
Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
H1: Voorvaderen van het westen
10.000-5.000 b.c.
De Neolithische Revolutie vond plaats tussen 10.000-5000 v. Chr. Rond 13.000 v. Chr. bestonden er al sedentaire samenlevingen en de mens specialiseerde zich in wilde planten en dieren. Het verzamelen van voedsel bleef namelijk complex en het vlees van gevangen dieren zouden meer mensen kunnen voeden. Vervolgens werden dieren en gewassen gedomesticeerd.
De eerste landbouw ontstond in de vruchtbare halve maan en de Nijldelta. Landbouw bracht welvaart, maar ook ziekten en vergrootte het aantal oorlogen. De bevolking groeide snel doordat er meer voedsel was.
Tussen 4500 en 2500 v. Chr. werd koper in gebruik genomen. Daarnaast ging de mens stenen tombes en monumenten maken om een goed seizoen te stimuleren (bv. Stonehenge).
3500-3000 b.c.
In deze periode ontstonden in Mesopotamië en Egypte de eerste steden. Door de bevolkingsgroei kwam er een sterke regering. Steden kregen meer controle over natuur en technologie en konden handelen over grote afstanden. Door de bevolkingsgroei kwam er een gelaagde samenleving met een elite die zich kon ontwikkelen in kunst en het schrift. Boeren moesten harder werken, betere technieken werden ontwikkelt en er werd meer land gebruikt.
Tussen 3500 en 3100 v. Chr. ontstond het schrift in Mesopotamië. Kleien of stenen tabletten werden gebruikt om de administratie bij te houden. Vanaf daar ging men tekens maken op een kleitablet met riet: schrijven. Afbeeldingen werden gebruikt om bepaalde objecten te representeren. Daarna veranderden de afbeeldingen in abstracte symbolen (ideogrammen). Symbolen waren nu een idee of een object. Eerst werd het schrift alleen voor administratie gebruikt, maar later werden ook offers aan de Goden geregistreerd. Het schrift is een versneller voor verandering.
Het schrift in Egypte ontstond los van het schrift in Mesopotamië tussen 3300 en 3100 v. Chr. om administratie bij te houden. Dit schrift bestond uit vroege hiërogliefen.
Tussen de rivieren tot 1600 b.c.
Na 3000 v. Chr. bloeide Mesopotamië. Regering, recht, samenwerking en conflict tussen verschillende etnische groepen en relaties tussen klassen en geslacht ontwikkelden zich. Er ontstond een irrigatie- en rioleringssysteem door het gebruik van kanalen, dijken of dammen. De vloed werd beheerst en er werd meer vruchtbaar land gecreëerd. Er werd ook meer brons gebruikt om steen te vervangen als materiaal voor alledaags gebruik.
Stadstaten van Soemerië
De Soemeriërs waren de dominante bewoners van Mesopotamië. Dit volk kwam rond 3200 v. Chr. op. In de Uruk periode (ca. 3800-3200 v. Chr.) kreeg de Mesopotamische samenleving haar vorm. De Soemeriërs vonden toen het wiel en de ploeg uit, legden boomgaarden aan en verfijnden het metaalgietproces. In deze periode werd de samenleving complexer, kreeg de regering meer macht en werd oorlog op grote schaal gevoerd.
De periode daarna wordt de vroeg-dynastieke periode genoemd (2800-2350 v. Chr.). De eerste koninklijke dynastieën (families) kwamen op. Stadstaten maakten deel uit van een netwerk van ongeveer 30 stadstaten. Overeenkomsten waren de cultuur, kunst, wetenschap en religie. Elke stad had minstens één tempel. De stadstaten werkten samen en hadden soms een conflict.
De gewone mens had beperkte vrijheid. Zelfs als ze land in bezit hadden, moesten de boeren vaak gedwongen werken voor de staat als een vorm van belasting. Er was ook een grote groep semi-vrije mensen die op het land van anderen werkten. Daarnaast was er een relatief kleine groep slaven. Gevluchte slaven konden namelijk niet gepakt worden i.v.m. een slecht politiesysteem.
Rond 2800 lag de politieke macht vooral bij de Raad van Ouderen. Rond 2700 v. Chr. verschoof de politieke macht naar koning of koningin. Oorlog tussen stadstaten was nu orde van de dag en er was een sterke hand nodig. De heerser sponsorde irrigatiewerk, verhoogden stadsmuren, restaureerden tempels en bouwden paleizen. Ook was de monarch een krijger. De Soemerische koningen hadden daarnaast als taak de rechtvaardigheid te promoten.
Uru-inim-gina (rond 2400 v. Chr., Lagash) was één van de eersten in de geschiedenis die recht en samenleving hervormde. Hij probeerde bureaucratie te leiden, het bezit van onderdanige mensen te beschermen en tempels te bewaken. Daarnaast zette hij een loon- en prijscontrole op.
Veroveren en de assimilatie, 2350-1900 b.c.
Arme bewoners uit de bergen vielen steden aan. Sargon was de meest succesvolle aanvaller. Hij kwam van niets en kreeg uiteindelijk een positie onder de koning van de stad Kish. Daarna stichtte hij zijn eigen stad, Akkad (ook wel Agade), de stad van de Akkadiërs. Sargon veroverde heel Mesopotamië met één van de eerste, professionele legers in de geschiedenis.
Assimilatie was voor de Akkadiërs belangrijk. Zij deden veel concessies aan de Soemerische cultuur. Het werd dus een mengcultuur.
Rond 2200 v. Chr. werd het grote rijk gesplitst door opvolgers. Indringers uit het westen beheersten de koninkrijken nu. Daarna kwamen de Soemeriërs weer aan de macht. Rond 2000 v. Chr. ontstond er een nieuw koninkrijk: het rijk van de Amorieten.
Codex Hammurabi
Hammurabi was de koning van het Amoritische rijk. Zijn code was een collectie van misdaden en de gruwelijke straffen die erbij hoorden. Het was puur een praktische manier van omgaan met dit soort dingen, maar toch was deze code zeer invloedrijk en werd deze later nog veel gekopieerd. Kinderen konden voor de daden van hun ouders gestraft worden en je kon zelfs schuldslaaf worden. Verder was het vooral oog om oog, tand om tand. De straffen voor vrije mensen waren minder hard dan de straffen voor slaven, wat duidt op een ongelijkheid op basis van stand.
Religie
De Soemeriërs waren polytheïstisch (meergodendom). De goden waren menselijk in verschijning, maar wel onsterfelijk en oppermachtig. De goden kwamen voort uit de kracht van de natuur (bv. God van de lucht of de maan).
Elke Mesopotamische stad had een tempeltoren, de ziggoerat. De tempel was terrasvorming en zou de mensen met de Goden verbinden. De goden spraken mysterieus en de bevolking probeerde dit te vertalen met behulp van dromen, ingewanden van geofferde dieren en aan de hand van de sterren. Eerst werd er alleen een donker hiernamaals verwacht, de Netherworld. In het 3e millennium v. Chr. begon de elite hun doden te begraven met kostbaarheden voor het volgende leven. Dit is dus een verandering in de benadering van de dood. Dit kan wijzen op invloed van de Egyptenaren.
Kunst en wetenschap
In Mesopotamië waren epische gedichten belangrijk. Een voorbeeld is het gedicht van Gilgamesh (ca. 2500). Daarnaast was wijsheidsliteratuur van betekenis.
Het spijkerschrift verspreidde naar Anatolië en de Levant, nu Syrië, Libanon, Israël, Palestina en Jordanië.
Tussen 2500 en 2300 waren er ontwikkelingen in wiskunde, astronomie, geneeskunde (gebruik van planten, operaties en zwangerschapstests) en bouwkunde. Het decimale systeem werd ingevoerd en er werd een systeem gebruikt voor getallen van zestig, wat wij nu nog gebruiken voor tijd.
Afbeeldingen:
Male and Female Statuettes = Mesopotamië, vroege-dynastieke Periode. Grote ogen kijken naar de hemel. Laten zien dat de vroege samenlevingen religieus, artistiek, literair, gestructureerd bij rang en status, gefascineerd door de relaties tussen man en vrouw waren
The Maltese Female = de slapende vrouw, terracotta, waarschijnlijk een priester of een God. Grote rondering stralen vruchtbaarheid of wedergeboorte uit.
Akkadisch Brons = streng gezicht, verzorgd uiterlijk en ambachtswerk. Het beeld is op ware grootte.
Begrippen
Hominids/mensachtigen | Van het geslacht hominidae is de moderne mens, de homo sapiens sapiens, het enige soort dat nog leeft. De moderne mens ontstond 89.000 jaar geleden, maar het geslacht is veel ouder. |
Neolithische Revolutie | Tussen 10.000 en 5000 v. Chr. ontstond de landbouw. Men ging gewassen zelf verbouwen en dieren domesticeren. |
Cuneiform/spijkerschrift | Eén van de eerste schrijfsystemen in Mesopotamië dat ontstond tussen 3500 en 3100 in Mesopotamië. Het bestond uit wigvormige impressies in klei. Cuneiform komt van het Latijnse woord voor wigvormig. |
Papyrus | Papierachtig materiaal dat door de Egyptenaren, Grieken en Romeinen werd gebruikt om op te schrijven. Het werd vooral in Egypte gemaakt van de papyrusplant. Dit materiaal was duurzaam, flexibel en makkelijk om op te schrijven. |
Hiërogliefen | Een systeem van afbeeldingen en abstracte tekens die geluiden of ideeën toonden. Eerst werd het schrift gebruikt voor administratie. Later werd dit systeem meer formeel en gestandaardiseerd. Het ontstond tussen 3300 en 3100 v. Chr. |
Soemeriërs | Het dominante volk in Mesopotamië in het derde millennium v. Chr. De eerste samenleving van dertig bloeiende steden met gemeenschappelijke cultuur, handel en oorlogsdrang. |
City-state/stadstaat | Onafhankelijke stad met omliggende land onder hun controle, bv. Uruk in Soemerië. |
Akkadiërs | Eerste semitische volk in Mesopotamië. Dit volk kwam op aan het eind van de Uruk-periode en waren herders en seminomadisch. |
Tijdlijn: 40.000-10.000 jaar v. Chr. | Laat-paleolithicum. In deze periode werden betere gereedschappen gemaakt, zoals pijl en boog. |
10.000-3000 v. Chr. | Neolithicum met neolithische revolutie. |
H2: West-Azië, ca. 1500-400 b.c.
