Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Hoofdstuk A: Concurrentievoordelen
A.1 Wat is HRM?
Human Resource Management omvat het beleid, de toepassingen en de systemen die het gedrag en de prestaties van werknemers beïnvloeden. De belangrijkste HRM praktijken zijn:
De analyse en het ontwerp van het werk
De planning van human resources
Werving
Selectie
Training en ontwikkeling
Belonen van werknemers
Prestatiemanagement
Positieve werkomgeving creëren
Human Resource Management kan er mede voor zorgen dat een bedrijf goed in staat is om marktaandeel te verkrijgen en te behouden. Dit noemen we competitiveness. HRM kan dus als goed gebruikt van strategische invloed zijn.
Een manier om te kijken naar de taken en verantwoordelijkheden van een Human Resource afdeling is door de human resources als een bedrijf binnen een organisatie te zien met drie product lijnen. Deze productlijnen zijn:
Administratieve service
Bedrijfspartner
Strategische partner
De administratieve service is een traditionele productlijn, die HR al langer uitvoerde. De taken van deze productlijn zijn het belonen van de werknemers en het aannemen en ontslaan van werknemers. De klemtoon ligt hier op resource efficiëntie en de kwaliteit van service. De bedrijfspartner ontwikkelt een effectief HR systeem en helpt bij het invoeren van bedrijfsplannen. Ook houdt deze lijn zich bezig met talentmanagement. De klemtoon ligt bij HR als bedrijfspartner op de kennis van het bedrijf en het uitoefenen van invloeden. De strategische partner draagt bij aan de bedrijfsstrategie en de klemtoon ligt hier op de kennis van HR, concurrenten, het bedrijf, de markt en de strategieën.
Er zijn 6 competenties die een HR professional moet hebben. Deze kunnen worden gepositioneerd in een piramide met in de top de credible activist competentie (niveau A). Deze moet men bezitten voor goede prestaties als HR professional en effectieve leider. Daaronder staan de cultural steward, de talentmanager en de strategische architect (niveau B). Onder in de piramide vinden we de bedrijfsmedestander en de operationele executor (niveau C). Onderin de piramide staan de basisvaardigheden en deze worden naar boven toe steeds ingewikkelder en strategischer.
A.2 Hoe HRM verandert met de tijd
Waar HRM vroeger vooral de administratieve kant vervulde en een op zichzelf staande functie binnen het bedrijf was, wordt het tegenwoordig vaker gezien als een bedrijfscompetentie die belangrijk is voor het algehele succes van het bedrijf.
Het shared service model wordt gebruikt om te zorgen dat HR afdelingen bijdragen aan een goede concurrentie positie voor het betreffende bedrijf, door de kosten, de relevantie en het tijdsbestek van HR activiteiten te beheren. Het shared service model organiseert de HR afdeling en haar activiteiten als volgt:
Expertise centers: bestaat uit HR specialisten op het gebied van personeel en training, die in het gehele bedrijf actief zijn
Service centers: afhandeling van (persoonlijke) administratieve en financiële zaken
Business partners: HR personeelsleden die nauw samenwerken met afdelingshoofden op strategisch gebied.
Da de tijd die HRM nu besteed aan administratie steeds kleiner wordt, komt onder andere door de technologie die zich heeft ontwikkeld. Zo is ook de zelfservice voor werknemers ontstaan. Dit houdt in dat werknemers online toegang hebben tot HR informatie. Dit kan bijvoorbeeld informatie zijn over loon en trainingen. Ook besteden steeds meer bedrijven de administratieve kant van HRM uit (Outsourcing). Een goede reden hiervoor is het besparen van geld en men heeft dan meer tijd voor strategische bedrijfskwesties.
Evidence-based HR demonstreert hoe HR praktijken kunnen bijdragen aan het goed functioneren van het bedrijf, middels de positieve invloed die het uitoefent op belangrijke stakeholders, evenals kosten en opbrengsten. Workforce analytics zijn kwantitatieve en wetenschappelijke methoden die gebruikt worden om deze invloeden aan te tonen en beslissingen op te baseren.
Human Resources managers staan nu voor twee grote uitdagingen. Ze moeten proberen zich te richten op strategieën voor de toekomst i.p.v. te kijken naar de huidige operaties. Ten tweede moeten ze proberen de niet HR managers zo ver te krijgen dat ze ook HR praktijken gaan ontwikkelen en invoeren.
A.3 Uitdagingen
Er zijn drie uitdagingen voor organisaties die ervoor zorgen dat de prioriteiten van HR praktijken toe zal nemen:
Challenge of Sustainability
Technology challenge
Global challenge
A.3.1 Challenge of Sustainability
Sustainability is het vermogen van een organisatie om goede prestaties te leveren en daarbij verantwoord gebruik te maken van haar medewerkers, de gemeenschap en de omgeving. Het succes van een onderneming kan worden uitgelegd als ‘de mate waarin de organisatie tegemoet kan komen aan de behoeften van zijn stakeholders’. Stakeholders zijn verschillende groepen die belang hebben bij de organisatie, de aandeelhouders, de samenleving, werknemers, klanten en leveranciers en alle andere partijen die belang hebben bij de organisatie.
De volgende ontwikkelingen zijn op dit moment van belang op de arbeidsmarkt:
Nu de economie na de aanhoudende recessie langzaam verbetert, worden eerst ex-werknemers opnieuw aangenomen en arbeidsvoorwaarden hersteld, voordat er nieuwe mensen aangenomen worden.
Al zijn er genoeg mensen beschikbaar op de arbeidsmarkt, er is veelal een tekort aan technisch geschoold personeel.
Bedrijven proberen een hogere productiviteit te realiseren en zo kosten te drukken en effectiviteit te verbeteren. HR afdelingen staan onder druk om programma’s te ontwikkelen die de investering waard zijn.
Door technische ontwikkelingen zal het aantal banen in de industrie en landbouw afnemen. In de toekomst zullen voornamelijk hoogopgeleide banen ontstaan, veelal gerelateerd aan de gezondheidszorg.
Opleidingen sluiten vaak niet goed aan op de wensen en eisen van werkgevers. Bedrijven proberen daarom steeds vaker zelf invloed uit te oefenen door samen te werken met middelbare scholen.
De waarde van een bedrijf bestaat uit drie assets, namelijk de financiële assets, de fysieke assets en de intangible assets. Tegenwoordig wordt er door bedrijven steeds meer de nadruk gelegd op intangible assets: menselijk kapitaal, klantenkapitaal, sociaal kapitaal en intellectueel kapitaal. Veel organisaties proberen de waarde van hun intangible assets te verhogen door kenniswerkers aan te trekken, te ontwikkelen en te behouden. Kenniswerkers weten hoe een product of service geproduceerd moet worden of hebben belangrijke klantenkennis die managers niet hebben. Om ervoor te zorgen dat werknemers hun kennis ook kunnen toepassen, krijgen ze eigen verantwoordelijkheid en de volmacht om beslissingen te maken; empowering. Wanneer alle werknemers op continue basis kennis verzamelen en delen, is er sprake van een learning organisation. Dit begrip kan worden beschreven als een bedrijfscultuur die gericht is op kennis, waarin managers werknemers actief stimuleren en mogelijkheden creëren om zichzelf te ontwikkelen, te innoveren en te verbeteren. Tegenwoordig spelen sociale netwerken een steeds belangrijker rol in de creatie van zo’n cultuur.
Organisaties moeten tegenwoordig nog beter in staat zijn te reageren op snelle veranderingen in de omgeving. Dit heeft grote invloed op de relatie tussen een organisatie en zijn werknemers. Het psychologische contract beschrijft wat een werknemer verwacht bij te dragen en welke beloning van de organisatie daartegenover staat. Door onzekere economische omstandigheden hebben werknemers geen baangarantie en verwachten ze daarom ontwikkelingsmogelijkheden om bij ontslag nieuw werk te kunnen vinden. In het algemeen kan worden gesteld dat er nu meer van ze wordt gevraagd voor dezelfde compensatie.
De betrokkenheid van werknemers (employee engagement) is de mate waarin werknemers betrokken zijn bij hun werk en de mate van toewijding aan hun baan en het bedrijf.
