende aandacht.

  • Tijdens de consolidatie en opslag, door een verstoorde slaap, door interveniërende gebeurtenissen (of zelfs door het ophalen van de gebeurtenis zelf*) of verval van het geheugen.

  • Tijdens de retrieval (ophalen van herinneringen), door onvoldoende moeite bij het zoeken naar de herinneringen of door afwezigheid van cues of context informatie.

 

  • Retrieval induced forgetting: het herinneren van items in een categorie bemoeilijkt het herinneren van items in dezelfde categorie. Dit gebeurt omdat succesvol herinnerde informatie versterkt wordt omdat het belangrijk kan zijn in relatie tot concurrerende informatie. Een verschijnsel dat hierop lijkt heet part-set cueing. Het verschil met het voorgaande is echter dat bij part-set cueing de blokkerende items van buitenaf worden aangeboden en bij retrieval induced forgetting genereer je zelf de blokkade.

Hoe beïnvloedt interference (storing/inmenging van blokkerende items) onze geheugenprestatie?

  • Bij retroactieve interference is er moeite met het ophalen van oude informatie door nieuwere, concurrerende geheugensporen.

  • Bij proactieve interference is er moeite met het ophalen van nieuwe informatie door oudere concurrerende herinneringen.

  • Bij negatieve transfer is er moeite met het leren van nieuwe informatie door oudere concurrerende herinneringen.

  • Bij associatieve interference is het zo dat hoe meer je weet over een item des te moeilijker het wordt om individuele kenmerken over dat item te identificeren.

 

Vergeten kan ook een gevolg zijn van repressie van herinneringen. Dit kan in het ergste geval leiden tot complete dissociatie.

 

Voordat er een dissociatieve identiteitsstoornis (DIS) kan worden gediagnosticeerd moeten er in ieder geval twee of meer identiteiten of persoonlijkheidstoestanden bestaan binnen een persoon, in ieder geval twee van deze identiteiten moeten het gedrag besturen en er mag geen geschiedenis zijn van een neurale, fysiologisch of middelenmisbruik stoornis.

Voor het ontstaan van DIS zijn twee modellen.

  • Het posttraumatisch model zegt dat deze stoornis ontstaat als vorm van een coping mechanisme dat probeert om te gaan met traumatisch ervaringen. Dit zou leiden tot fragmentatie van alle soorten geheugen.

  • Het sociocognitieve model zegt dat emotioneel instabiele mensen beginnen met uitgebreide ‘rollenspellen’ en dat deze rollenspellen in stand worden gehouden door sociale versterking.

 

College 6: Prospectief geheugen & veroudering van geheugenvermogens

Vrijdag 6 december

 

Het falende geheugen bestaat niet alleen uit het vergeten, maar ook uit het verkeerde herinneren:

  • Het creëren van valse herinneringen

  • Source monitoring errors: Fouten in het proces van bedenken wat de context was van de herinnering zodat kan worden bepaald van welke bron de herinnering afstamt.

 

Waarom zouden we überhaupt onze gedachten, fantasieën en verbeeldingen opslaan in ons geheugen? Ze kunnen ons inzicht geven in de toekomst en ons helpen bijhouden wat onze intenties en acties zijn voor in de toekomst (prospectief geheugen).

 

Prospectief geheugen: het herinneren om bepaalde acties uit te voeren in de toekomst in de afwezigheid van een expliciete reminder:

  • Het besluiten wat de actie is die je moet ondernemen, wat de gepaste omstandigheden zijn (met behulp van opgeslagen informatie hierover).

  • Continue of periodieke monitoring van tijd of omstandigheden om te controleren of de bedoelde actie moet worden uitgevoerd.

  • Daadwerkelijk uitvoeren van de actie.

 

Prospectief geheugen is cruciaal voor het functioneren en ons gedrag in het dagelijks leven:

  • Planning

  • Sociale interactie en de bijbehorende consequenties

  • Veel prospectieve acties gedurende de dag

  • Het leren van nieuwe routines en het veranderen van oude routines.

 

Om te herinneren wat je moet doen vergt een ‘ interne organizer’ (het correcte moment van retrieval is essentieel).