In de 6e eeuw v. Chr. schreven de Joden de Hebreeuwse bijbel. Deze bijbel is de oorsprong van de westerse, religieuze traditie. Israël, Griekenland en Rome zijn de stichters van het westen. Griekenland zorgde voor filosofie en politiek en Rome voor het recht en administratie. In Israël ontstond de monotheïstische godsdienst.
Voorouders van het westen zijn de Feniciërs (Phoenicians), Kanaänieten, Neo-Babyloniërs, Assyriërs en Perzen. Zij waren handelaren of veroveraars. Hun rijken veranderden uiteindelijk in burgerschap, recht en rechtvaardigheid in het Romeinse Rijk. De periode tussen 1500 en 400 v. Chr. was een relatief vredige expansieperiode d.m.v. handel en kolonies.
Kanaänieten en Feniciërs, ca. 1400-450 b.c.
Kanaän is een oude naam voor Israël, Palestina, Libanon en Syrië De stadstaten maakten deel uit van het eerste internationale systeem van staten. Nu staan ze bekend als de Feniciërs. Ze waren goede zeemannen, stichtten kolonies in het mediterrane gebied en verspreidden het alfabet.
Kanaänieten, stadstaten, ca. 1400-1200 b.c.
Ugarit was tussen 1400 en 1180 v. Chr. de belangrijkste stad in Kanaän. De haven zorgde voor levendige handel. De stad speelde een belangrijke rol in de verspreiding van het alfabet dat rond 1300 werd ontwikkeld. Dit was één van de vroegste alfabetten. Ugarit werd rond 1180 vernietigd door de Zeevolken.
Feniciërs, ca. 1050-450 b.c.
Vanaf 1050 werden de Kanaänieten de Feniciërs genoemd. De overige steden bloeiden op. De goede en minder goede kenmerken van de Feniciërs:
Meesterscheepbouwers en ze hadden goede zeemannen.
Waarschijnlijk begonnen de Feniciërs rond 900 met het koloniseren van het mediterrane gebied, bv. Carthago rond 750. Later werden dit onafhankelijke staten.
Handelaren introduceerden geavanceerde goederen, slaven en mogelijk het recht aan de Grieken. Waarschijnlijk is het Griekse alfabet van het Fenicische afgeleid.
Fenicische ouders offerden hun eerstgeboren kind in ruil voor een goddelijke gunst.
Rond 750 v. Chr. verloren de Fenicische stadstaten hun onafhankelijkheid aan eerst de Assyriërs. Later verloren zij dit aan de Neo-Babyloniërs, Perzen en andere veroveraars.
Assyriërs, Neo-Babyloniërs en de Perzen, ca. 1200-330 b.c.
Perzië was het meest succesvolle en duurzame rijk tussen 550 en 330 v. Chr. Het uitgestrekte rijk werd losjes geregeerd door lokale elite en helpers. De Perzen waren relatief tolerant en respectvol tegenover gebruiken van onderdanen. Er werd een nieuwe en duurzame imperiale regering gebouwd met geleende elementen, zoals administratieve methoden van de Assyriërs en de Meden (nu Iran). De Perzen inspireerden ambitieuze heersers om het idee van een absolute koning te volgen (bv. Alexander de Grote of de caesars van Rome).
Assyriërs en Neo-Babyloniërs
De Assyriërs leefden in Noord-Irak en spraken een Semitische taal. De grootste successen kwamen in de 8e en 7e eeuw v. Chr. Grote staten werden in deze periode veroverd. Assyriër werd de eerste staat die over twee rivierdelta’s regeerde. Successen werden behaald door:
Assyriërs waren krijgers. Er was een ideologie van macht, veroveren en controleren. Het leger was 100.000 tot 200.000 man groot.
Het leger maakte gebruik van cavalerie (paarden) i.p.v. strijdwagens als belangrijkste slagkracht. Daarnaast werden ommuurde steden ingenomen door belegering.
Door nieuwe verwarming- en koelingstechnieken konden ijzeren gereedschappen en wapens gemaakt worden. Deze waren sterker en goedkoper dan brons en overal te vinden. Hierdoor ontstonden er nieuwe technische en militaire mogelijkheden.
Goede organisatievaardigheden. Provincies werden klein gehouden om de opkomst van separate machtsbases tegen te houden. De regerende adel werd daarnaast regelmatig gecontroleerd door de koningen.
Opstandige gebieden werden onder controle gehouden met vergeldingen. Zo werden steden aangevallen en zo nodig vernietigd. Ook werden mensen in de veroverde landen in een andere streek geplaatst, vaak in Assyrië zelf. Het politieke doel was het straffen van opstanden. Het economische doel was het creëren van een afwisselende werkkracht.
Het succes lag ook in de relatieve zwakheid van andere machten.
De verovering van Egypte tussen 671 en 667 v. Chr. was de grootste triomf van Assyrië, maar het ging ook te ver. Een leger van het Neo-Babylonische Rijk veroverde Nineveh, de Assyrische hoofdstad, om 612 v. Chr. De vernietiging van Assyrië leidde tot een nieuwe glorie voor Babylonië. Tot de Perzische verovering in 598 v. Chr. waren de Neo-Babyloniërs en de Meden uit Iran de dominante, militaire krachten. Nebuchadrezzar II, koning van Neo-Babylonië, herbouwde Babylon op grote schaal. Hij creëerde de hangende tuinen. De Neo-Babyloniërs en de Assyriërs hadden vooruitgang geboekt in de astronomie. Het motief was religieus.
Perzische Rijk
In wat nu West-Iran is, regeerde de Medes tot 550 v. Chr. Perzische koning Cyrus II de Grote (r. 559-530) overwon de Medes. De 25 jaar daarna werd het enorme rijk veroverd waar de Perzen om bekend stonden. Het rijk en de Achaemenidische dynastie hielden stand tot de verovering van Alexander de Grote, Maar waarom was deze dynastie zo succesvol?
Op militair gebied waren ze superieur. De eerste slag in een oorlog werd geleverd door een grote groep voetsoldaten. Daarnaast waren ze bedreven te paard, met pijl en boog en hadden ze de eerste, grote vloot.
Op het gebied van politiek waren de Perzen relatief tolerant en gul.
Administratie en organisatie blonk uit wat betreft financiën. Het Perzische Rijk was verdeeld in satrapies (provincies). Elke twintig provincies was een belastingprovincie. Daarnaast werd er een officiële munt ingevoerd.
Er was veel orde en welvaart in het rijk door energie in de economie te steken en een veilig land te creëren.
Aramees werd de basistaal voor administratie en handel. Daardoor konden meer mensen lezen en schrijven en werd er meer administratie bijgehouden. Het Aramees bleef de primaire taal voor duizend jaar in West-Azië.
Koning der koningen
Perzië had echter ook veel zwakke punten. Zo was Cyrus een goede aanvoerder van het leger en wilden zijn opvolgers dat navolgen. Daardoor werden dure expedities gestart die vaak niet slaagden. En ondanks dat de Perzen probeerden het hele volk tevreden te houden, werden veel gebieden toch door buitenstaanders geregeerd. Dat zorgde ervoor dat de lokale bevolking met wrok naar de Perzen keken. Vooral in Egypte leidde dit tot opstand.
Vanaf koning Darius probeerden monarchen meer prestige uit te stralen. Zij zaten dan op een troon in weldadige kleren en juwelen. Ook lieten zij grandioze paleizen bouwen. De monarchen moesten zich echter wel aan de wet houden en de adel die administratieve posities bekleedde had ook veel macht.
Zoroastrianisme
Deze religie werd tussen 1000 en 550 opgericht door profeet Zarathustra. Dit was de primaire religie in het Perzische gebied tot de islam opkwam. Volgers geloofden in een oppergod en de kosmische strijdmeting tussen goed en kwaad in het individu. Hun heilige boek heet de Avesta. Zoroastrianisme is een binnenwaartse, intellectuele en een ethische religie. Het was niet strikt monotheïstisch, maar er was wel een oppergod (Ahura Mazda) voor alle mensen. Gelovigen vroegen zich ook af of kwaad wel bestaan kon met zo’n puur goede oppergoed als Ahura Mazda. Er was dus ethisch dualisme tussen goed en kwaad. Daarnaast kon je als mens spiritueel of materieel zijn. Hoe spiritueler je was, hoe makkelijker je voor goed dan kwaad kon kiezen.
Het zoroastrianisme heeft ook een interesse in het einde van de wereld (eschatologie) en het geloof in de redding (soteriologie).
Israël, ca. 1500-400
Het antieke jodendom inspireerde het christendom, de islam en het moderne jodendom. Daarmee was Israël verantwoordelijk voor de westerse traditie van religie.
Hebreeuwse Bijbel
Deze bijbel is het meest invloedrijke boek van de westerse beschaving. Kun je dit boek wel gebruiken als historisch werk? De Hebreeuwse Bijbel is gebaseerd op bronnen en orale geschiedenis die opgeschreven is door de mens. De historicus moet zich hier wel bewust van zijn en de bijbel in context plaatsen.
De Hebreeuwse Bijbel bestaan uit drie hoofddelen:
Torah, ook wel de vijf boeken van Mozes.
Het Boek der Profeten.
De Geschriften met poëzie en wijsheidsliteratuur.
De bijbel was het eerste, nationale geschiedenisboek. Het is heilige geschiedenis waarin de convenant met God en de Hebreeuwse bevolking wordt beschreven. Delen uit de bijbel zijn geleend van andere verhalen, maar de nadruk ligt op Gods plan voor de mensheid en het gekozen volk, de Hebreeën.
Het ontstaan van het monotheïsme, ca 1500-600 b.c.