Werknemers die meer betrokken zijn bij hun baan en bij de organisatie zorgen voor een concurrentievoordeel door bijvoorbeeld een hogere productiviteit, betere service naar klanten en minder afwezigheid. Door middel van enquêtes wordt gemeten dat carrière ontwikkeling, leermogelijkheden en het uitvoeren van uitdagend werk de belangrijkste factoren vormen in de bepaling van betrokkenheid en toewijding. Hier dient rekening mee te worden gehouden in het uitvoeren van talentmanagement: het aantrekken, aanhouden, ontwikkelen en het motiveren van hoog opgeleide werknemers en managers.
Organisaties maken ook steeds meer gebruik van alternatieve arbeidsovereenkomsten. Dit is een overeenkomst met onafhankelijke contractoren voor oproepkrachten en tijdelijke werknemers. Voor werknemers is dit aantrekkelijk, omdat zij dan niet vastzitten aan een bepaalde organisatie, flexibel kunnen werken en hun werk goed kunnen combineren met andere verplichtingen, zoals het gezin. Voor een organisatie is het aantrekkelijk, omdat zij makkelijker iemand aan kunnen trekken en de overeenkomst weer op kunnen zeggen. Deze ontwikkeling heeft ook geleid tot het ontstaan van alternatieve kantoren waar zzp’ers een dagelijks of maandelijks bedrag betalen voor een werkplek.
Door globalisering, e-commercie en nieuwe technologie moeten werknemers langer beschikbaar zijn en wordt de scheiding tussen werk- en privé beperkt. Dit zorgt voor veel problemen, die door steeds meer bedrijven worden erkend en waarop wordt ingespeeld door flexibele werktijden te bieden. Voordelen hiervan zijn het makkelijker aantrekken en behouden van personeel, minder stress en werknemers die hun kwaliteiten optimaal kunnen benutten.
We kunnen de balanced scorecard gebruiken om de prestatie van een organisatie te meten, waarbij managers naar de organisatie kijken vanuit de perspectieven van interne en externe klanten, werknemers en aandeelhouders. Deze methode is belangrijk, omdat hij alle kanten belicht die belangrijk zijn om te kunnen concurreren. Ook kan de methode belangrijk zijn in het managen van human resources. Zo kan de uitslag van deze test werknemers helpen om de doelen en strategieën van de organisatie te zien in een raamwerk. Ook weet men dan hoe deze doelen en strategieën gemeten moeten worden en hoe ze de kritieke indicatoren beïnvloeden. De balanced scorecard methode moet gebruikt worden om HRM activiteiten te verbinden aan de bedrijfsstrategie van de organisatie en om te bepalen in welke mate de HRM functie bijdraagt aan het geheel om de strategische doelen te behalen.
Steeds meer organisaties zien in dat sociaal verantwoord handelen goed is voor de organisatie. Het kan zorgen voor een imago-boost, toegang tot nieuwe markten en het gemakkelijker aantrekken van getalenteerde mensen naar de organisatie.
Om tegenwoordig te kunnen overleven moeten organisaties een goede kwaliteit producten en services leveren om effectief te kunnen concurreren. Men kan hiervoor gebruik maken van Total Quality Management: een vorm van bedrijfsvoering waarbij de nadruk ligt op talenten en vaardigheden van arbeid en management om voortdurend de productiviteit en kwaliteit te verbeteren. Dit wordt bereikt door:
Methoden en processen zo te ontwikkelen dat deze de behoeften van interne en externe klanten evenaren
Elke medewerker te trainen in kwaliteit
Kwaliteit zit in het product waardoor fouten worden voorkomen in plaats van verwijderd
Kwaliteit verbeteren door betere samenwerking met kopers, leveranciers en klanten
Vooruitgang moet worden gemeten door op data gebaseerde feedback
Om kwaliteit te erkennen en belonen zijn er de Malcolm Baldrige National Quality Award en Iso 9000:2000. Ook kan een bedrijf gebruik maken van Six Sigma. Dit is een manier om kwaliteit te meten, analyseren, verbeteren en processen vervolgens te controleren. Het doel van Six Sigma is het creëren van een totale focus op het dienen van de klant. Training is hierin een belangrijk onderdeel. Champions, Master Black Belts, Black Belts and Green Belts zijn op verschillend niveau getrainde werknemers die teams leiden en bijleren op het gebied van kwaliteitsprojecten. Een onderdeel hiervan kan zijn werknemers lean thinking aan te leren:
hoe klantwensen met minder arbeid, tijd, gereedschap en ruimte vervuld kunnen worden.
De interne arbeidsmarkt bestaat uit de huidige medewerkers en de externe arbeidsmarkt uit de mensen buiten het bedrijf die actief op zoek zijn naar werk. Er zijn twee belangrijke ontwikkelingen in de arbeidsmarkt, die implicaties hebben voor HRM-beleid:
De arbeidsmarkt wordt steeds diverser, met meer immigranten, vrouwen en invaliden. Hierdoor wordt het lastiger in te spelen op de verschillende behoeften van het personeel.
Er treedt vergrijzing op. Ouderen werken langer door, soms zelfs na hun pensioengerechtigde leeftijd.
Het is voor bedrijven vooral belangrijk kennis van oudere werknemers te behouden en
door te geven aan jongere werknemers, zodat dit niet verloren gaat als ze stoppen met
werken.
Voor HRM is het managen van culturele diversiteit tegenwoordig een belangrijk onderdeel dat kan bijdragen aan concurrentievoordeel. Een organisatie moet de kracht van een divers personeelsbestand daarom goed benutten, om wensen van het personeel tegemoet te komen, maar ook om het personeelsverloop te beperken en klanttevredenheid hoog te houden.
Er zijn 5 gebieden in de juridische omgeving die in de afgelopen jaren invloed hebben gehad op HRM. Dit zijn:
Wetgeving voor gelijke arbeidskansen
Wetgeving voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers.
Wetgeving voor het belonen van werknemers
Wetgeving voor de privacy van werknemers
Wetgeving voor het veiligstellen van je baan.
Op de volgende gebieden wordt nog veel juridische discussie verwacht: discriminatie, het verminderen van gezondheidszorg en andere arbeidsvoorwaarden, het aannemen van illegalen, het misbruiken van werknemers en baanzekerheid/ontslag.
In de Sarbanes-Oxley Act van 2002 worden strengere regels gesteld voor bedrijven met betrekking tot onethisch handelen. Het gaat hier dan met name om de boekhouding en accounting van organisaties. Financiële data moeten nu publiekelijk bekend gemaakt worden waar de leidinggevenden in de organisatie dan weer verantwoording voor moeten afleggen.
Voor HR betekent dit het opstellen van een gedragscode die ethisch handelen en professionele verantwoordelijkheid duidelijk definieert, het personeel dit eigen te laten maken en het ontwikkelen van effectieve manieren om (on)ethisch gedrag op te sporen en te rapporteren.
A.3.2 De Global Challenge
Steeds meer bedrijven betreden internationale markten met hun producten en services. De problemen waar ze dan vooral mee te maken krijgen zijn het vinden van getalenteerde werknemers en het niet goed functioneren van managers die ingevlogen worden uit het thuisland. Dit laatste wordt inmiddels aangepakt door middel van culturele trainingen.
Bedrijven maken ook steeds meer gebruik van offshoring: exporteren van banen van een ontwikkeld land naar een minder ontwikkeld land. In deze minder ontwikkelde landen zijn de arbeidskosten en vaak ook andere kosten lager. Nog een reden om offshoring toe te passen is omdat men ergens anders wellicht gemotiveerdere en hoger opgeleide mensen vindt.
Er zitten ook potentiële nadelen aan offshoring:
Kunnen de werknemers in een offshored locatie wel dezelfde service geven als de klanten krijgen van werknemers in het thuisland?
Heeft offshoring een negatief effect op de motivatie, tevredenheid en het verloop van personeel in het thuisland?
Zijn locale managers wel goed genoeg getraind om de offshore werknemers te motiveren en te behouden?
Wat is het effect van politieke onrust in het land van offshoring?
Welk effect heeft offshoring op het publieke imago van de organisatie?
Door deze nadelen doen veel bedrijven weer aan onshoring. Dit is het terugbrengen van de banen naar landelijke gebieden in de welvarende landen.