Het prospectief geheugen bestaan uit een retrospectief deel (wat te doen en onder welke condities) en een central executive (het monitoren van de externe omgeving en interne condities voor de retrieval y cue)

 

PAM- Preparatory Attentional and Memory Processes Theory is een van de meest invloedrijke theorieën die probeert te verklaren welke processsen ten grondslag liggen van het prospectief geheugen. Deze theorie gaat er vanuit dat er altijd twee soorten processen betrokken zijn:

  • Een monitoring proces die start wanneer een individu de intentie vormt om een actie uit te voeren en eindigt als de actie is uitgevoerd (aandacht speelt een belangrijke rol). Deze is nodig zodat we de goede actie uitvoeren wanneer de goede gelegenheid zich voordoet.

  • Geheugen processen, deze zijn belangrijk in het herinneren wat we moeten doen in de toekomst.

 

De PAM-theorie kan echter niet verklaren waarom er automatisch ‘pop-ups’ zijn van prospectieve acties. De multiproces theorie zegt dat er behalve aandacht ook andere cognitieve operaties een rol kunnen spelen in prospectief geheugen.

Er zijn twee types prospectief geheugen:

  • Time based : tijd is een cue die aangeeft wanneer een bepaalde actie moet worden uitgevoerd (aan de hand van de tijd van de dag, tijd van de week/maand, interne klok etc)

  • Event based : een bepaalde gebeurtenis vormt een cue die aangeeft wanneer een bepaalde actie moet worden uitgevoerd.

 

Hoe kan je prospectief geheugen onderzoeken?

Een taak of activiteit afnemen die een tijd duurt. Deze taak/activiteit moet worden onderbroken door een prospectieve actie. Daarbij zijn er regels voor wanneer je mag onderbreken. De prospectieve acties worden herhaald zodat er een gegradeerde respons ontstaat.

 

Hoe veranderen geheugensystemen met de leeftijd?

  • Perceptual representation system: respons op priming taken verslechteren matig, identificatie taken verslechteren niet. Ouderen lijden soms aan perceptuele tekortkomingen (zicht, gehoor), zodat sommige perceptueel gedreven geheugen skills achteruit kunnen gaan.

  • Motor skills/procedureel geheugen: de snelheid van perceptie en beweging gaan achteruit  langzamer leren op time-based taken.

  • Werkgeheugen: gaat matig achteruit, het effect van achteruitgang is groter wanneer snelheid of episodisch geheugen een rol speelt bij de taken.

  • Semantisch geheugen: gaat niet achteruit met de leeftijd, in sommige gebieden verbetert het zelfs (woordenschat, historische feiten). De snelheid van de toegang tot de kennis gaat wel achteruit.

  • Episodisch geheugen: gaat achteruit met de leeftijd
    (bijv. recall en recollection testen, verbale en visuele testen)
    Deze achteruitgang hangt af van de verwerkingscapaciteit van de persoon en de omgevings support die gegeven worden tijdens de retrieval (cues). Remembering gaat vaak achteruit (het herkennen van gebeurtenissen en de context kunnen ophalen) terwijl knowing (het herkennen zonder de context te weten) gespaard blijft.

  • Prospectief geheugen: in tegenstelling tot laboratorium situaties, hebben ouderen in het echte leven vaak een beter prospectief geheugen. Dit komt omdat ouderen de beperkingen van hun geheugen kennen en vaker gebruik maken van strategieën om te onthouden. Daarnaast leiden ouderen vaak een geordend en gestructureerd leven.

 

College 7: Het falende geheugen: het hoe en waarom van het vergeten

Woensdag 4 december

Sommige mensen hebben een uitzonderlijk goed geheugen, als je niks kan vergeten heb je het hyperthymestic syndrome.

Een fenomeen dat gebruikt kan worden om bepaalde informatie vast te houden heet synesthesie.
Dit houdt in dat er ongewone connecties zijn tussen modaliteiten zoals kleuren en letters (iemand ziet letters in een bepaalde kleur of geur).

Vergeten kan nuttig zijn:

  • Het geheugen is selectief: onbelangrijke informatie wordt vergeten.

  • Het geheugen wordt geüpdatet, nieuwe informatie overschrijft oude informatie.

  • Het geheugen ondersteunt een positief zelf-schema door relatief meer negatieve dan

  • positieve dingen te vergeten (we zijn de som van ons geheugen, dus het is belangrijk dat we veel positieve herinneringen hebben).

Flashbulb memories (herinneringen voor onverwachte, emotioneel geladen gebeurtenissen) zijn levendig maar niet altijd accuraat, ze zijn gevoelig voor vervorming door de jaren heen.