Het is niet duidelijk hoe het volk in Israël kwam. De bijbel zegt dat de Israëlieten (zie begrippenlijst) in Palestina zijn gekomen door het overwinnen van de eerdere bewoners. Dit is echter niet bevestigd door niet-bijbelse bronnen.
Als je toch de bijbel volgt, dan begint de Hebreeuwse geschiedenis tussen 2000 en 1500 v. Chr. bij de patriarchen of stichters. Abraham was de eerste patriarch. In ruil voor zijn geloof gaf god de Kanaän aan Abraham. Hij geloofde niet zo zeer in één God, maar toch nam hij een grote stap richting het monotheïsme.
Volgens de bijbel was Exodus de overeenkomst tussen de God van Abraham en de Israëlieten. Zij accepteerden Jahwehs wetten (Tien Geboden). De Tien Geboden zijn meer persoonlijk en gaan over wat je niet moet doen.
1: Jahweh is de enige God van Israël.
2: Je mag geen afbeelding of beeldhouwwerk van God maken.
3: Je mag de goddelijke naam niet verkeerd gebruiken.
4: De zevende dag van de week (Sabbath) is een vrije dag van werk.
5: Eer je ouders.
6+7: Je naaste geen vernietigende of gewelddadige dingen aandoen (vooral overspel en moord).
8-10: Gaan over het gemeenschapsleven. Stelen en liegen is verboden.
Ondanks de Tien Geboden bleven Israëlieten nog eeuwen polytheïstisch. Jahweh was echter wel de oppergod.
De Israëlieten werden geteisterd door de Filistijnen (Philistines), één van de Zeevolken die in de late bronstijd in het Middellands Zeegebied kwam. De eerste twee Israëlitische koningen, Saul (r. 1020-1004) en David (r. 1004-965) versloegen uiteindelijk de Filistijnen.
David was de belangrijkste koning van Israël. Hij vergrootte het koninkrijk en veroverde Jeruzalem, wat nu de hoofdstad werd. Solomon (r. 965-928) zorgde voor een gecentraliseerde, georganiseerde monarchie. Daarnaast bouwde hij de Tempel van Jeruzalem. Na Solomon werd het koninkrijk opgesplitst met in het noorden Israël en in het zuiden Judah.
In de periode van 928 tot 587 was er een sterke wil naar monotheïsme. Ten eerste werd de aanbidding van andere Goden aangevallen en ten tweede begonnen de koningen een proces van heiligverklaring van de bijbel.
Dit zou niet gelukt zijn zonder de hulp van de profeten die tussen 900 en 500 prominent waren. Zij pleitten voor absoluut monotheïsme, gerechtigdheid, afwijzing van materialisme en wereldlijke macht en liefde voor de machtelozen.
Verbanning en terugkeer, 598-400 b.c.
Tussen 598 en 586 v. Chr. veroverden de Neo-Babyloniërs Judah en zij vernietigden Jeruzalem. De elite werd naar Babylon geëxporteerd. Anderen vluchtten naar Egypte. In Babylon bleven de bannelingen vasthouden aan religie en later keerden veel van de oorspronkelijke bewoners terug naar Palestina. Sommige wetenschappers zeggen dat de Synagoge als eerst opkwam in Babylon.
In 539 werd Babylon veroverd door de Perzen. De vernietigde Tempel van Jeruzalem mocht herbouwd worden.
De termen jood en joods werden vanaf de 5e eeuw voor het eerst gebruikt. Vanaf de 6e eeuw woonde de meerderheid in Palestina, in ballingschap of in diaspora.
Het volk van de Covenant
Gelijkheid, beperkte regering en de rechtsstaat waren de basisprincipes van de Israëlieten onder God. De Covenant was een religieus contract waarin o.a. stond dat God de enige koning van Israël was. De menselijke koningen zijn slechts dienaren.
Het perspectief van de bijbel is vooral mannelijk. Toch krijgen vrouwen eer als moeder en in het runnen van het huishouden. In de bijbel staat dat de vrouw gecreëerd is als een geschikt partner voor de man. De man en vrouw zijn echter wel gelijk in ouderlijk gezag. De bijbel toont wel soms verhalen waarin vrouwen het misbruik van mannelijke macht tegengaan. Toch is het zo dat meer vrouwen in de Hebreeuwse Bijbel heersers waren (van Israël) dan in een andere, antieke cultuur. De Israëlitische cultuur ziet vrouwen als slimme/sluwe, dappere, volhardende wezens.
God vindt gerechtigheid belangrijker dan welvaart, macht, offering of rituelen. De wet moest dus uitgebreid en dwingend zijn. Gewelddadigheden moesten gestraft worden. Dit soort wetten bestonden al in Mesopotamië. In de wetten werd de heiligheid van de mens getoond door offering niet toe te staan.
Het Israëlitische monotheïsme was een verschil met de andere volken in die tijd. De afschaffing van het offeren van mensen werd later door meer religies gevolgd.
Afbeeldingen:
Stier van de Ishtarpoort in Babylon = geeft een klein gedeelte weer van de indrukwekkende bouwwerken onder de Nieuw-Babylonische koningen.
Assyrische bevleugelde geest = komt van de tempel van Ashurnasirpal II (r.883-859) in Calah (Nimrud). Het figuur houdt wierook en een dennenappel in zijn handen. Dit zou de boom van het leven kunnen symboliseren.
Fenicisch ivoor: koe en kalf illustreert welvaart van artistiek talent.
Achaemenidisch Perzisch zilver = deze zilveren drinkvaas in de vorm van een griffioen (half leeuw, half adelaar) wijst op grote talenten en artistiek vakmanschap.
Paleis in Persepolis = dit beeldhouwwerk bij de trappen naar de audiëntiehal van Koning Darius toont Perzische edelen die cadeaus meenemen naar het Nieuwjaarsfeest.
Israëlitische stempel = van steen, met een brullende leeuw afgebeeld. De stempel laat een afdruk in hete was achter als zegel op een document.
Begrippen
Assyriërs | Oorlogszuchtige volk dat regeerde in het Oude Nabije Oosten in de 1e eeuw v. Chr. Innovaties als cavalerie als hoofdaanvalsgroep, wapens van brons en een goed administratief systeem. |
Neo-Babyloniërs | Heersers in West-Azië van 612 tot 550. Het volk herbouwde Babylon, maar vernietigde Jeruzalem. Zij waren verantwoordelijk voor het Babylonische gevangenschap van joden uit Jeruzalem. |
Feniciërs/Phoenicians | Kanaänieten bloeiden rond 1400-1200 in het huidige Israël, Palestina, Libanon en Syrië. Tussen 1050 en 450 werd dit volk Feniciërs genoemd. Zij waren meester op zee, handel en het bouwen van kolonies. |
Perzische Rijk | Grote, welvarende rechtsstaat in West-Azië tussen 550 en 330 v. Chr. Universeel koningschap was belangrijk. De Perzen bouwden de eerste, grote vloot. |
Zoroastrianisme | Religie die van 1000 tot 550 is ontstaan en tot de islam de primaire religie van West-Azië bleef. Profeet Zarathustra heeft de religie opgericht. Er is een oppergod en kosmische strijdmeting tussen goed en kwaad in het individu. Hoe spiritueler je bent, hoe makkelijker je voor goed zal kiezen. |
Thora | De eerste vijf boeken van de Hebreeuwse bijbel, beschrijft convenant. Heilig geschrift, gezaghebbend. Daarnaast het eerste nationaalhistorische boek. |
Covenant | De afspraak tussen God en Abraham. In ruil voor Kanaän en het maken van een grote staat van dat land zouden de Israëlieten geen andere Goden aanbidden. |
Israëlieten | Volk dat zich vestigde aan de oostkant van Middellands Zeegebied rond 1200, mogelijk eerder. Zij geloofden in één God en hadden daardoor invloed op het geloof van christenen, moslims en moderne joden. |
Monotheïsme | Eén God regeert over de gehele mensheid. Het geloof in één God beïnvloedt de westerse, religieuze traditie. |
Tien Geboden | volgens de Hebreeuwse Bijbel werden deze tien ethische en religieuze regels door God aan Mozes en de Israelieten geschonken op de berg Sinai. De regels waren invloedrijk in het jodendom en christendom. |
H3: De Griekse polis, tot ca. 350 b.c.
Rond 500 v. Chr. ontstond de democratie in Griekenland. De polis bestond tussen 750 en 350. De stadstaten waren vaker in conflict dan dat ze samenwerkten. De Minoïers en Myceners waren al ten onder gegaan. Rond 725 schreef Homerus de Ilias en Odyssee. Vanaf de 8e eeuw ontstond wat wij nu kennen als de Griekse cultuur met o.a. filosofie, politiek en kunst.
De Minoïers, 2000-1375 b.c.
De Minoïsche beschaving op het hedendaagse Kreta kwam relatief laat, omdat het geen gastvrij land was (bv. door bergen). Het hoogtepunt lag tussen 1800 en 1490. Het volk, genoemd naar koning Minos van de Griekse mythe, sprak nog geen Grieks en had een schrift dat Lineair A heette dat bestond uit lettergrepen die woorden vormden. De Minoïers waren paleisbouwers. Deze waren het centrum van administratie, religie en economie. De nederzetting kwam ten einde door veroveringen door de Myceners tussen 1490 en 1375.
De Myceners, 2300-1180 b.c.
Tussen 2300 en 1600 kwam de Myceense beschaving naar het vasteland van Griekenland. Het hoogtepunt lag tussen 1400 en 1180 v. Chr. Na de verovering van Kreta namen zij de paleiseconomie en het handelsnetwerk over. De hofhouding moesten goederen produceren. De Myceners spraken wel Grieks en hadden een schrift dat Lineair B wordt genoemd dat bestond uit lettergrepen en ideogrammen. Door een combinatie van interne zwakte en buitenlandse invasies kwam rond 1180 de Myceense beschaving ten einde.
Homerus
Rond 725 schreef Homerus zijn epische gedichten. De gedichten zorgden voor een nationale, Griekse identiteit door helden te prijzen en terug te kijken op het hoogtepunt van de Myceners. Hesoidus leefde rond 700 en zijn gedichten werden ook voor onderwijs gebruikt.