A.3.3 De technologische uitdaging
Door vele ontwikkelingen in de technologie zijn er ook veel aspecten van human resource management veranderd:
De opkomst van social networking: het gebruik van websites als Facebook, Twitter en LinkedIn, evenals blogs, die online interacties tussen mensen mogelijk maken. Op professioneel gebied kan social networking gebruikt worden om communicatie, decentralisatie en samenwerking te ondersteunen. Veel bedrijven moeten nu bepalen hoe ze met social networking om willen gaan.
Robots, digitale design-methoden, radio frequentie identificatie en nanotechnologie zorgen voor een transformatie in werkzaamheden, die eerder anders gedaan werden.
HRM informatie systemen (HRIS) verzamelen, verwerken en distribueren alle relevante HR gegevens, om zo te helpen bij strategische beslissingen, rechtszaken te voorkomen, data aan te dragen voor de evaluatie van beleid en in dagelijkse HR-beslissingen te assisteren.
Hoge prestaties werksystemen zijn werksystemen die de overeenstemming tussen het sociale systeem (de werknemers) en het technische systeem van een bedrijf maximaliseert.
Door de technologie is het nu mogelijk voor werknemers om informatie te verkrijgen die nodig is om de service en de kwaliteit van producten voor klanten te verbeteren. Hiervoor moeten werknemers verantwoordelijkheid nemen voor het tevreden stellen van de klant. Een populaire methode hiervoor is het werken in teams. In werkteams zitten werknemers met verschillende vaardigheden die samenwerken om een product of service voort te brengen. Om teams meer flexibiliteit mee te geven wordt er cross training gegeven. Dit houdt in dat de werknemers op heel veel verschillende gebieden getraind worden, zodat ze elke rol in een team kunnen innemen als dat nodig is.
Technologie heeft het ook mogelijk gemaakt voor bedrijven om partnerships aan te gaan met andere bedrijven. Virtuele teams zijn teams die worden gescheiden door tijd, geografische afstand, cultuur en bedrijfsgrenzen, die bouwen op de technologie om te kunnen communiceren met teamleden.
Ook de structuur van organisaties verandert. In de traditionele structuur werd efficiëntie benadrukt. Managers namen de beslissingen en informatie werd van bovenaf verspreid onder de werknemers. Deze structuur werkt nu niet meer, omdat computers de werknemers bijvoorbeeld al toegang geven tot de informatie die zij nodig hebben. In de nieuwe structuur staat de werknemers centraal, is deze vrij om te bewegen naar daar waar hij nodig is en leert die voortdurend. De grenzen die bestonden tussen werknemers en managers, werknemers en klanten en werknemers en leveranciers, zijn verdwenen. Er wordt nu met samengewerkt om de service en de kwaliteit van het product te verbeteren en nieuwe producten te ontwerpen.
Elektronische HRM (e-HRM) is het verwerken en overbrengen van gedigitaliseerde informatie die gebruikt wordt in human resource management via het gebruik van software, sociale netwerken en mobiele technologieën.
Via een HR dashboard kunnen managers en werknemers via het intranet of het HRIS bij een reeks indicatoren, zoals productiviteit of absenteïsme. Deze informatie is belangrijk om te bepalen in hoeverre HR praktijken bijdragen aan het vervullen van bedrijfsdoelstellingen.
Om nieuwe technologische systemen succesvol bij te laten dragen aan een organisatie, moeten deze geïntegreerd worden met de organisatiestructuur. Hoge prestaties werksystemen zorgen normaalgesproken voor verhoogde productiviteit en een verbeterde financiële prestatie op de lange termijn. Ook HRM praktijken kunnen hieraan bijdragen, maar vooral wanneer deze overal worden toegepast en niet alleen op bepaalde gebieden.
A.4 Het behalen van de uitdagingen door HRM
Figuur 1.8 op bladzijde 57 geeft voorbeelden van HRM praktijken die kunnen helpen bij het behalen van de uitdagingen. Deze HRM praktijken kunnen worden verdeeld in 4 dimensies:
Het managen van de HR omgeving
Het verkrijgen en voorbereiden van human resources
Beoordeling en ontwikkeling van human resources.
Belonen van human resources
Hoofdstuk B: Strategische HRM
Het doel van strategisch management in een organisatie is het opstellen en toewijzen van resources (fysieke, organisatorische en menselijke) op een manier die de organisatie een concurrentievoordeel geeft. Een organisatie is pas in staat om zo effectief mogelijk te zijn als de HRM functie wordt geïntegreerd met het strategische management proces. Dit houdt in dat HRM:
Input moet kunnen leveren voor het strategische plan
Specifieke kennis van de strategische doelen van de organisatie moet hebben
Moet weten welke vaardigheden, gedrag en houdingen werknemers moeten hebben om het strategische plan van de onderneming te kunnen ondersteunen
Programma’s moet ontwikkelen om ervoor te zorgen dat werknemers de juiste vaardigheden, gedrag en houdingen hebben
B.1 Bedrijfsmodel
Een bedrijfsmodel vertelt ons hoe een bedrijf waarde creëert voor klanten en hoe de organisatie dat proces winstgevend maakt. Hierbij zijn de accountingprincipes:
1. Vaste kosten zijn de kosten die niet veranderen met de output.
2. Variabele kosten veranderen wel met de output.
3. De margin, of contribution margin, is het verschil tussen de prijs van het product en de variabele kosten van dat product.
4. De gross margin is het aantal verkochte eenheden maal de contribution margin = totale omzet minus de variabele kosten.
5. De winst berekenen we dan als volgt: stel je gross margin is 3 miljoen en je vaste kosten zijn 4 miljoen, dan maak je 1 miljoen verlies.
B.2 Strategisch management
Strategisch management is het proces van het aangaan van de competitieve uitdagingen die een organisatie tegemoet komen. Hierbij komen twee aspecten aan bod:
De algemene bedrijfsstrategie, deze beschrijft de consistente manier waarop een organisatie zichzelf probeert te positioneren ten opzichte van zijn concurrenten.
Het ontwikkelen van strategieën om de doelen van de organisatie in zijn huidige omgeving te behalen.
Strategisch management omvat het analyseren van de concurrentiesituatie van een organisatie, het ontwikkelen van strategische doelen voor de organisatie, een plan van aanpak maken om de doelen te kunnen behalen en het toewijzen van de resources om de doelen te kunnen behalen.
Strategisch Human Resource Management (SHRM) heeft betrekking op het inzetten van geplande human resources activiteiten met als doel het voor de organisatie mogelijk te maken om doelen te behalen.
Het strategische management proces kent twee fases: formulering en implementatie van de strategie. Bij het formuleren wordt er een strategische richting gekozen door de missie en doelen van de organisatie te definiëren. Door de externe kansen en bedreigingen en de interne sterktes en zwaktes vast te stellen, wordt vervolgens gekeken wat de beste manier is om de missie en doelen te realiseren. Bij de implementatie wordt de organisatie gestructureerd en worden resources toegewezen, zodat de strategie die de organisatie heeft gekozen, uitgevoerd kan worden. Figuur 2.2 op bladzijde 76 geeft het proces goed weer.
Een strategische keuze bestaat eigenlijk uit beslissingen met betrekking tot de concurrentie, oftewel hoe de organisatie gaat concurreren om haar doelen te bereiken: in welke markten wil men concurreren, hoe gaat men in deze markten concurreren en welke resources worden daarvoor gebruikt. We kunnen hier een link leggen tussen waarmee (met welke resources) men wil gaan concurreren en human resource management.
Er blijken 4 niveaus van integratie te zijn tussen de HRM functie en de strategisch management functie, namelijk:
Administrative linkage
One-way linkage
Two-way linkage
Integrative linkage
In de administrative linkage wordt HRM helemaal niet betrokken bij het maken of implementeren van strategische plannen. HRM houdt zich enkel bezig met administratief werk, er is dus geen koppeling met de strategische planning.
Voorbeeld administrative linkage:
Figuur 1
ampions
In de one-way linkage ontwikkelt de strategische bedrijfsplanning functie het strategische plan en informeert daarna HRM hierover. Tijdens het formuleren van de plannen worden human resources issues niet meteen in beschouwing genomen, HRM is alleen verantwoordelijk voor het ontwerpen van programma’s om de plannen te implementeren. Dit niveau van integratie leidt vaak tot plannen die niet goed uitgevoerd kunnen worden.