Ook in klassieke conditionering komt vergeten voor, dit heet ‘extinctie’, waarbij een geconditioneerde stimulus langzaamaan geen geconditioneerde respons meer uitlokt.

Vergeten in het declaratief geheugen kan op verschillende stadia plaats vinden:

  • Tijdens de codering, door onvoldoende diepgang van codering, onvoldoende herhaling of onvoldoende aandacht.

  • Tijdens de consolidatie en opslag, door een verstoorde slaap, door interveniërende gebeurtenissen (of zelfs door het ophalen van de gebeurtenis zelf*) of verval van het geheugen.

  • Tijdens de retrieval (ophalen van herinneringen), door onvoldoende moeite bij het zoeken naar de herinneringen of door afwezigheid van cues of context informatie.

 

  • * Retrieval induced forgetting: het herinneren van items in een categorie bemoeilijkt het herinneren van items in dezelfde categorie. Dit gebeurt omdat succesvol herinnerde informatie versterkt wordt omdat het belangrijk kan zijn in relatie tot concurrerende informatie. Een verschijnsel dat hierop lijkt heet part-set cueing. Het verschil met het voorgaande is echter dat bij part-set cueing de blokkerende items van buitenaf worden aangeboden en bij retrieval induced forgetting genereer je zelf de blokkade.

Hoe beïnvloedt interference (storing/inmenging van blokkerende items) onze geheugenprestatie?

  • Bij retroactieve interference is er moeite met het ophalen van oude informatie door nieuwere, concurrerende geheugensporen.

  • Bij proactieve interference is er moeite met het ophalen van nieuwe informatie door oudere concurrerende herinneringen.

  • Bij negatieve transfer is er moeite met het leren van nieuwe informatie door oudere concurrerende herinneringen.

  • Bij associatieve interference is het zo dat hoe meer je weet over een item des te moeilijker het wordt om individuele kenmerken over dat item te identificeren.

Vergeten kan ook een gevolg zijn van repressie van herinneringen. Dit kan in het ergste geval leiden tot complete dissociatie.

Voordat er een dissociatieve identiteitsstoornis (DIS) kan worden gediagnosticeerd moeten er in ieder geval twee of meer identiteiten of persoonlijkheidstoestanden bestaan binnen een persoon, in ieder geval twee van deze identiteiten moeten het gedrag besturen en er mag geen geschiedenis zijn van een neurale, fysiologisch of middelenmisbruik stoornis.

Voor het ontstaan van DIS zijn twee modellen.

  • Het posttraumatisch model zegt dat deze stoornis ontstaat als vorm van een coping mechanisme dat probeert om te gaan met traumatisch ervaringen. Dit zou leiden tot fragmentatie van alle soorten geheugen.

  • Het sociocognitieve model zegt dat emotioneel instabiele mensen beginnen met uitgebreide ‘rollenspellen’ en dat deze rollenspellen in stand worden gehouden door sociale versterking.

 

Prospectief geheugen & veroudering van geheugenvermogens
Vrijdag 6 december

Het falende geheugen bestaat niet alleen uit het vergeten, maar ook uit het verkeerde herinneren:

  • Het creëren van valse herinneringen

  • Source monitoring errors: Fouten in het proces van bedenken wat de context was van de herinnering zodat kan worden bepaald van welke bron de herinnering afstamt.

Waarom zouden we überhaupt onze gedachten, fantasieën en verbeeldingen opslaan in ons geheugen? Ze kunnen ons inzicht geven in de toekomst en ons helpen bijhouden wat onze intenties en acties zijn voor in de toekomst (prospectief geheugen).

Prospectief geheugen: het herinneren om bepaalde acties uit te voeren in de toekomst in de afwezigheid van een expliciete reminder:

  • Het besluiten wat de actie is die je moet ondernemen, wat de gepaste omstandigheden zijn (met behulp van opgeslagen informatie hierover).

  • Continue of periodieke monitoring van tijd of omstandigheden om te controleren of de bedoelde actie moet worden uitgevoerd.

  • Daadwerkelijk uitvoeren van de actie.

Prospectief geheugen is cruciaal voor het functioneren en ons gedrag in het dagelijks leven:

  • Planning

  • Sociale interactie en de bijbehorende consequenties

  • Veel prospectieve acties gedurende de dag

  • Het leren van nieuwe routines en het veranderen van oude routines.

Om te herinneren wat je moet doen vergt een ‘ interne organizer’ (het correcte moment van retrieval is essentieel).