De Ilias en Odyssee gingen over de Trojaanse Oorlog en de nasleep. Maar heeft de Trojaanse Oorlog wel plaatsgevonden? De stad Troje bestond wel en was inderdaad een grote, welvarende stad. Ook werd de stad verwoest. Homerus leefde eeuwen na Troje in een gebied dat zeer beïnvloedt werd door de stad. De gedichten van Homerus zijn dus een combinatie van accurate details van het Myceense paleisleven, historische fictie en details van zijn eigen samenleving. De orale traditie van poëzie die teruggaat tot de Myceense tijden wijst erop dat de Ilias en Odyssee op historische waarheid gebaseerd zijn.
Archaïsch Griekenland, ca. 750-500 b.c.
Archaïsch Griekenland bestond uit honderden stadstaten. Deze periode is het begin van de westerse beschaving. Individualisme, een hechte gemeenschap en religieuze vroomheid zijn belangrijk. Ook ontstaan er nieuwe soorten van regering, zoals tirannie en oligarchie en worden de eerste stappen richting democratie gezet.
Het individualisme groeide, het aantal oorlogen nam toe en er ontstond religieuze vroomheid.
Landbouw, handel, kolonialisme en oorlog.
Alles begon te veranderen in Griekenland rond 800 v. Chr. wat leidde tot een nieuw, gemeenschappelijk instituut: de polis. De verandering kwam door vrede waardoor de bevolking groeide. Daardoor ging de economie van hoeden naar landbouw. De familieboerderij werd belangrijk. Die waren allemaal even groot en stimuleerde dus sociale en politieke gelijkheid. In deze periode ontstond meer buitenlands contact:
De handel groeide. Er werden meer routes gebruikt en er werd nu gehandeld in ijzer en luxegoederen.
Na handel kwam kolonisatie. Door de groeiende bevolking kon deze niet meer gevoed worden waardoor andere gebieden werden gekoloniseerd. Tussen 750 en 500 werden rond het Middellands Zeegebied en de Zwarte Zee nieuwe stadstaten gesticht. Vooral in Italië werd de stedelijke samenleving verspreid.
Het alfabet werd van de Feniciërs overgenomen rond 800. De Grieken voegden daar klinkers aan toe. Door het alfabet kon poëzie en het recht ontstaan. Griekenland bleef echter vooral een orale cultuur.
Nieuwe militaire technologieën werden overgeleverd aan de Grieken. Zij maakten nu gebruik van de hoplietfalanx waarbij soldaten dicht bij elkaar stonden waardoor hun schilden overlapten. Met behulp van spiesen werd de tegenstander verwond. Veel hoplieten waren in de zomermaanden soldaten en in de rest van het jaar boeren.
Karakteristieken van poleis
Stimulus voor verandering
De stedelijke nederzetting bestond al in de 10e en 9e eeuw, maar de gemeenschap ontstond pas tussen 750 en 500.
Veel poleis waren klein en hadden tussen 5000 en 10.000 inwoners.
Stedelijk gebied en omringend platteland. Het stedelijk gebied had een verdedigbare heuvel en een agora, gebruikt als markt en ontmoetingsplaats.
Er was minstens één tempel.
Na 500 werden stenen gebouwen, zoals theaters en badhuizen steeds gewoner.
Vrouwen werden niet als burger beschouwd, maar hun gedrag was wel belangrijk voor de polis. Zo was het de taak van vrouwen om te rouwen en mochten zij niet te overdadige juwelen dragen.
Tirannie
De nieuwe rijken wilden een deel van de winst en hadden een gemeenschappelijk doel met de onafhankelijke boeren (hoplieten). Dit leidde tot tirannie. Met een tiran werd oorspronkelijk de kampioen van het volk bedoelt. De tiran overwon de aristocratie en was daarom populair. Na 550 v. Chr. werd het een negatief woord. Griekse tirannie begon rond 675. In de 7e en 6e eeuw v. Chr. werden alle grote poleis geregeerd door tirannen, behalve Sparta. De eerste generatie was populair en wilde vooruitgang. Vaak stimuleerden tirannen de economie (tempels bouwen en koloniseren) en ze standaardiseerden gewichten en meeteenheden. De tweede generatie regeerde echter onderdrukkend. Daardoor bleven weinig tirannen na de derde generatie, omdat ze overwonnen werden en vervangen door oligarchie (rule by the few) of democratie. Tegen 500 v. Chr. was tirannie uit het grootste gedeelte van Griekenland verdwenen.
Sparta
Deze stadstaat op het vasteland van Griekenland bleek een machtig model van burgerschap, constitutionalisme, deugd, gemeenschap, strengheid en militarisme te zijn. De Spartaanse regering kan gezien worden als een mix van een monarchie, oligarchie en een volksregering. De echte macht lag echter bij de leden van de hoogste stand die koning, ouder of ephor (opzichter) was.
Een burger was volgens Sparta een vrij lid van de politieke gemeenschap die rechten en plichten heeft. De basis van Sparta werd rond 650 v. Chr. gelegd met een drieklassensysteem:
Gelijken (similars) = hoogste klasse en de enige, volle burgers.
Perioikoi (buren) = middenklasse. Zij waren vrij, maar wel onder de duim van de hoogste klasse.
Heloten = onvrije werkers.
De gelijken hadden een goed leven. Als een man ouder dan 30 jaar was, kon hij de vergadering bijwonen en openbare ambten bekleden. Daarnaast had hij een stuk land dat bewerkt werd door heloten, zodat hij kon vechten in het Spartaanse leger. Sparta had een zeer strikt opvoedsysteem (agoge) voor gelijke mannen. Ze werden geschoold tot soldaat:
Geboorte Baby’s werden gecontroleerd. Zwakke baby’s werden achtergelaten. Andere baby’s werden thuis opgevoed tot de leeftijd van 7 jaar.
7-18 jaar Tijdens deze jaren ondergaat de jongen strenge training. Ze leren alleen de basis van lezen en schrijven; dit is nodig voor het versturen van militaire boodschappen.
18-20 jaar Veel jongen dienden in deze periode van hun leven in de geheime dienst (krypteia). Ze woonden in de heuvels van Messenië waar ze opstandige Messenische heloten in de gaten hielden.
20-60 jaar De training zit erop. De mannen zijn nu hoplieten en dienen in het leger tot hun 60e. Ze wijden hun leven aan vechten en het trainen van de volgende generatie.
In Sparta kregen vrouwen meer mogelijkheden dan in andere stadstaten. Ze volgden beperkt onderwijs en fysieke training om hun lichaam klaar te maken voor zwangerschap. Doordat mannen in het leger zaten, leidden vrouwen het alledaagse leven (opvoeden van kinderen en het beheren van heloten boeren en bedienden).
Vanaf ca. 550 v. Chr. gebruikte Sparta haar militaire macht om een netwerk van allianties op te bouwen, de Peloponnesische Bond. Sparta was op zichzelf gericht, maar wilde wel verdediging. De bond was de dominante landmacht in Griekenland en na het verslaan van Perzië in 480 v. Chr. de dominante macht in het oosten van het Middellands Zeegebied. Tussen 431 en 404 v. Chr. werd de bond opgeheven.
Athene
Rond 650 v. Chr. regeerden basileis (chef/leider), die zich Eupatriden noemden, Athene. Ze waren één jaar magistraat en waren daarna voor hun leven lid van de Areopagus, een raad van ouderen. Deze raad had de dominerende macht over politiek en gerechtigheid. Daarnaast kwam het volk (demos) bijeen in een vergadering. In 621 v. Chr. vormde een coalitie van Eupatriden een code van recht. Dit waren de Draconische wetten met harde bepalingen, zogenaamd geschreven in bloed.
Solon werd in 594 v. Chr., aangesteld als enige archon (hoofdofficier) voor één jaar in geval van nood. Hij zette een hele reeks hervormingen op been:
Bevorderen handel.
Afschaffen van hektemoroi waarbij diegene voor 1/6e van de winst land pachtte.
Afschaffen schuldslavernij.
Ambten werden gevuld op basis van welvaart.
Vierklassensysteem gebaseerd op landbouwproductie. Ook de laagste klasse kon participeren in de samenleving (vergadering en rechtbank).
Het afschaffen van hektemorage en schuldslavernij zorgde voor een tekort aan goedkope werkkrachten. Dit leidde tot een toename van slavernij in Athene. Zij werkten en leefden vaak in slechte omstandigheden, maar er was de mogelijkheid om je vrij te kopen. Een paar ex-slaven stegen in welvaart en macht in Athene.
De middenweg van Solon zorgde voor veel ontevredenheid. Na jaren van conflict kwam in 560 v. Chr. Pisistratus aan de macht. Daarna kwam zijn zoon en kleinzoon aan de macht. In 510 v. Chr. werd die afgezet. Een oligarchie werd verwacht, maar er was nu ruimte voor verandering; de democratie ontstond.
Archaïsch Griekse cultuur
Er was een groeiend individualisme door het toenemen van voorspoed en mobiliteit. Archaïsche poëzie en beeldhouwkunst demonstreerden het nieuwe bewustzijn van de persoon. Een kleine groep Grieken twijfelden aan hun religie waardoor meer plaats was voor abstracte en mechanistische verklaringen van het universum. Dit markeerde de start van de westerse, filosofische traditie.
Lyrische poëzie en beeldhouwkunst
Tussen 675 en 500 v. Chr. was lyrische poëzie de dominante, Griekse literatuur. Epische poëzie was langer, van een grootser thema en minder persoonlijk dan lyrische poëzie. Homerus spreekt nooit direct over zichzelf, maar Hesiodus laat wel een paar details doorschemeren.
Er is weinig bekend over de seksualiteit van de Griekse niet-elite. Onder de elitaire mannen waren relaties tussen een jongen en een man (pederastie) normaal. Er werd wel van de man verwacht dat hij ging trouwen en een familie stichtte tegen de tijd dat hij 30 jaar oud was.