Voorbeeld one-way linkage:
Figuur 1
In de two-way linkage wordt er rekening gehouden met human resource zaken tijdens het formuleren van de strategie. Deze integratie gebeurt in drie stappen:
Het strategisch planning team informeert HRM over de verschillende strategieën die het bedrijf overweegt.
De HRM executives analyseren de consequenties van de invoer van de strategieën voor human resource zaken en presenteren de uitkomsten aan het strategisch planning team.
Als er een strategische beslissing is genomen, wordt het plan doorgegeven aan de HRM executive, die dan programma’s ontwikkelt om het plan te kunnen implementeren.
Voorbeeld two-way linkage:
Figuur 1
De integrative linkage is gebaseerd op continue interactie tussen de strategische planning en de HRM functie. De HRM functie is nu betrokken bij zowel het formuleren als het implementeren van de strategie. De HRM executive geeft de planners informatie over het vermogen van de human resources. Deze informatie helpt de managers een goede strategie te kiezen, omdat ze nu kunnen zien hoe goed de strategie ingevoerd kan worden. Als de keuze is gemaakt, gaat HRM verder met het ontwikkelen van HRM praktijken die ervoor zorgen dat werknemers de juiste vaardigheden hebben om de strategie te implementeren.
Voorbeeld integrative linkage:
Figuur 1
B.3 Het formuleren van een strategie
Er zijn 5 aspecten van het strategisch management proces belangrijk voor het formuleren van een strategie. De missie is een verklaring van de reden van het bestaan van een bedrijf. De doelen zijn de dingen die een bedrijf hoopt te behalen in een medium tot lange termijn (om de missie te verwezenlijken). De externe analyse onderzoekt de omgeving waarin het bedrijf opereert om strategische kansen en bedreigingen te ontdekken. De interne analyse is het proces van het onderzoeken van de sterktes en zwaktes van een organisatie. De combinatie van externe en interne analyses wordt de SWOT (strengths, weaknesses, opportunities, threats) analyse genoemd. Uit deze analyse komen verschillende strategische alternatieven naar voren. De strategische keuze is de strategie van de organisatie. Dit is de manier waarop een organisatie zijn missie wil vervullen en zijn lange termijn doelen wil halen.
B.4 Het implementeren van de strategie
Er zijn ook 5 belangrijke aspecten bij het implementeren van een strategie, die het succes daarvan bepalen:
De structuur van een organisatie
Type informatie en informatiesystemen
Taak ontwerp
Selectie, training en ontwikkeling van mensen
Beloningssystemen
Human resource management heeft de verantwoordelijkheid over de laatste drie van deze vijf aspecten en heeft invloed op de andere twee factoren.
Allereerst moeten de taken, bij het implementeren van een strategie, worden ontworpen en worden gegroepeerd in banen op een manier die efficiënt en effectief is. Daarna moet HRM ervoor zorgen dat de organisatie voldoende mensen in dienst heeft met de juiste kennis en vaardigheden om hun taak uit te voeren bij het implementeren van de strategie. Ook moet HRM een performance management systeem en een beloningssysteem opzetten. Dit alles wordt ook wel vertical alignment genoemd, de HR functies en processen moeten ervoor zorgen dat de strategische doelen worden behaald.
B.4.1 Implementatiemechanismen
HRM afdelingen verschaffen als het ware zes menu’s met implementatiemogelijkheden, waaruit de beste praktijken voor de opgestelde strategie gekozen kunnen worden.
Job analyse en ontwerp
Job analyse is het verkrijgen van gedetailleerde informatie over banen. Job ontwerp is het beschrijven van de manier waarop werk uitgevoerd moet worden en de taken die behoren bij een baan.
Werving en Selectie
Werving is het zoeken van geschikte kandidaten voor bepaalde taken en banen. Selectie is het proces waarbij een organisatie kandidaten probeert te identificeren die de juiste kennis, vaardigheden, kwalificaties en andere karakteristieken hebben, en daardoor de organisatie helpen bij het behalen van haar doelen.
Training & Ontwikkeling
Training is de inspanning om het werknemers mogelijk te maken werk gerelateerde kennis, vaardigheden en gedrag op te doen. Ontwikkeling is het verkrijgen van kennis, vaardigheden en gedrag die de bekwaamheid van werknemers verbeteren om aangepaste of nieuwe taken te volbrengen.
Performance management
Prestatiemanagement wordt ingezet om er voor te zorgen dat de activiteiten en de output van werknemers overeenkomen met de doelen van de organisatie.
Betalingsstructuur & beloningen
Beloningssystemen zijn belangrijk voor het aantrekken en behouden van hoge kwaliteit medewerkers en het motiveren van medewerkers om bepaalde prestatieniveaus te behalen.
Arbeid en werknemersrelaties
Arbeid en werknemersrelaties kunnen grote invloed hebben op het hebben van concurrentievoordelen door de organisatie. Zijn deze sterk en voelen medewerkers zich met de organisatie verbonden zullen ze minder snel ontslag nemen en beter presteren. Ook zijn ze dan beter bereid om omgeschoold te worden voor vaardigheden gevraagd door de veranderende economie.
B.4.2 Typen strategiën
Volgens Porter kan een organisatie waarde toevoegen op twee manieren, namelijk door:
Kostenleiderschap
Differentiatie
De kostenleiderschap strategie streeft erna om het bedrijf te zijn die produceert met de laagste kosten in de industrie. Dit kan onder andere bereikt worden door te produceren op grote schaal, door leereffecten die optreden en het overal onder controle houden van kosten.
De differentiatie strategie probeert de impressie op te wekken dat het bedrijf producten en/of services levert die anders zijn dan die van anderen in dezelfde industrie. Als dit lukt, kan men bovengemiddelde resultaten bereiken en aan de impact van prijsgevoeligheid ontkomen.
Elke strategie heeft mensen nodig met andere kennis en vaardigheden. En dus andere role behaviors. Dit is het gedrag dat nodig is van een werknemer in zijn of haar rol als baanhouder in een sociale werkomgeving. Zo wordt van werknemers van bedrijven met een kostenleiderschap strategie verwacht dat ze in hun rollen vaak dezelfde taken vervullen en onafhankelijk van elkaar werken. Aan de andere kant moeten werknemers in een organisatie met een differentiatiestrategie juist creatief en coöperatief zijn. Van hen wordt verwacht dat ze goed kunnen samenwerken, nieuwe ideeën ontwikkelen en oog hebben voor zowel processen als resultaten.
B.4.3 Directionele strategieën
Er zijn 4 mogelijke directionele strategieën voor organisaties om hun doelen te bereiken:
Concentratie strategieën
Interne groei strategieën
Externe groei strategieën door middel van fusies en acquisities
Downsizing strategieën
Bij concentratie strategieën wordt de nadruk gelegd op marktaandeel en operationele kosten. Met dit type strategie probeert een bedrijf optimaal gebruik te maken van waar het goed in is en is het gericht op het behouden van de benodigde vaardigheden.
Bij interne groei strategieën ligt de focus op het ontwikkelen van nieuwe markten en producten, innoveren en/of het aangaan van joint ventures. Door deze nadruk wordt een bedrijf gedwongen om constant nieuwe werknemers te zoeken en aan te trekken en mensen te trainen.
In het geval van externe groei strategieën proberen bedrijven hun resources uit te breiden of hun marktpositie te verstevigen door het genereren van nieuwe business, vaak via fusies en overnames. Een reden waardoor fusies en overnames vaak mislukken, zijn de mensen in de organisaties. HRM speelt een grote rol in het integreren van culturen, onder andere door training te verzorgen in het oplossen van conflicten.
Downsizing is de geplande eliminatie van een groot aantal werknemers om zo een betere effectiviteit in de organisatie te kunnen realiseren. Downsizing creëert diverse uitdagingen voor HRM: het maken van een goede selectie van werknemers die moeten vertrekken en werknemers die blijven gemotiveerd en betrokken houden. Daarnaast is het voor HRM ook een mogelijkheid de cultuur binnen een organisatie te veranderen, ruimte te maken voor nieuwe ideeën en te laten zien dat human resources zeer belangrijk zijn in het bereiken van succes.