Het prospectief geheugen bestaan uit een retrospectief deel (wat te doen en onder welke condities) en een central executive (het monitoren van de externe omgeving en interne condities voor de retrieval y cue)

PAM- Preparatory Attentional and Memory Processes Theory is een van de meest invloedrijke theorieën die probeert te verklaren welke processsen ten grondslag liggen van het prospectief geheugen. Deze theorie gaat er vanuit dat er altijd twee soorten processen betrokken zijn:

  • Een monitoring proces die start wanneer een individu de intentie vormt om een actie uit te voeren en eindigt als de actie is uitgevoerd (aandacht speelt een belangrijke rol). Deze is nodig zodat we de goede actie uitvoeren wanneer de goede gelegenheid zich voordoet.

  • Geheugen processen, deze zijn belangrijk in het herinneren wat we moeten doen in de toekomst.

De PAM-theorie kan echter niet verklaren waarom er automatisch ‘pop-ups’ zijn van prospectieve acties. De multiproces theorie zegt dat er behalve aandacht ook andere cognitieve operaties een rol kunnen spelen in prospectief geheugen.

Er zijn twee types prospectief geheugen:

  • Time based : tijd is een cue die aangeeft wanneer een bepaalde actie moet worden uitgevoerd (aan de hand van de tijd van de dag, tijd van de week/maand, interne klok etc)

  • Event based : een bepaalde gebeurtenis vormt een cue die aangeeft wanneer een bepaalde actie moet worden uitgevoerd.

Hoe kan je prospectief geheugen onderzoeken?

Een taak of activiteit afnemen die een tijd duurt. Deze taak/activiteit moet worden onderbroken door een prospectieve actie. Daarbij zijn er regels voor wanneer je mag onderbreken. De prospectieve acties worden herhaald zodat er een gegradeerde respons ontstaat.

Hoe veranderen geheugensystemen met de leeftijd?

  • Perceptual representation system: respons op priming taken verslechteren matig, identificatie taken verslechteren niet. Ouderen lijden soms aan perceptuele tekortkomingen (zicht, gehoor), zodat sommige perceptueel gedreven geheugen skills achteruit kunnen gaan.

  • Motor skills/procedureel geheugen: de snelheid van perceptie en beweging gaan achteruit  langzamer leren op time-based taken.

  • Werkgeheugen: gaat matig achteruit, het effect van achteruitgang is groter wanneer snelheid of episodisch geheugen een rol speelt bij de taken.

  • Semantisch geheugen: gaat niet achteruit met de leeftijd, in sommige gebieden verbetert het zelfs (woordenschat, historische feiten). De snelheid van de toegang tot de kennis gaat wel achteruit.

  • Episodisch geheugen: gaat achteruit met de leeftijd
    (bijv. recall en recollection testen, verbale en visuele testen)
    Deze achteruitgang hangt af van de verwerkingscapaciteit van de persoon en de omgevings support die gegeven worden tijdens de retrieval (cues). Remembering gaat vaak achteruit (het herkennen van gebeurtenissen en de context kunnen ophalen) terwijl knowing (het herkennen zonder de context te weten) gespaard blijft.

  • Prospectief geheugen: in tegenstelling tot laboratorium situaties, hebben ouderen in het echte leven vaak een beter prospectief geheugen. Dit komt omdat ouderen de beperkingen van hun geheugen kennen en vaker gebruik maken van strategieën om te onthouden. Daarnaast leiden ouderen vaak een geordend en gestructureerd leven.

College 8: Taal en taalvermogen: wat is taal?

 

Er zijn twee hoofdopvattingen over wat taal is:

David Crystal zegt: ‘the systematic, conventional use of sounds, signs, or written symbols for communication and self-expression.’
Deze opvatting is meer algemeen en communicatie als doel staat centraal.

 

Noam Chomsky zegt: ‘a set (finite or infinte) of sentences each finite in length and constructed out of a finite set of elements.’
Deze opvatting is meer formeel en de opbouw van zinnen in de taal staat centraal.

 

Taalwetenschappelijke theorieën pogen de feiten te beschrijven, dit heet descriptive adequacy: welke taaluitingen komen voor en welke niet?
Taalwetenschappelijke theorieën proberen ook de feiten uit te leggen, dit heet explanatory adequacy: welke uitleg past het best bij de geobserveerde feiten?