Er was groeiende aandacht voor het afbeelden van het persoonlijke, menselijk lichaam op aardewerk en als beeldhouwwerk. In de 7e eeuw v. Chr. werd beeldhouwwerk geïnspireerd door Egyptische beelden. Door de eeuwen heen worden verschillende posities gehanteerd. Archaïsche beeldhouwers beelden mensen af hoe ze kunnen zijn, niet hoe ze zijn.
Religie
Na het ontstaan van stadstaten werden de Olympische Goden de Goden van de stadstaten. Een stad bouwde minstens één tempel voor de verering van de God. De voornaamste ceremonie vond echter buiten plaats. Voorspelling was ook een belangrijk element van religie. Daarvoor werden orakels gebouwd waar een God of held geraadpleegd kon worden.
In archaïsche, religieuze literatuur was de mens zwak en onbelangrijk. Hun lot is onzeker. De Goden waren wel jaloers op het menselijke succes. Mensen die te hoge doelen hebben, zijn arrogant en schuldig aan hubris. Dat leidt tot nemesis (straf of toewijzing). Om dit te voorkomen moet je vroom en nederig zijn.
Westerse filosofie
Abstract, rationeel en speculatief denken ontstond in de 6e eeuw v. Chr. in Miletus, Ionië (het huidige Turkije). Het denken bewoog zich af van mensachtige of goddelijke verklaringen en richting abstracte en mechanistische verklaring van het heelal. Het doel was het vestigen van de menselijke rede. De interesse van de Ioniërs in natuurlijke fenomenen is was ze zo significant maakt.
Griekenland in de klassieke periode
Verkiezingen waren minder belangrijk dan participatie in democratie. Enkele kenmerken van democratie:
De gemeenschap kwam eerst.
Vrijheid, gelijkheid en burgerschap was voor elke man, zonder drempel voor bezit. Vrouwen mochten niet meedoen aan politiek en waren geen burger.
De meeste burgers mochten een ambt bekleden.
Daarnaast was democratisch Athene een rechtsstaat.
Demokratia, 508-322 b.c.
Na de Pisistrati was de tijd rijp voor revolutie.
Kleisthenes kwam rond 508 aan de macht toen hij d.m.v. een revolutie de oligarchie ‘afschafte’. In de jaren 450 werd Athene steeds meer democratisch. Hij hervormde Athene:
Eerst was de bevolking van Attika ingedeeld in vier clans of familiegroepen. Deze groepen werden gedomineerd door de meest rijke families. Dit systeem werd compleet gereorganiseerd. Nu werden mensen in gemeenten ingedeeld op basis van woonplaats. Aan het hoofd van deze gemeenten zaten burgemeesters. De meest verschillende soorten mensen werden in een clan samengevoegd. Dit werd gedaan omdat zij anders een front konden vormen in wetgeving.
De tien stammen werden de basis van de Raad van 500. De Raad van 500 kwam voort uit de Raad van 400 van Solon.
Ostracisme om tirannie tegen te gaan. Daarbij werden mannen die te machtig werden voor tien jaar uit Athene verbannen d.m.v. stemming. Burgers schreven op een gebroken scherf een naam (ostrakon = scherf). Burgerschap en bezit bleven in handen van de verbannen man; hij mocht na de verbannen periode terugkeren naar Athene.
Ephialtes, een radicale democraat, kwam in de late jaren 460 v. Chr. aan de macht. Hij kreeg steun van Perikles. Hij pleitte voor volledige democratisering van de staat en liet dit zien door zijn hervormingen. In 461 v. Chr. werd hij vermoord door een groep conservatieven en Perikles zette het beleid voort:
Voorheen mochten alleen rijke burgers (hoplieten) vechten in het Atheense leger, maar nu werd een vloot opgezet en de gewone burgers roeiden in de schepen. Dit is een teken van een nieuw regime.
Onder deze mannen ging de supervisormacht over het regime van de Areopagus naar de Raad van 500 en de rechtbank van de gewone mens. De Areopagus was het laatste kenmerk van de aristocratie in de democratie. Nu die macht bij de gewone burger lag, was daarnaast het laatste stukje conservatisme uit de democratie verdwenen. De Areopagus was nu alleen een hoge rechtbank.
Daarnaast kregen vooral juryleden betaald voor hun publieke dienst. Later gold dit ook voor andere publieke ambten.
Hoe werkt de democratie?
De democratie was direct, wat betekent dat je meedoet i.p.v. vertegenwoordigers kiest. Gewone burgers konden de volksvergadering bijwonen of bekleedden een ambt.
Het centrale orgaan was de volksvergadering waar mannelijke burgers van 20 en ouder aan mee mochten doen. Er werden beslissingen over oorlog, vrede en allianties gemaakt. Daarnaast werden decreten uitgevaardigd en commissies opgericht om de wet te herzien. De rechtbanken waren open voor alle burgers, ook als je arm was.
Ambten werden vergeven door loting. Ambtenaren moesten wel een onderzoek ondergaan om te kijken of ze competent waren en om criminelen eruit te halen. Als zo’n man toch door de keuring kwam, werd hij gecompenseerd door zijn collega’s. Alleen generaals en penningmeesters werden gekozen door verkiezingen. Ondanks al deze dingen had Athene een slecht centraal bestuur.
Er was ook kritiek op de Atheense democratie. Zo waren burgers niet goed opgeleid, emotioneel en werden ze zo overgehaald. Na de dood zou democratie door het gepeupel geleid worden.
In de Atheense democratie ontbraken dus een aantal kenmerken die wij tegenwoordig wel in de democratie hebben, zoals gelijkheid, immigranten die nationaliteit krijgen (onder bepaalde voorwaarden) en de slavernij is afgeschaft.
Marginalen: vrouwen en aliens
De democratie zou daarnaast alleen voor de elite zijn. Volwassen, mannelijke burgers waren maar 1/10e van de bevolking. Vrouwen waren geen burgers, maar stadsvrouwen.
Vrouwen konden een kleine rol spelen in handel en als kleine winkelier. Ze moesten altijd vertegenwoordigd worden door mannen. Daarnaast werd van vrouwen verwacht dat ze binnen bleven en gehoorzaam waren. Toch hadden vrouwen een kans om invloed te hebben buiten het huishouden door te dreigen met een scheiding of als ze fouten van mannen herstelden.
Buitenlanders konden geen burgerstatus verkrijgen en niet aan de politiek meedoen, maar er waren wel economische mogelijkheden.
Perzische Oorlogen tussen 499 en 479
In 500 was Sparta de grootste macht in Griekenland. In 499 liep de situatie uit de hand en dit zorgde voor 200 jaar onrust.
De Ionen waren nu onder Perzische heerschappij. Het volk kwam in opstand. Athene wilde helpen, maar bedacht zich waardoor Perzië uiteindelijk won.
Daarop wilde Darius I wraak. In 490 B.C. zond Darius I troepen naar Athene. Dit liep uit in de Slag bij Marathon. Door zelfoverschatting en de Griekse falanx overwon Athene.
Na de dood van Darius wilde Xerxes opnieuw wraak. Hij verzamelde een enorme vloot. Athene voegde zich bij een alliantie van 30 andere poleis. In 480 B.C. was de slag bij Thermopylae waar de Perzen het leger van Leonidas versloegen.
In 480 B.C. was ook de slag bij Salamis waarbij de Perzische vloot niet kon opereren in de nauwe zeestraat. Vervolgens was in 479 B.C. de Slag bij Plataeae waar de Grieken op land de overwinning behaalden. Rond dezelfde tijd werd de vloot ook verslagen door een verenigd Grieks leger. De Ioniërs werden bevrijd en de Perzen verloren het Oost-Egeïsche rijk. Grieken werden zich na deze oorlog meer bewust van de gezamenlijke, Griekse cultuur.
Griekenland domineren, 478-362
De Griekse eenheid was van korte duur na het verslaan van de Perzen. Er ontstond een constante strijd in diplomatie en oorlog tussen stadstaten, vaak geregeld als bond onder een hegemonie.
Athene kwam op als nieuwe hegemonie van de Delische Bond. Grote staten begonnen in opstand te komen, omdat ze bang waren, maar Athene sloeg de opstand neer. Hierdoor ontstond een conflict tussen Sparta en Athene.
De Peloponnesische Oorlog (431-404) was een oorlog met grote vloten, economische oorlogsvoering en ideologie. Er was een lange tijd een machtsevenwicht, maar dit veranderde nadat Athene een vergissing maakte toen zij Sicilië wilde veroveren (415-413). Een groot gedeelte van het Atheense Rijk kwam in opstand. Perzië voegde zich bij Sparta en in 404 werd Athene verslagen.
Sparta nam het rijk over en had al snel een conflict met bondgenoten Perzië, Korinthe en Thebe. Daarnaast nam de bevolking van Sparta af.
In 371 versloeg een Boeotisch leger Sparta in de Slag van Leuctra. Messenië werd vervolgens weer onafhankelijk na 350 jaar onder Spartaanse heerschappij.
Publieke cultuur van het Klassieke Griekenland
De cultuur in de periode tussen 480 en 322 was zo invloedrijk in het latere westen dat het klassiek genoemd wordt. Er werden religieuze festivals gehouden en beeldhouwkunst en architectuur kwam op een hoogtepunt. Het publieke leven is nu het centrale thema van kunst en literatuur. Klassieke filosofie bestreek biologie, metafysica en politiek.
Religie en kunst
Een aantal kenmerken van de klassieke periode zijn:
Voorspoed, politiek debat en militair conflict.
Twijfel over religie en het bestaan van de Goden.
Bouwprogramma van Perikles op de akropolis in de jaren 440.
Nieuw culten die mogelijk in reactie op het hoge sterftecijfer door de Peloponnesische Oorlog opkwamen.
Vrouwen speelden een belangrijke rol in de religie (priesteressen).
Beeldhouwkunst het meest technische dat de wereld heeft gekend en er was een idealisering van de menselijke vorm.
Opkomst retorica (kunst van het spreken), ethiek, psychologie, geschiedenis en antropologie.