B.5 Behouden van concurrentievoordelen
Er kan in strategisch management onderscheid gemaakt worden tussen voorgenomen en opkomende strategieën. Voorgenomen strategieën zijn deze die op rationele wijze ontwikkeld worden, middels de eerder uitgelegde stappen in strategieformulering. Opkomende strategieën, daarentegen, zijn niet gepland en komen tot stand door het dagelijks opereren van de organisatie. Ze kunnen daarom worden gezien als dat wat de organisatie doet, in plaats van dat wat het wil doen.
Strategische HRM speelt vooral een rol bij voorgenomen strategieën, maar moet het nu ook mogelijk maken opkomende strategieën, die vaak onderin de organisatie tot stand komen, tot het top-management team te laten doordringen.
Een gerelateerde manier waarop HRM kan zorgen voor een concurrentievoordeel voor een organisatie is door het ontwikkelen van een unieke mensen kapitaal, zodat een organisatie de bekwaamheid heeft om zich aan te passen in een omgeving die constant verandert. Een manier waarop men dit kan doen is door de learning organisatie toe te passen. Dit is een organisatie waarin werknemers constant hun capaciteit om resultaten te boeken, uitbreiden. Hierbij moet de organisatie leren door de omgeving van de organisatie te controleren, door informatie tot zich te nemen, door beslissingen te maken en een flexibele herstructurering, zodat de organisatie kan concurreren in de desbetreffende omgeving.
Hoofdstuk C: Het ontwerp en de analyse van werk
C.1 Work-flow Analyse
Work-flow design is het analyseren van de taken die nodig zijn voor de productie van een product of service. Dit gaat vooraf aan het toewijzen van taken aan een bepaalde baan of persoon. Pas als we de work-flow design begrijpen, kunnen we beslissingen maken over het toewijzen van taken aan bepaalde banen of personen. Hierbij zijn drie componenten van belang, namelijk de output, de processen en de input.
C.1.1 Output
Een output is een product of service die een werkeenheid levert. Zodra deze outputs geïdentificeerd zijn, moeten standaarden voor kwaliteit en kwantiteit gesteld worden. Een techniek die gebruikt wordt om productiviteit te verbeteren is ProMES. Deze techniek focust zowel op het identificeren van outputs, als op het specificeren van de benodigde prestatielevels om een bepaald effectiviteitsniveau te behalen.
C.1.2 Processen
Als we de outputs van de werkeenheden kennen, kunnen we de processen gaan analyseren, die deze outputs voortbrengen. Elk proces bestaat uit procedures die beschrijven hoe het werk gedaan moet worden. In deze procedures staan dus alle taken die tijdens een proces uitgevoerd moeten worden. De taken worden meestal toegewezen aan personen, maar bij een erg complex proces, waar personen alleen niet genoeg vaardigheden en kennis voor hebben, wijzen we de taken ook wel toe aan groepen. Om teams effectief te laten werken is het belangrijk dat de mate van taak afhankelijkheid past bij de mate van resultaat afhankelijkheid.
Taakafhankelijkheid is de mate waarin het team samen moet werken en resultaat afhankelijkheid is de mate waarin de teamleden de beloning delen die ze krijgen voor hun prestaties. Hieruit kunnen we afleiden dat het belangrijk is dat teams als team worden beloond en niet als individuen en dat teams een zekere mate van autonomie toegewezen krijgen, zodat ze hun eigen beslissingen kunnen maken.
C.1.3 Input
Bij een work-flow analyse kijkt men eerst naar 3 verschillende inputs:
Invoer (rauwe input), welke materialen, data en informatie is er nodig?
Uitrusting, welke apparatuur, faciliteiten en systemen zijn er nodig?
Human resources, welke kennis, vaardigheden en bekwaamheden zijn er nodig bij degene die de taken uitvoeren?
C.2 De organisatiestructuur
De organisatie structuur is het stabiele en formele netwerk van verticale en horizontale connecties tussen banen die de organisatie vormen. Pas als we begrijpen hoe banen gerelateerd zijn aan elkaar (Bijvoorbeeld supervisor staat boven subordinate) en hoe functionele gebieden aan elkaar gerelateerd zijn in een organisatie ( bijvoorbeeld Marketing en productie) kunnen we goede beslissingen maken over het herontwerpen of verbeteren van banen, om zo de hele organisatie te kunnen bevoordelen.
C.2.1 Structuurdimensies
Er zijn twee heel belangrijke dimensies van een organisatiestructuur:
Centralisatie
Departementalisatie / taakgroepering
Centralisatie is de mate waarin de autoriteit voor beslissingen maken bij diegene aan de top van de organisatie ligt. Wanneer deze autoriteit over de verschillende lagen van de organisatie verspreid is kan worden gesproken van een gedecentraliseerde structuur. Departementalisatie is de mate waarin werkeenheden zijn gegroepeerd op basis van hun functie of op basis van de gelijkheid in work flow.
C.2.2 Configuraties
De twee meest voorkomende configuraties van de organisatiestructuur zijn de functionele structuur en de divisie structuur. Een functionele structuur heeft een hoog level van centralisatie. Bij een divisie structuur is er een relatief laag level van centralisatie. De eenheden in deze structuur zijn bijna autonome op zichzelf staande organisaties binnen een organisatie. Een divisie structuur kan georganiseerd zijn rond producten, geografie en klanten. Divisie structuren zijn vaak flexibeler en innovatiever dan functionele structuren.
Functionele structuren kunnen het beste toegepast worden in een stabiele en voorspelbare omgeving waar men goed in staat is om te anticiperen op de vraag naar resources en doordat taken steeds herhaald worden, kunnen de taken worden gestandaardiseerd.
Deze structuur is een ideale ondersteuning voor organisaties die kostenleiderschap strategie nastreven, omdat efficiency centraal staat in de functionele structuur.
Divisie structuren kunnen het beste worden toegepast in een onstabiele en niet voorspelbare omgeving. In deze omgeving is het moeilijk om te anticiperen op de vraag naar resources. Ook de taken die werknemers uit moeten voeren kunnen niet gestandaardiseerd worden, omdat deze telkens anders zijn. De divisie structuur past bij ondernemingen die concurreren op differentiatie en innovatie, omdat flexibel reageren op de omgeving centraal staat in deze structuur.
C.2.3 Baanstructuur
De structuur van een organisatie heeft ook zijn invloed op het ontwerp van de banen. In functionele structuren moeten banen op een hoog niveau gespecialiseerd en nauw zijn. Vaak werken deze mensen alleen en niet in teams. De werknemers in een functionele structuur mogen weinig zelf beslissen en hebben niet de verantwoordelijkheid om de coördinatie van henzelf en anderen te managen. Bij banen in divisie structuren werken mensen meer samen en mogen ze zelf ook beslissingen nemen.
De structuur van een organisatie heeft ook invloed op relaties in de organisatie. Bij een functionele structuur denken mensen in regels en procedures, terwijl men in een divisiestructuur denkt in termen als uitkomsten en hoe men elkaar persoonlijk behandelt.
Ook de cultuur van een organisatie wordt beïnvloed door zijn structuur. Ook het soort mensen dat de organisatie aantrekt wordt er mede door bepaald.
C.3 Job analyse
Job analyse is het verkrijgen van gedetailleerde informatie over banen. Job analyse is een belangrijk aspect voor human resource management. Veel onderdelen of processen van een organisatie hebben informatie nodig uit de job analyse:
Herontwerp van werk: om werk te kunnen herontwerpen is er informatie nodig over het huidige ontwerp van de banen.
Human resource planning: om human resources in te kunnen plannen en dus toe te wijzen aan bepaalde banen of taken, moeten de planners weten welke vaardigheden benodigd zijn om bepaalde taken uit te voeren.
Selectie: ook bij de selectie van nieuwe werknemers moet men weten welke taak de nieuwe werknemer uit moet gaan voeren en welke vaardigheden, kennis en bekwaamheden de werknemer moet hebben om de taak goed uit te kunnen voeren.
Training: om te zorgen dat iemand getraind kan worden op de gebieden waarin deze nog niet voldoende vaardigheden heeft om zijn baan uit te kunnen voeren, moet een trainer op de hoogte zijn van deze gebieden.