 

Deze theorieën zijn geïnteresseerd in descriptieve grammatica: beschrijving van taal die geen oordeel velt over wat goed of slecht taalgebruik is (t.o.v. prescriptieve grammatica dat tot doel heeft om correct taalgebruik te stimuleren).

 

Het menselijk taalsysteem bestaat uit vier kernonderdelen:

  • Fonologie (uitspraak)

  • Morfologie (woordstructuur en woordvorming)

  • Syntaxis (zinstructuur)

  • Semantiek (betekenis van woorden)

 

Deze kernonderdelen zijn in elke taal terug te vinden.

Andere kenmerken van de menselijke taal:

  • Interchangeability: de taalgebruiker kan zowel spreker als luisteraar zijn

  • Feedback: taalgebruiker kan eigen producties waarnemen en analyseren

  • Specialisation: geluiden zijn bedoeld voor communicatie

  • Arbitrariness: er is geen relatie tussen de vorm van het woord en de betekenis ( als dit wel zo is, heet dit een onomatopee, dan klinkt het woord als datgene wat het beschrijft).

  • Discreteness: Er zijn verschillende taaleenheden en een hiërarchie in eenheden die ingezet worden.

  • Displacement: verwijzing buiten het hier-en-nu is mogelijk

  • Productivity: er is de mogelijkheid tot het creëren van nieuwe boodschappen.

  • Duality of patterning: betekenisloze eenheden worden samengevoegd tot eenheden met betekenis.

  • Tradition: taal wordt geleerd door overdraging van persoon op persoon.

  • Prevarication: Er is een mogelijkheid tot liegen.

  • Learnability: Taal kan geleerd worden door een ander.

  • Reflexiveness: Er is een mogelijk tot communicatie over communicatie (reflectie over taal).

 

Dieren kunnen wel degelijk communiceren, bijvoorbeeld door middel van geluiden, liederen of bewegingen.
Primaten kunnen echter niet praten zoals de mens, de reden hiervoor ligt in de anatomie van het spraakapparaat: de larynx is niet verzakt bij primaten (overigens ook niet bij menselijke baby’s). Het voordeel hiervan is dat verslikking niet mogelijk is.

 

Sommige dieren, zoals papegaaien en zeeleeuwen lijken te kunnen praten, maar spraak is niet hetzelfde als taal.

 

Uit onderzoek is gebleken dat chimpansees woorden of gebaren kunnen leren , maar geen grammatica kunnen aanleren.

 

Er zijn een aantal problemen bij dierenstudies:

  • Het Clever Hans effect (Clever Hans was een paard dat sommen kon oplossen door met z’n been op de grond te stappen, het bleek dat het paard niet echt kon rekenen maar dat het reageerde op de reactie van de onderzoeker).

  • Neiging to anthropomorfiseren, dat wil zeggen, bepaalde uitingen bij dieren meer betekenis geven dan ze eigenlijk hebben (‘vermenselijken’)

  • De onderzoeken zijn vaak duur, daarom is het gunstig als er positieve resultaten uit een onderzoek komen.

 

De meeste wetenschappers vinden de Darwiniaanse evolutietheorie belangrijk, daarom is het interessant om te kijken of mensapen taal hebben of kunnen leren.

Volgens deze theorie zouden we taal moeten kunnen vinden in soorten die nauw aan ons verwant zijn. Het is echter niet zo dat we afstammen van chimpansees, we delen een gemeenschappelijke voorouder met ze. Dus als we geen taal vinden in chimpansees, betekent dat niet dat taal tegen de evolutietheorie in gaat.

 

Taalverwerving: Hoe leren we taal?

 

De primaire taalverwerving voltrekt zich ongeveer tussen de 0 en 5 jaar, dit gebeurt ongestuurd en moeiteloos. Noodzakelijke voorwaarden hiervoor zijn: normale communicatie tussen kind en sprekers van een natuurlijke taal, intacte zintuigen en minimaal zo’n 20 uur input in de week.

 

Globale stadia: 0-12 maanden

  • 12-18 maanden: start woordproductie

  • 18-24 maanden: twee woords zinnetjes, vocabulaire spurt.

Globale stadia: 2-3 jaar

  • kan meeste gesprekken volgen

  • overgeneralisatie: bij een geleerd begreep een overmatige toepassing op andere dingen die daarop lijken.

  • Vanaf 24 maanden: telegramstijl

  • Uitgebreide boodschappen bestaande uit inhoudswoorden, maar dan zonder grammatica.