Sofisten en Socrates
Rond 465 werden de regels van het argument opgeschreven, de retorica. Leraren van retorica worden sofisten genoemd. Zij hielden zich bezig met elk aspect van de menselijke natuur dat een politicus kan helpen. Sofisten leerden hun leerlingen respect voor succes, niet voor de waarheid. Daardoor kregen zij een reputatie van woordverdraaiers.
Sofisten maakten onderscheid tussen nomos (recht) en physis (natuur). Sofisten gaven veel elite les die later een coup tegen de Atheense democratie pleegden. Daardoor werd sofist een term van misbruik.
Sofisten inspireerden veel verschillende denkers, zoals de school van de Hippocratics (naar Hippocrates). Zij dachten hetzelfde.
In de 5e eeuw verwelkomde niet iedereen de sofisten. Socrates (469-399) was één van de critici. Socrates plaatste daarnaast zijn vraagtekens bij de democratie. Gewone burgers zouden onopgeleid en inefficiënt zijn. Daarom wilde hij liever dat de wijze elite regeerde. Door het volk werd Socrates onterecht als sofist gezien en daardoor werd hij geëxecuteerd. De filosofie legde eerst de nadruk op de natuurlijke wereld en later door Socrates op de menselijke ethiek. Hij dacht dat het doel van het leven was om arête te naleven. Hij zag dit als excelleren in filosofie. Men zou goed worden door de waarheid te bestuderen. De waarheid kan echter alleen in de mens gevonden worden, niet in boeken. Hij ging namelijk de straat op en stelde mensen moeilijke vragen. Dit staat nog steeds bekend als de Socratische methode.
Plato en Aristoteles
Socrates schreef niks op, maar hij inspireerde wel veel mensen die dat voor hem deden. Plato (427-348), zijn student, was op zijn beurt weer de leraar van Aristoteles (384-322). Deze drie mannen legden de basis voor de westerse filosofie.
Kenmerken van Plato |
|
Stichtte een school, de Academie | Tegen democratie |
Schreef dialogen en toespraken. | Idealisme |
Ideale staat is geregeerd door filosofen als koningen. De staat is klein, gesloten van corruptie en met genoeg ruimte voor intellectuele ontwikkeling. | Waarheid kon bestaan, maar alleen als je getraind was in gezond verstand. Een filosoof kon dus puurheid leren herkennen. |
Wantrouwde de zintuigen | Absolute goed en fout. |
Filosofie was alleen voor mensen met genoeg intelligentie en discipline. | Republiek is zijn bekendste werk. |
Kenmerken van Aristoteles |
|
Stichtte een school, het Lyceum. | Was meer praktisch en aards |
Absolute goed en fout | Zintuigen waren belangrijk |
Verandering zag hij teleologisch | Alleen de ware filosoof kon arête bereiken |
Tegen democratie | Ideale regering door rijke mannen als getrainde filosofen |
Mannen hadden betere capaciteiten en moesten daarom over vrouwen regeren. | Aristoteles was echter wel de meest verlichte denker op het gebied van genderrelaties. |
Literatuur en theater
Komedie en tragedie (5e eeuw) begonnen met het religieuze festival van de God Dionysos. Atheens drama was poëzie met daarin de relatie tussen de individu en de gemeenschap. Hierin kon de ideologie van de polis weergegeven worden.
De tragedie is vaak een serie. Het is serieus en eindigt vaak met een ongelukkig einde. Een lid van de adel heeft een gebrek, maar leert ervan. Tragedie vindt vaak plaats in het verleden en maakt gebruik van mythologische karakters. Een voorbeeld is Oedipus. Aristoteles vond dat de tragedie haar emotionele kracht uit angst en medelijden kreeg. Daardoor zouden de zintuigen puur worden.
Aeschylus (525-456), Sophocles (ca. 495-406) en Euripides (ca. 485-406) waren de bekendste toneelschrijvers. Hun tragedies zijn de enige die overgeleverd zijn.
De komedie was een onafhankelijk stuk afkomstig uit Athene waarin de commentator de moraal van het dagelijks leven presenteerde. De komedie is licht en vol humor. De Atheense komedie wordt de oude komedie genoemd.
Historici
Herodotus (ca. 485-425) en Thucydides (455-397) zijn de grondleggers van de westerse geschiedschrijving. Ze waren rationeler dan hun voorgangers. Historie komt van het Griekse woord historia dat vragen of onderzoeken betekent. De historici werden beïnvloed door de klassieke tragedies.
Herodotus schreef de Historieën. Hij keek vooral naar de opkomst en het verval van rijken. Hij reisde veel en schreef zelfs over volken in Azië en Afrika. Tijdens zijn reizen interviewde hij de volken en keek hij naar de vaak gelimiteerde administratie van een gebied. Naast dit goede onderzoek staan er in de Historieën ook mythes en onbevestigde verhalen.
Thucydides schreef de Peloponnesische Oorlog. Hij had de oorlog zelf meegemaakt en in zijn ballingschap observeerde hij en schreef hij dingen op.
Afbeeldingen:
Atheense acropolis met de Pnynx Hill op de voorgrond.
La Parisienne = Minoïsche kunst die een priesteres in een lange jurk toont met opgeknoopt haar. Het is een fresco uit Knossos en de naam komt van de elegantie.
Leeuwenpoort bij Mycene = rond 1250 als hoofdpoort gesneden. Waarschijnlijk zijn de leeuwen een teken van koninklijk gezag. Ook zie je een koninklijke begraafplaats.
Hoplites = vaas uit Korinthe uit 625-600. Hoplieten strijden in kleine groepen half-naakt, maar in het echt grote groepen en zwaar bewapend.
Spartaanse vrouw = bronzen standbeeld van een rennende vrouw (530). Spartaanse vrouwen kregen fysieke training. Persoonlijke vrijheid was beperkt, maar Spartaanse vrouwen hadden wel minder restricties dan Atheense vrouwen.
Athenian Kore = standbeeld van een jonge vrouw (kore) laat de Archaïsche
beeldhouwkunst zien. Idealiseren van de menselijke vormen, beïnvloedt door Egyptische beeldhouwkunst. Toch creëerden Grieken een eigen stijl.
Griekse Trireme = reconstructie van een Atheens oorlogschip rond 400. Roeien met 170 man, drie dekken. Het schip ramde andere schepen met een bronzen ram.
Amazon Queen = rood figuur op Atheense mok. Laat Griekse strijder Achilles zien die de Amazonekoningin wil doden in de Trojaanse oorlog. Ze is een voorbeeld van vrouwelijk schoon en moed.
Parthenon = tempel van Athena Partenos (de maagd) op de Atheense akropolis, gewijd in 438. Het is één van de grootste en meest complexe Griekse tempels. Bestaat uit fijn marmer, welvaart, macht, grootheid van het Klassieke Griekenland.
Socrates = beeldhouwwerk van de filosoof. Zijn leeftijd, ongezuiverde gezicht en simpele kleding moeten opgemerkt worden.
Theater in Delphi: oud Grieks theater in cirkel om het toneel heen. Ook is de tempel van Apollo en de vallei te zien.
Begrippen
Archaïsch Griekenland | Het oude Griekenland rond 700-500 v. Chr. waarin honderden stadstaten bestonden. Deze periode is de basis van de westerse samenleving (ook klassiek Griekenland). Groei individualisme, oorlog, diepe religieuze trouw. |
Polis/Griekse stadstaten | Bereikte haar hoogtepunt tussen 700 en 300 v. Chr. De polis ontstond door meer buitenlands contact, kolonisatie, landbouw en bevolkingsgroei. |
Hoplietfalanx | Militaire tactiek vooral gebruikt in Archaïsch Griekenland. Dit is een nauw geordende, zwaar bewapende infanterie. |
Solon | Staatsman in het vroege Athene. Hij transformeerde de Griekse samenleving door modernisatie, respect voor de wetten, gematigdheid en wetten vrijheid voor armen (eerste, grote slavensysteem in de geschiedenis door afschaffing schuldslavernij) |
Sappho | Griekse dichteres die odes, trouwliederen of lofzang schreef over intieme gevoelens, zoals liefde voor andere vrouwen. |
Klassieke Griekenland | Periode van 480 tot 323 v. Chr. |
Demokratia | Kracht van het volk. In de 5e eeuw wordt deze term voor het eerst gebruikt om het systeem van regeren te beschrijven. |
Perikles | Leider in de 5e eeuw in Athene, maakte van Athene een groot centrum van kunst en literatuur, maar ook een groot rijk. |
Socrates | Griekse filosoof die de grondlegger was van de westerse filosofische traditie. Socratic method van studeren. |
Tragedie | Serieus stuk met ongelukkig einde. Griekse tragedie hoogtepunt 5e eeuw met werken van Aeschylus, Sophocles en Euripides. |
Herodotus | Grondlegger geschiedschrijving in het Westen. Keek kritisch naar andere volken. Zijn belangrijkste werk is de Historieën. |
Thucydides | Griekse historicus, samen met Herodotus grondlegger geschiedschrijving. |
Minoïers | De eerste Griekse samenleving op Kreta die bloeide tussen 1800 en 1490. De cultuur en economie werd vanuit de paleizen geregeld. |
Myceners | Militaristisch volk op het Griekse vasteland dat de Minoïsche samenleving verwoestte tussen 1490 en 1375. De beschaving was het centrum van de cultuur uit het bronzen tijdperk tot hun verwoesting rond 1180 v. Chr. |
Homerus | Grootste, Griekse dichter uit de oudheid. De Ilias en Odyssee uit de 8e eeuw zijn dramatische verhalen die inspireerden en de Grieken onderwezen. Daarnaast zorgden ze voor identiteitsvorming. |
Arête | Dapperheid van de krijger of excellentie was belangrijk in de Griekse cultuur. Door de eeuwen heen heeft dit zich ontwikkelt om bij de politiek en filosofie, man en vrouw te passen. |
H4: Alexander de Grote en het hellenisme, ca. 350-30 b.c.