Meten van performance: om te zien hoe goed een werknemer presteert, zodat deze daarvoor kan worden beloond, moet onderscheid gemaakt kunnen worden tussen gedrag en resultaten die een goede of slechte prestatie opleveren.
Carrière planning: om de kwaliteiten van een individu te matchen met de mogelijkheden voor deze persoon in de organisatie, moet informatie beschikbaar zijn over de benodigde kwaliteiten voor de verschillende banen.
Werkevaluatie: dit proces omvat het beoordelen van de relatieve geldwaarde van elke baan inde organisatie, om zo de betaalstructuur te kunnen bepalen.
Ook afdelingsmanagers hebben baat bij job analyse. Ze moeten ten eerste de details van banen binnen hun afdeling weten, om zo het work-flow proces te begrijpen. Bovendien moeten ze weten wat werknemers in huis moeten hebben om in aanmerking te komen voor een baan op hun afdeling. Tenslotte is de manager verantwoordelijk voor het goed presteren van zijn werknemers, waardoor hij moet kunnen beoordelen wat een goede prestatie inhoudt en aan kunnen geven hoe prestatieverbeteringen gerealiseerd kunnen worden.
C.3.1 Informatie
Twee soorten informatie zijn het meest bruikbaar bij een job analyse. Namelijk de functiebeschrijving en de functiespecificaties. De functiebeschrijving is een lijst van de taken, verplichtingen en verantwoordelijkheden die een baan inhoudt (TDR: tasks/duties/responsibilities). De functiespecificatie is een lijst van de kennis, vaardigheden, bekwaamheden en andere karakteristieken (KSAO: knowledge/skills/abilities/other) die een individu moet bezitten om een baan uit te kunnen oefenen.
Kennis is de feitelijke of procedurele informatie die nodig is om een taak succesvol uit te kunnen voeren. Vaardigheid is een niveau van bedrevenheid in een bepaalde taak. Bekwaamheid is een algemene capaciteit die een individu voortdurend bezit. Onder andere karakteristieken zijn persoonlijke eigenschappen, zoals resultaatgerichtheid of doorzettingsvermogen.
Bij het uitvoeren van een job analyse moet er informatie verkregen worden van mensen die bekend zijn met de baan. Deze mensen worden subject-matter experts genoemd, omdat zij experts zijn op het gebied van kennis over de baan. Bij een job analyse kun je vaak het beste de subject-matter experts om informatie vragen, omdat je bij het observeren vaak lang niet alles kan zien.
Daarnaast is het handig om ook de leidinggevende om informatie te vragen, omdat deze weer nadruk legt op andere belangrijke aspecten van de baan. Naast deze twee bronnen kunnen ook andere bronnen nuttig zijn om informatie van te krijgen. Een voorbeeld hiervan zijn klanten of externe job analisten, die vaardigheidsniveaus analyseren.
C.3.2 Methoden
Er zijn veel verschillende methodes om een job analyse uit te voeren, waarvan er niet één de beste is.
De position analysis questionnaire (PAQ) is een van de breedste en meest onderzochte methodes voor het uitvoeren van een job analyse. Het is een interview die 194 items bevat, die we kunnen indelen in 6 secties:
Informatie input
Mentale processen
Werkoutput
Relaties met andere mensen
Context van de baan
Andere karakteristieken
Onder de mentale processen vallen dingen als beslissingen maken, planning, het verwerken van informatie en beredeneren. De informatie input is de manier waarop en waar een werknemer de informatie vandaan haalt die hij nodig heeft om zijn werk te kunnen doen. De werkoutput zijn de fysieke activiteiten, instrumenten en apparaten die een werknemer heeft gebruikt om zijn taken uit te voeren. De job context is de fysieke en de sociale context waarin werk wordt uitgevoerd. Onder andere karakteristieken kunnen dingen vallen als de activiteiten, omstandigheden en andere dingen die relevant zijn bij het uitvoeren van de baan.
Bij het analyseren volgens de PAQ krijgen de items uit de 6 secties een oordeel op de volgende punten:
Mate van gebruik
Hoeveelheid tijd
Belangrijkheid van de baan
Kans van voorkomen
Toepasbaarheid
Special code, dit zijn speciale schalen voor een bepaald item
Met de uitkomsten van PAQ kunnen banen goed met elkaar vergeleken worden en worden alle aspecten in een baan meegenomen. Een probleem met de PAQ methode is dat wordt aangeraden dat alleen job analisten, die getraind zijn in het gebruiken van PAQ, de vragenlijst invullen. Bovendien rolt er door een gestandaardiseerd formaat, een abstracte beschrijving van functies uit. De test is daarom niet geschikt om te gebruiken als je specifieke concrete taken wil beschrijven.
In de jaren ‘30 ontstond DOT. DOT staat voor Dictionary of Occupational Titles. Dit systeem werd gebruikt om de vraag naar bepaalde vaardigheden te verbinden met het aanbod hiervan. Na ongeveer 60 jaar werd duidelijk dat banen in de nieuwe economie zo verschillen van banen in de oude economie, dat de methode onbruikbaar werd. DOT werd verbannen in 1998 en er kwam een nieuw systeem, genaamd O*NET, Occupational Information Network.
In plaats van te werken met vaste benamingen voor banen en nauwe taakomschrijvingen, werkt O*NET met het beschrijven van bekwaamheden, werkstijlen, activiteiten en de context van het werk, die nodig zijn voor verschillende beroepen en ze worden breder gedefinieerd.
Ook banen veranderen met de tijd. De meeste fouten tijdens het analyseren van banen worden gemaakt doordat functieomschrijvingen verouderd zijn. Daarom is het nodig naast simpelweg statistieken te definiëren ook veranderingen in de aard van de baan op te sporen.
C.4 Baan ontwerp
Tijdens het ontwerpen van banen worden de manier waarop werk gedaan moet worden en de specifieke taken die hierbij horen gedefinieerd. Het herontwerpen van banen is het proces waarbij de taken of de manier waarop werk gedaan wordt, wordt veranderd. Om een baan te (her)ontwerpen moet ten eerste goed begrip bestaan van de processen die moeten worden doorlopen, om vervolgens een benadering te kiezen voor het definiëren van de baan.
C.4.1 De mechanistische benadering
Bij de mechanistische benadering ligt de nadruk op het vinden van de makkelijkste manier om werk te structureren, zodat de efficiëntie gemaximaliseerd wordt. Hierbij wordt geprobeerd het werk zo makkelijk te maken, dat vrijwel iedereen meteen of door een klein beetje training kan worden ingezet voor de baan. Dit wordt gedaan door taakspecialisatie, versimpeling van bekwaamheden en herhaling.
Bij Scientific Management wordt de enige beste manier gezocht voor het uitvoeren van taken, waarna mensen aangenomen worden die de taak het beste kunnen uitvoeren en zij getraind worden in deze ‘beste manier van uitvoeren’.
Werk volgende de mechanistische benadering wordt vaak uitgevoerd in landen die nog in ontwikkeling zijn en waar laag opgeleide mensen zich in overvloed aanbieden op de arbeidsmarkt.
C.4.2 De motivatie benadering
De motivatie benadering is een reactie op de mechanistische benadering. Bij deze benadering ligt de nadruk op karakteristieken van banen die invloed hebben op dingen in de psychologische betekenis en op de potentie van motivatie. Hierbij worden gedragsvariabelen zoals tevredenheid, intrinsieke motivatie, betrokkenheid bij de baan als de belangrijkste uitkomsten van baanontwerp gezien. De motivatie benadering wil de banen betekenisvoller maken door baan verrijking en vergroting en door de banen te construeren rondom de socio-technische systemen.
Het Job Characteristics Model is een model dat kijkt hoe het ontwerp van een baan invloed heeft op de reacties van een werknemer. Volgens dit model worden banen volgens 5 karakteristieken beschreven:
Variatie in vaardigheden: hoeveel verschillende vaardigheden benodigd zijn
Taak identiteit: in hoeverre een baan het mogelijk maakt van begin tot eind iets te produceren
Autonomie: de mate dat iemand zelf kan beslissen hoe werk gedaan wordt
Taak betekenis: in hoeverre de baan een impact heeft in het leven van andere mensen
Feedback: hoezeer het mogelijk is de uitkomsten van het werk te zien
Deze karakteristieken bepalen de mate waarin een werknemer gemotiveerd is om zijn taken goed uit te voeren, doordat deze invloed hebben op de drie kritische psychologische staten:
Experienced meaningfulness
Verantwoordelijkheid
Kennis van resultaten.