Globale stadia: 3-5 jaar

  • taalsysteem is ruwweg klaar

  • uitbreiding woordenschat

  • groei van vertel- en gespreksvaardigheid

Bijzondere kenmerken van moedertaalverwerving:

  • Uniform verloop: kinderen doorlopen dezelfde taalverwervingsstadia (zolang er een minimum aan input wordt gehoord) :
    Holofrase -> twee-woord fase -> telegramstijl
    Er is wel een verschil in leertempo en duur van elk stadium, maar uiteindelijk komen kinderen op hetzelfde taalniveau wat betreft grammatica.
     

  • Zeer vroege specifieke gevoeligheid voor eigenschappen van spraak die structurele kenmerken van de taal reflecteren.
    pasgeborenen kunnen hun eigen taal onderscheiden van een vreemde taal aan de hand van het ritme.
    Tot 6/7 maanden kunnen kinderen klank-distincties onderscheiden die in de moedertaal niet relevant zijn (bijvoorbeeld het verschil tussen de r en l in het Japans).
    Na 9 maanden kunnen ze onderscheiden welke lettergrepen voorkomen in de moedertaal.
    Na 11 maanden is er alleen een onderscheid van relevante klank-distincties (l en r zijn niet meer te onderscheiden voor Japanse kinderen).
    Bovenstaande verschijnselen worden gemeten door gestructureerde ouderrapportage of experimenten (bijvoorbeeld de High Amplitude Sucking Paradigm)
     

  • Bestaan van kritieke periode (vooral voor de grammatica). Taal moet binnen een bepaalde tijd vanaf de geboorte geleerd worden om taalverwerving op moedertaalniveau mogelijk te maken. Bewijs hiervoor is
    de tweede taalverwerving (het leren van een tweede taal na de puberteit kan bijna nooit op moedertaalniveau),
    doofheid (mate van taalachterstand is afhankelijk van de leeftijd waarop doofheid ontdekt wordt en gebarentaal aangeboden kan worden) en
    taaldeprivatie, een bekend voorbeeld hiervan is Genie, een meisje dat 13 jaar lang in een kleine kamer werd gehouden en geen communicatie had met haar familie. Nadat ze werd ontdekt werd geprobeerd taal aan te leren. De vocabulaire opbouw ging goed, maar de intonatie en grammatica bleven problematisch.

 

Tweede taalverwerving, doven en taaldeprivatie ondersteunen niet geheel de kritieke periode hypothese:

- Bij taaldeprivatie zijn andere aspecten van ontwikkeling (sociaal, cognitief) ook niet normaal verlopen.

  • Tweede taal en doven: de leeftijd van verwerving heeft invloed op de duur van de taalinput (hoe later je een taal leert, hoe minder je eraan blootgesteld bent).

  • Tweede taal: manier waarop eerste of tweede taal wordt geleerd is zeer verschillend.

 

In taalverwerving zijn er twee theorieën die tegenover elkaar staan:
Nativisme (kinderen leren taal net zoals ze andere cognitieve vaardigheden leren, taalverwerving is afhankelijk van algemene intelligentie)
Empirisme (kinderen leren taal via een aangeboren en soortspecifiek taalorgaan)

 

Is er een dubbele dissociatie tussen taal en intelligentie? Dat wil zeggen, als er een taalgebrek is in taal, betekent dat automatisch dat er ook een taalgebrek is in intelligentie en andersom?

 

Er zijn mensen zonder taal maar met een normale algemene intelligent, zoals afasie patienten.
Er zijn ook mensen met taal maar met een abnormale algemene intelligentie, zoals mensen met Williams syndroom.

Taal en algemene intelligentie gaan dus niet altijd samen.

Maar: afasie patiënten hebben wel ooit taal ontwikkeld en Williams syndroom patiënten hebben alleen relatief gespaarde taal. Dus misschien gebruiken kinderen normaal gesproken algemene vaardigheden (bijvoorbeeld imitatie) om taal te leren.

Maar imitatie als leerproces is onwaarschijnlijk aangezien er overregularisatie in grammatica bestaat bij kinderen (val-valde; geven;gegeefd).

 

Hoe leren kinderen dan taal?
Chomsky’s antwoord: mensen worden geboren met een taalorgaan met een blauwdruk voor alle mogelijk talen (universele grammatica). Naast universele grammatica bevat het taalorgaan ook een speciaal onderdeel om taal te leren.

 

 

 

 

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Vintage Supporter
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.