Alexander staat bekend om zijn militaire overwinningen. In twaalf jaar veroverde hij Egypte en het gebied tussen Griekenland en India. Er ontstond een Hellenistische cultuur die veel culturen beïnvloedde. De Griekse Macedoniërs werden nu de prominente macht in het Middellands Zeegebied en West-Azië. Enkele kenmerken van deze periode:
Alexander bouwde nieuwe steden.
Handel nam steeds meer toe.
De individuele stad werd belangrijker, maar monarchieën heersten voor het grootste deel over de Grieks-sprekende wereld.
Onder de Grieken ontstonden er nieuwe filosofieën, religies, literatuur en kunst.
Koninklijke vrouwen zorgden voor een verbeterde status van Griekse vrouwen.
Philip II (382-336) van Macedonië
Het land had veel grondstoffen en inwoners, maar had de efficiënte organisatie en cultuur van de polis niet. Grieken zagen Macedoniërs als barbaren, maar Philip was een briljant soldaat en staatsman. Hij wilde Griekenland en het Perzische Rijk veroveren. Dat laatste is niet gelukt.
Philip hervormde het leger. Cavalerie werd belangrijker. De falanx zou de vijand op de plaats houden en op een zwak punt/moment kon de cavalerie de vijand doorbreken. Daarnaast werd de belegering verbeterd.
D.m.v. diplomatie, omkopingen en bedreigingen veroverde Philip het grootste gedeelte van de Griekse wereld. Dit betekende dat de polis niet langer het belangrijkste was.
Alexander de Grote
De vraag is of deze heerser wel echt bestaan heeft. Veel historische verslagen werden 300 jaar na zijn dood geschreven. Eerder geschreven stukken zijn niet bewaard gebleven.
Enkele kenmerken:
Aristoteles was de leermeester van Alexander de Grote.
Hij was een propagandist. De verhalen leefden hun eigen leven en werden alleen groter na verloop van tijd. Hij zei bv. dat hij streed om de Griekse eer te herstellen (Perzische invasie in 480).
Stichtte 20 steden, bv. Alexandrië, later de grootste stad in het Mediterrane gebied.
Hij was vooral een krijger. Zijn leger was het snelste, meest ervaren en bedreven leger in het Oost-Mediterrane gebied.
Hij veroverde het Perzische Rijk en zelfs India dat sinds de 5e eeuw niet onder Perzisch bewind was geweest. Alexander wilde meer, maar zijn troepen zorgden ervoor dat ze terugkeerden.
D.m.v. samenzwering en zuiveringen zorgde hij ervoor dat de Macedonische adel achter hem stond.
Later in zijn carrière had hij een samensmeltingspolitiek. Zo moesten verschillende volken gemixt worden en kwam er een gemixt leger.
In 323 v. Chr. stierf Alexander de Grote. Hij had geen opvolger benoemd waardoor er een interne machtsstrijd ontstond. De drie voornaamste generaals kwamen als overwinnaars.
Hun rijken waren:
Macedonië: Antigoniden van 276 tot 140 jaar later.
Egypte: Ptolemaeën van 305 tot 30 v. Chr.
Midden-Oosten: Seleuciden van 312 tot 64 v. Chr.
De veroveringen van Alexander de Grote waren de basis van de verspreiding van de Hellenistische cultuur. Het centrale aspect van die cultuur was de heroïsche mythe van Alexander de Grote.
Hellenistische koninkrijken, 323-30 b.c.
De nieuwe koninkrijken waren multicultureel en flexibel. Er ontstond een nieuwe ideologie waarbij Grieken minder loyaal aan een stad waren en meer participeerden in de Griekse beschaving. Conflict tussen de koninkrijken bleven bestaan.
Grieks kolonialisme
Veel Grieken en Macedoniërs emigreerden in de 4e en 3e eeuw. Griekenland was niet langer een groep van stadstaten, maar een beschaving van meerdere etniciteiten. De geëmigreerde mensen bleven de Griekse cultuur aanhouden. Door de beschaving was het ook makkelijker voor buitenstaanders om de Griekse taal en literatuur te leren kennen.
Landbouw bleef de belangrijkste economie, maar handel, industrie, financiën, administratie en militaire dienst brachten de immigranten ook mogelijkheden.
In het Ptolemaeische Rijk mochten Egyptenaren eerst het leger niet in, maar in de 2e eeuw veranderde dit. Ze ontvingen land, belastingvoordelen en ze mochten zich Hellenen noemen. In Egypte waren tempels een belangrijk machtscentrum.
De Seleuciden bouwden in Griekse stijl. Het gymnasium kreeg praktische en symbolische betekenis. Het was het centrum van Griekse cultuur en de voorbereidende school voor het toetreden tot de elite. Het bood daarom onderwijs in literatuur, filosofie, retorica en atletiek. De Seleuciden stichtten kolonies om hun macht uit te breiden.
Economische expansie
Immigratie en kolonisatie waren niet de enige nieuwe, economische mogelijkheden, Al deze dingen zorgden voor meer handel en productie:
Doordat Alexander de Grote enorme hoeveelheden goud en zilver op de markt bracht, ontstond er 75 jaar inflatie, maar er was ook een commerciële sprong.
In deze periode verschoof het economisch zwaartepunt van Griekenland naar Egypte en Anatolië. Rhodos werd een grote handelsstad, vooral voor graan.
Er ontstond een groot netwerk van kanalen van Alexandrië tot de Nijl en de Rode Zee. Daardoor kon er gehandeld worden met Soedan, Arabië en India.
Een universele munt.
De creatie van nieuwe steden (bv. infrastructuur).
In de Hellenistische periode bleef slavernij ontstaan. Naast oorlog en piraterij kwamen er ook nieuwe slaven door geboorte. Huisslaven of administratieve slaven konden hun vrijheid kopen. Als Grieken andere Grieken slaaf maakten, dan hadden de slaven zelfs speciale privileges.
Macedonië en Griekenland
De Antogonidische dynastie was simpel en taai. Antagonus deelde het traditionele, Macedonische doel van het domineren van de Griekse stadstaten, maar hij had tegenstanders. Er ontstonden nieuwe bondgenootschappen. De heerser van de bond werd gekozen door welvaart, niet door democratie.
Ongelijkheid heerste dus in Hellenistisch Griekenland. Athene bleef democratisch tot de 3e eeuw. Op dat moment kwam de oligarchie weer terug.
Ptolemaeïsch Egypte
Net als de farao’s grepen de Ptolemaeïsche koningen in de economie in. Zij sponsorden irrigatieprojecten en landontginning. Er werden nieuwe gewassen ingezet en oude gewassen werden op grotere schaal verbouwd.
De regering werd rijker door belasting, het gebruik van dwangarbeid, staatsmonopolies en het heffen van tollen.
In de 2e eeuw nam de economische voorspoed af, wat opstanden veroorzaakte. Die onrust bleef voor een eeuw. Hoge belastingen en regionale rivaliteiten zorgden voor een grotere onrust dan nationalisme. De meeste Egyptenaren accepteerden de Ptolemaeën echter zolang ze welvaart en vrede brachten.
Grieken die in Egypte woonden, namen op steeds grotere schaal Egyptische gebruiken over.
West-Azië
Het rijk van de Seleuciden was enorm en multi-etnisch. Daardoor was administratie moeilijk te behouden. Het Perzische systeem werd overgenomen. Daarnaast hadden ze de Macedonische stijl van het leger.
Antiochië was de grootste stad met de meeste welvaart en luxe van alle Oost-Mediterrane steden. De stad lag bij de huidige Turks-Syrische grens. Pergamon, tweede culturele stad na Athene en tweede bibliotheek na Alexandrië, in het huidige Turkije kwam in 263 onder Seleucidisch bewind en in 133 onder Romeins bewind.
Interactie tussen Grieken en Indiaërs
In het uiterste deel van het voormalige rijk van Alexander de Grote kwam een nieuwe Perzische dynastie op, de Parthen. In de 3e eeuw werden ze onafhankelijk en veroverden ze gebieden tot Mesopotamië. In het oosten werd Bactria een onafhankelijke staat (in het huidige Afghanistan). Nomaden uit Centraal-Azië veroverden Bactria in de late 2e eeuw v. Chr.
Koning Asoka (r. ca. 270-230) heerste over bijna het hele Indiase subcontinent en was één van de verantwoordelijken voor de verspreiding van het Boeddhisme. Eén van de machtigste, Griekse heersers, Menander Soter Dikaios (r. ca. 155-130) zou in het midden van de eeuw zich tot het Boeddhisme hebben bekeerd.
Het is niet zeker in hoeverre de Indiase religieuze traditie de Griekse en Romeinse cultuur heeft beïnvloedt.
Hellenistische cultuur
Alexandrië was voornamelijk verantwoordelijk voor het creëren van de hellenistische cultuur. Geschreven bronnen laten een beeld zien van sociale verandering in de elite. Er was meer vrije tijd en onderwijs beschikbaar en de verhoudingen tussen man en vrouw veranderden.
Athene en Alexandrië
De cultuur van Alexandrië werd veel beïnvloedt door Egypte. In 294 werd het beroemde Museum van Alexandrië gesticht onder Ptolemaeus I. De bibliotheek was hier onderdeel van. Het werd een plaats van onderzoek en lezingen voor onderzoekers, wetenschappers en poëten. Onderzoekers keken vooral naar nieuwe technologie voor oorlogsvoering en landbouw. De bibliotheek laat de groei in het lezen en schrijven onder het gewone volk zien. Je kon ook in het museum wonen. Bewoners waren elitair, afhankelijk van koninklijke bescherming en Grieks.
Alexandrische literatuur kwam voort uit klassieke literatuur. Een nieuw soort komedie was ontstaan. Oude komedie richtte zich op publieke zaken, zoals oorlog en politiek. Nieuwe komedie was huiselijk en privé. Nu stond de familie centraal.
Callimachus (305-240) was één van de grootste, Alexandrische schrijvers. Hij werkte in de bibliotheek aan een boek met alle beschikbare kennis over geschiedenis (Grieks en niet-Grieks).