Hoe hoger de uitkomsten, hoe beter de kwaliteit en kwantiteit van het werk en hoe hoger de tevredenheid van de medewerker.
C.4.3 De biologische benadering
Deze benadering wordt ook wel ergonomics genoemd. Ergonomics is de interface tussen de psychologische karakteristieken van een individu en de fysieke werkomgeving. Het doel van de biologische benadering is het minimaliseren van de fysieke inspanning van de werknemer, door het werk te organiseren rondom hoe het menselijk lichaam werkt.
C.4.4 De perceptuele benadering (Perceptual-Motor)
Deze benadering focust zich op de mentale capaciteiten en beperkingen van de mens. Banen worden hier zo ontworpen dat ze niet voorbij gaan aan de mentale capaciteiten die de mens bezit. Bij het ontwerpen van banen kijkt men dan naar de werknemer met de minste capaciteiten en hier construeert men dan de banen omheen.
Deze benaderingen gaan niet zo makkelijk samen dus moeten er afwegingen gemaakt worden. De mechanistische benadering is meer op efficiëntie gericht, terwijl de motivatie benadering weer meer de nadruk op tevredenheid legt. Deze gaan echter niet samen dus moet het management een goede balans vinden tussen de benaderingen.
Hoofdstuk D: Werving en Planning
Dit hoofdstuk gaat over het analyseren van de vraag en het aanbod van de arbeidsmarkt en wat de rol van HR managers hierin is.
Er zijn drie essentiële dingen, die gedaan moeten worden om effectief gebruik te maken van de arbeidsmarkt en wel op zo’n manier dat het concurrentievoordelen oplevert voor het bedrijf:
Bedrijven moeten hun huidige human resources tot in de details kennen. Ze moeten weten wat de zwaktes en sterktes zijn van hun werknemers.
Bedrijven moeten weten waar ze heen gaan in de toekomst en of hun human resources daar geschikt voor zijn.
Bedrijven moeten weten welke verschillen er zijn tussen de huidige human resources en de human resources die nodig zijn om de toekomstige staat te kunnen bereiken.
D.1 Het planningsproces
Het planningsproces van de human resources bestaat uit verschillende stages:
Voorspelling van de vraag naar arbeid
Voorspelling van het aanbod van arbeid
Voorspelling van het arbeidstekort of overschot
Het stellen van doelen en strategische planning
Het implementeren van het programma en de evaluatie
Om voorspellingen te doen kunnen enerzijds statistische of anderzijds subjectieve methoden gebruikt worden. Statistische planningsmodellen zijn vaak goed bruikbaar als er een lange stabiele geschiedenis bestaat, die gebruikt kan worden om relaties tussen variabelen op te sporen. Vele gebeurtenissen op de arbeidsmarkt hebben echter geen voorganger in het verleden, waardoor alleen de gecombineerde, subjectieve oordelen van experts als voorspelling gebruikt kunnen worden.
D.1.1 Voorspellen van vraag
Voorspellingen over de vraag naar arbeid worden meestal gedaan rondom verschillende categorieën banen of vaardigheden. Als deze categorieën zijn geïdentificeerd, moet een planner informatie zoeken om te kunnen voorspellen of er aan mensen met bepaalde vaardigheden een overschot of juist een tekort komt. Op het meest geavanceerde niveau kan een bedrijf informatie gebruiken die is afgeleid van leading indicators: objectieve metingen die exacte voorspellingen doen over de toekomstige vraag naar arbeid. Deze statistische modellen moeten echter bijna altijd worden aangevuld met de kennis van een expert om een goede voorspelling te doen.
D.1.2 Voorspellen van aanbod
Als een bedrijf een voorspelling heeft gedaan over de vraag naar arbeid, kan het een voorspelling gaan doen over het aanbod van arbeid. Om te bepalen waar er in de organisatie werknemers nodig zijn, moet een bedrijf weten hoeveel mensen er nu in de verschillende baancategorieën werken. Deze analyse kan men dan gebruiken om aan te gaan passen aan veranderingen in de nabije toekomst, zoals promoties, pensioen enzovoorts.
Een voorbeeld van een statistische methode die gebruikt wordt in de voorspelling van aanbod, is de transitional matrix: een matrix die het aantal of het percentage werknemers in verschillende baancategorieën op verschillende tijdstippen weergeeft. Deze matrixen zijn handig om historische patronen op te sporen in het aanbod van arbeid in een organisatie. Ze kunnen zelfs gemaakt worden voor een toekomstplan, als de resultaten in de matrix constant te noemen zijn.
D.1.3 Voorspellen van overschot of tekort (surplus or shortage)
Als we voorspellingen hebben gedaan over de vraag naar en het aanbod van arbeid, kunnen deze resultaten vergeleken worden. Hieruit kan men afleiden of er een tekort of een overschot zal ontstaan aan arbeid en kan men gaan kijken wat men hieraan kan doen.
D.1.4 Doelen stellen en strategische planning
Het creëren van specifieke doelen zorgt voor een focus op het probleem en dient als benchmark om het succes te bepalen van programma’s die zijn opgezet om een arbeidsoverschot of –tekort aan te pakken. Deze doelen moeten direct voortvloeien uit de analyse, per categorie beschrijven wat er moet gebeuren en verbonden zijn aan een deadline waarvoor resultaten behaald moeten zijn.
Er zijn verschillende manieren om het tekort of overschot aan mensen aan te pakken, namelijk:
Downsizing
Pensionprogramma’s of buyouts
Tijdelijke werkkrachten
Outsourcing en offshoring
Flexibele werktijden/overwerk
1) Downsizing is een geplande eliminatie van een groot deel van het personeel om de effectiviteit van de organisatie te verhogen. Downsizen gebeurt vaak niet vanwege een recessie of omdat het slecht gaat met een bedrijf, bedrijven die downsizen maken in de meeste gevallen gewoon winst. De bedrijven gingen downsizen om ook in de toekomst nog te kunnen concurreren. Uit onderzoek blijkt dat er drie belangrijke redenen zijn om te downsizen:
Het verminderen van kosten
Technologische veranderingen
Het veranderen van locatie wegens economische redenen
Ook al heeft downsizing een direct effect op kosten, het heeft vaak een negatieve impact op de effectiviteit op de lange termijn. Dit geldt vooral voor bedrijven in de service industrie en bedrijven waar mensen werken met een hoge betrokkenheid, zoals bedrijven waar men werkt met teams of bedrijven die werken met beloningen tegen prestaties. Dus hoe meer een bedrijf probeert te concurreren met zijn human resources, hoe schadelijker downsizing is.
Redenen voor het falen van downsizing:
Ook al zijn er kostenbesparingen in het begin, de lange termijn effecten van een niet goed gemanagede downsizing kunnen negatief zijn. Het kan namelijk leiden tot het verlies van talent en het verstoort sociale netwerken, die nodig zijn om creativiteit en flexibiliteit te promoten.
Het blijkt dat bedrijven vaak de mensen ontslaan die onvervangbaar zijn. Deze mensen worden vaak opnieuw weer aangenomen.
De werknemers die niet worden ontslagen tijdens een downsizing, worden na de downsizing bekrompen, durven geen risico’s meer te nemen en zijn veelal alleen nog met zichzelf bezig. De werknemers raken minder gemotiveerd, omdat ze geen hoop meer hebben op een toekomstige promotie of überhaupt een toekomst met de organisatie.
De negatieve publiciteit die komt kijken bij downsizing kan de naam van de organisatie schaden in de arbeidsmarkt, waardoor het voor de organisatie nog moeilijker wordt om mensen aan te trekken.
2) Een populaire oplossing voor een arbeidsoverschot is het aanbieden van vervroegde pensioenprogramma’s. Oudere mensen blijven vandaag de dag steeds langer werken. De redenen hiervoor zijn:
Ze hebben hun pensioen niet goed geregeld en kunnen daardoor als ze met pensioen gaan niet al hun kosten dekken.
Mensen hebben ook op oudere leeftijd een steeds betere gezondheid en door minder fysieke arbeid kunnen zij langer blijven werken.