Wetenschap en geneeskunde
Het museum was naast technieken voor oorlogsvoering en landbouw goed voor wetenschap. Filosofie en wetenschap werden nu aparte gebieden. Hellenistische wetenschap profiteerde van de welvaart van die periode, verbeterde communicaties, alfabetisme, oorlogsvoering en het mengen van verschillende etniciteiten.
Archimedes (287-212) was één van de bekendste wiskundigen van de Griekse oudheid. Hij deed de volgende dingen:
Berekende ongeveer de waarde van pi.
Deed belangrijke ontdekkingen in astronomie, bouwkunde, optiek en andere gebieden.
Ontwierp een apparaat waarmee het water verhoogd kon worden. Dit was handig voor irrigatielandbouw.
Een andere wetenschapper, Aristarchus, ontdekte dat de aarde rond de zon draaide. Eratosthenes berekende de omtrek van de aarde.
In geneeskunde maakte men in deze periode gebruik van menselijke overschotten om lichamen te bestuderen. Voorheen lag hier een taboe op, maar in Alexandrië was deze zo goed als verdwenen.
Herophilus ontdekte dat het brein een zenuwstelsel was, hij ontleedde een oog, ontdekte de eierstokken en beschreef de twaalfvingerige darm.
Wat opmerkelijk is, is dat in de Hellenistische periode al een stoommachine bestond. Waarom ontstond er dan geen wetenschappelijke revolutie? Dat kwam doordat slavernij ervoor zorgde dat er geen werktuigen nodig waren om mankracht te besparen.
Man en vrouw in kunst en gemeenschap
De verhoudingen tussen man en vrouw veranderden. In klassieke kunst werden vrouwen gekleed afgebeeld en in de hellenistische periode werden zij erotisch naakt afgebeeld. In de hellenistische periode werd de vrouwelijkheid net als mannelijkheid gezien als deel van de menselijke natuur. In de literatuur werd meer de nadruk gelegd op vrouwen en kinderen in huiselijke sfeer.
Machtige koninginnen kwamen op. Een voorbeeld is de moeder van Alexander de Grote, Olympias, of Cleopatra VII. Die laatste koningin behield van 51 tot 30 de macht in Egypte. Ze was een intelligentie, strategische, hellenistische vrouw.
Steeds meer vrouwen kregen meer vrijheden. In Egypte mocht de vrouw zichzelf vertegenwoordigen. Een paar steden gaven vrouwen zelfs burgerschap en ze mochten dan ambten bekleden. Daarnaast mochten vrouwen meedoen in de Pan-Hellenische Spelen. Door deze vergroting van vrijheid kwamen er meer vrouwelijke schrijvers op.
Nieuwe economische mogelijkheden voor vrouwen verklaart de relatieve vrijheid van elitevrouwen. Zij mochten meer dan in Athene. Ondanks al deze vooruitgang is de vrijheid uit de late oudheid niet te vergelijken met de vrijheid die moderne vrouwen hebben.
Nieuwe filosofieën
In de 4e eeuw verloor de polis haar militaire en politieke superioriteit. Filosofie bleef belangrijk en ontwikkelde zich. Hellenistische filosofie richtte zich meer op ethiek en het ontdekken van de beste manier van leven. Filosofie werd een manier van leven en zelfs een religie.
Er ontstonden verschillende nieuwe filosofieën waarvan de volgende vier het belangrijkst en populairst waren.
Cynisme (ongevoeligheid) | Diogenes (ca. 400-325) | Vinden van geluk door simpel te leven, armoede, schaamteloosheid. |
Stoïcisme | Zeno (335-263) |
|
Epicurianisme | Epicurus (341-270) |
|
Scepticisme | Pyrrho (360-270) | Op opinie gebaseerd (doxa), grote juridische filosofische vragen. Twijfelende gedachten. |
Mysteriereligies
Dit zijn religies waarin volgers ingewijd worden in een geheime leer. In de hellenistische periode werden deze religies populair. Ze boden net als de filosofieën ethische leiding, comfort, vrijheid van zorgen, een gemeenschapsgevoel en zekerheid over dood aan.
Een voorbeeld van een mysteriereligie is de cult van Serapis. Deze cult wilde Osiris en Apis combineren. Dit toont dat verschillende religies naar elkaar groeien. De nieuwe god werd vooral populair onder Grieken.
Hellenistisch jodendom
Door het mixen van joden en Grieken veranderde het jodendom. Dit leidde tot oorlog onder twee stromingen:
Traditionalisten die wilden vasthouden aan de leer hoe die geïnterpreteerd werd door wetenschappers en rabbi’s.
Hellenistische joden wilden de Griekse cultuur met het jodendom vermengen.
In 167 schaften hellenistische joden basiselementen van het jodendom af, zoals de Sabbat en besnijdenis. Zij offerden zelfs varkens aan Zeus in een tempel.
Hierdoor ontstond opstand. De traditionalistische Makkabeeën begonnen een guerilla-opstand op het platteland. Ze herstelden joodse praktijken en riepen joodse onafhankelijkheid uit die tot de Romeinse overwinning in 63 v. Chr. Standhield.
Er ontstonden ook nieuwe dingen in het jodendom. Zo was er een opkomst van literatuur waarin de buitenstaander als slecht werd afgebeeld en de joden boden spirituele weerstand tegen diens praktijken. De buitenstaander werd altijd verslagen en er werd een nieuw koninkrijk Israël gesticht. Daarnaast was er een groeiend geloof in het laatste oordeel en de wederopstanding.
Er ontstaan verschillende groepen binnen jodendom:
Sadduceeën; belangrijkste is rituelen in de tempel in Jeruzalem.
Farizeeën: nadruk op orale traditie, interpretatie van de Hebreeuwse bijbel en rituelen.
Essenen: leefden in de woestijn en wilden het Jodendom verspreiden.
In de hellenistische periode woonden de meeste joden buiten Judea. In Egypte dienden ze de Ptolemaeën in het leger, als bureaucraten en als belastingverzamelaars. In deze periode ontstaan in literatuur de eerste antisemitische gevoelens. Toch waren Grieken onder de indruk van joodse deugd. In deze periode werd ook de Hebreeuwse Bijbel in het Grieks vertaald.
Afbeeldingen:
Hertenjacht = mozaïek uit Pella, hoofdstad van Macedonië, symboliseert de geest van een jonge man uit Pella, Alexander de Grote.
Alexandermozaïek = detail van een Romeinse mozaïek in Pompeii. Laat Alexander de Grote in gevecht zien. Grote ogen, machtig. De rest laat vluchtende Darius in zijn strijdwagen zien.
Tanagra Figurine = terracotta (gebakken klei) uit 320. Standbeeld van gekleedde vrouw. Laat-hellenistische stijl voor huiselijke thema’s.
Laocoön = beroemd standbeeld uit de 2e eeuw. Trojaanse priester Laocoön en zijn zonen worden verstrikt door slangen die gestuurd zijn door de Goden. De uitgedrukte emotie is typisch hellenistisch. Zij wilden het holle paard in Troje tegenhouden, maar de val van Troje was niet tegen te houden. Het was een beslissing van de Goden.
Indiaas standbeeld beïnvloed door Griekse cultuur = dit beeld van Bodhisattva (verlichte) behoort tot de Gandharan-school en is beïnvloedt door hellenistische beeldhouwkunst. Gedrapeerde kleding zorgt voor Grieks effect.
Straatmuzikanten, Pompeii = jong en oud is te zien, man en vrouw, zelfverzekerd hellenistisch publiek. Mozaïek uit 100 v. Chr. in privévilla in Pompeii.
Aphrodite van Cnidos = dit grote standbeeld is een Romeinse kopie van een origineel van Praxiteles. Beroemdste hellenistische standbeeld van een naakte vrouw.
A Cretan Dream Interpreter in Egypt = een geschilderde stele uit 200 v. Chr. Benadrukt de Griek in Memphis bij de Tempel van Serapis (Grieks-Egyptische God). Er wordt een koe geofferd = Egyptisch.
Bronzen munt met Menora = symbool van jodendom op een munt. Dit bewijst dat joden verspreid waren.
Begrippen
Philip II | Koning van Macedonië, vader van Alexander de Grote en briljante soldaat/staatsman. Hij veroverde de Griekse wereld. |
Alexander de Grote | Koning van Macedonië. Hij veroverde het Perzische Rijk, verspreidde Griekse beschaving tot West-Azië, Egypte en India en dus verantwoordelijk voor de hellenistische cultuur. |
Ptolemaeën | Dynastie door Ptolemaeus I en geregeerd door Egyptische koningen. Meest welvarende, ontwikkelde en langst bestaande hellenistische koninkrijk. |
Seleuciden | Dynastie door Seleucus, geregeerd door heersers in West-Azië van 312 tot 64. Stichtte kolonies in het Nabije Oosten om macht te verbreiden. |
Antigoniden | Dynastie door Antigonus Gonatas in 276 en geregeerd door Macedonische heersers voor 140 jaar tot Romeinse verovering. |
Alexandrië | Bloeiende handelsstad aan zee in Egypte gesticht door Alexander de Grote in 332. Centrum van hellenistische cultuur en wetenschap. |
Antiochië | Grootste, welvarendste stad gesticht door de Seleucus na de dood van Alexander de Grote. Lag bij de huidige Turks-Syrische grens. |
Mysteriereligies | Populaire religies in de hellenistische periode. Mensen worden ingewijd in geheime leer. Neemt de populaire plaats in van de traditionele Griekse religie en Olympische goden. |
Makkabeeën | Traditionele joden geleid door een joodse priestersfamilie. Zij kwamen in opstand tegen hellenisering het jodendom. Verklaarden de onafhankelijkheid van de joden. Koninkrijk bestond tot Romeinse overwinning in 63 v. Chr. |
- for free to follow other supporters, see more content and use the tools
- for €10,- by becoming a member to see all content
Why create an account?
- Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
- Once you are logged in, you can:
- Save pages to your favorites
- Give feedback or share contributions
- participate in discussions
- share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
- 1 of 2161
- next ›
Western Civilization Beyond Boundaries (Noble)
Samenvatting bij Western Civilization Beyond Boundaries (Noble) opgedeeld in een aantal meer behapbare delen.
Add new contribution