Er zijn wetten op het gebied van leeftijdsdiscriminatie en het verbieden van verplicht pensioen die het werkgevers onmogelijk maken oudere werknemers zomaar te ontslaan.
Bedrijven willen ze graag houden, in verband met de brede ervaring die oudere werknemers met zich meebrengen.
Ondanks dat een bedrijf voordelen heeft van een oudere ploeg, bijvoorbeeld stabiliteit, kennis en ervaring, zorgt het ook voor problemen:
Oudere werknemers zijn duurder dan jongere werknemers, onder andere door hogere medische kosten en een hogere bijdrage aan het pensioenfonds.
Omdat de ouderen vaak de hoogste posities hebben binnen een organisaties, kunnen zij de ontwikkeling en het aannemen van jongere werknemers beperken.
In deze omstandigheden bieden werkgevers vaak extra drijfveren om vervroegd met pensioen te gaan. Dit is echter onderhevig aan een goede uitwerking en aan goede voorspellingen, om te voorkomen dat arbeidstekorten ontstaan of juist te weinig mensen het bedrijf verlaten. Door deze moeilijkheid in de realisatie van vervroegd pensioen, worden werknemers vaak uitgekocht.
3) Bij een arbeidstekort kunnen bedrijven tijdelijke werknemers aannemen, wat zorgt voor veel flexibiliteit. De voordelen:
Kleine bedrijven kunnen vaak hun eigen testprogramma’s niet betalen en daarom zijn ze beter af met tijdelijke werknemers die al getest zijn door het uitzendbureau.
Minder administratieve rompslomp en financiële lasten.
Doordat een tijdelijke werknemer nog niet bekend is met bedrijf, heeft hij een objectieve kijk tegen de problemen van de organisatie, wat waardevol kan zijn voor de organisatie. Ook hebben zij vaak al veel ervaring opgedaan binnen andere bedrijven en kunnen zij oplossingen aandragen die daar gebruikt werden.
Bedrijven hoeven de tijdelijke werknemers vaak niet meer te trainen, omdat het uitzendbureau dit vaak al gedaan heeft.
Het nadeel is dat er vaak een spanning tussen tijdelijke en vaste werknemers van een bedrijf ontstaat. Vaste werknemers zien de tijdelijke werknemers als een bedreiging voor hun eigen baan. Zo kunnen bedrijven na een downsizing beter nog geen tijdelijke werknemers aannemen. Hier moet eerst een redelijke tijd tussen zitten. De organisatie moet ervoor zorgen dat de vaste werknemers zich niet bedreigd voelen door de tijdelijke werknemers, omdat dit samenwerking tegenwerkt. Aan de andere kant is het ook niet de bedoeling dat de tijdelijke werknemers zich als mindere voelen naast de vaste werknemers. Om te zorgen dat dit niet gebeurt kan de organisatie ervoor zorgen dat het uitzendbureau de tijdelijke werknemers ongeveer dezelfde beloning geeft als de vaste werknemers binnen het bedrijf. Dit vermindert de verschillen in beloning en het zorgt ervoor dat de beste tijdelijke werknemers worden aangetrokken.
4) Uitbesteden is bepaalde services van een organisatie uit laten voeren door een derde. Een organisatie gaat uitbesteden als de organisatie zelf de kennis niet heeft en geen tijd wil investeren in het ontwikkelen van die kennis.
Door uit te besteden kunnen er ook kosten bespaard worden, want bedrijven hoeven nu niet alle software, hardware en personeel zelf aan te schaffen, maar ze kunnen deze gespecialiseerde resources samen gebruiken met andere bedrijven, waardoor het goedkoper wordt.
Offshoring is een manier van uitbesteden, waarbij de banen worden verplaatst naar een ander land. Problemen die hierbij vaak komen kijken zijn beperking van kwaliteitscontrole, overtreding van veiligheidsregels en slechte klantervaringen. Er zijn verschillende stappen die een organisatie moet nemen bij offshoring om succes te kunnen garanderen:
Een bedrijf is vaak beter af als hij zijn services uitbesteedt bij een groot en oud bedrijf.
Een bedrijf kan beter geen werk uitbesteden dat goed bewaakt moet worden.
Het is vaak goed om klein te beginnen en goed toezicht erop te houden.
In plaats van het zien van offshoring als een kosten verminderende strategie, moet een organisatie het zien als transformational offshoring die groei en nieuwe opbrengsten mogelijk maakt.
Tenslotte is het aannemen van buitenlandse werknemers ook een mogelijkheid om goedkoper aan talent te komen. Bij dit proces komt echter veel papierwerk kijken, in verband met regelgeving.
5) Wanneer er een personeelstekort mogelijk van tijdelijke aard is, kan de werkgever (onder bepaalde voorwaarden) ervoor kiezen geen nieuwe werknemers aan te nemen, maar het huidige personeel extra uren te laten werken. Ondanks het feit dat medewerkers 150% betaald moeten worden voor overuren, wordt de methode vaak verkozen boven het aannemen en trainen van nieuwe mensen, zeker wanneer niet verwacht wordt dat de vraag naar arbeid op de lange termijn zo groot blijft. Wanneer werknemers echter langere perioden met veel overwerk te maken hebben, is stress en frustratie hierover niet ongewoon.
In het geval van een arbeidsoverschot kunnen (grootschalige) ontslagen vermeden worden door het inzetten van loonsverlagingen of door het personeel collectief minder uren te laten werken. Dit laatste is vooral moeilijk bij kantoorwerk, waar werk blijft liggen en zich ophoopt, waardoor minder uren werken eigenlijk resulteert in hetzelfde aantal uren werken, maar voor minder geld.
D.1.5 Programma implementatie en evaluatie
Bij deze fase is het belangrijk dat er een persoon wordt aangewezen die verantwoordelijk is voor het behalen van de doelen en die de autoriteit en de resources heeft om de doelen te kunnen behalen. Verder is het nodig dat progressie van de implementatie gemeten wordt, zodat de programma’s binnen de gestelde deadline ingesteld worden en resultaten overeenkomen met de uitgestippelde projecties.
Een workforce utilization review vergelijkt de proportie van werknemers in beschermde subgroepen met de proportie van werknemers die elke subgroep vertegenwoordigt op de arbeidsmarkt.
D.2 Werving
Recruitment/werving is het identificeren en aantrekken van nieuwe werknemers. De taak van een recruitment afdeling is ervoor zorgen dat een organisatie kan kiezen uit een aantal gekwalificeerde sollicitanten, als er een vacature openstaat.
Alle bedrijven moeten beslissingen maken in drie gebieden van werving, die invloed hebben op de aard van de vacature en het karakter van de mensen die erop reageren:
:
Het personeelsbeleid, dit heeft invloed op het soort banen dat een bedrijf aanbied.
Recruitment sources, heeft effect op het soort mensen dat solliciteert.
De karakteristieken en het gedrag van de recruiter.
D.2.1 Het personeelsbeleid
Met het personeelsbeleid bedoelen we de beslissingen van de organisatie die invloed hebben op de aard van de vacatures en welk soort mensen er geworven worden.
Wanneer een organisatie vaak intern mensen promoot, in plaats van extern mensen aan te nemen, wordt dit als aantrekkelijk gezien door sollicitanten.
Employment-at-will-policies is een beleid waarbij zowel de werkgever als de werknemer de arbeidsrelatie op welk tijdstip dan ook, kan beëindigen. De oorzaak doet er hierbij niet toe.
Due process policies is een beleid waarbij een organisatie formeel de stappen beschrijft die een werknemer kan nemen om in beroep te gaan tegen een beëindigingbeslissing van de organisatie van de arbeidsrelatie.
De beloning is voor een sollicitant ook heel belangrijk aangezien dit een extra motivatie kan zijn of een bepaalde compensatie voor het te verrichten werk. Het kan hierbij gaan om een intrinsieke beloning, zoals doorgroeimogelijkheden of een extrinsieke beloning, zoals salaris.
Organisaties kunnen adverteren voor bepaalde vacatures, maar soms adverteren ze ook voor hun naam in het algemeen. Dit is vooral een belangrijk middel voor organisaties die strijden in een hoog concurrerende arbeidsmarkt. Het hebben van een slechte reputatie kan veel schade aanrichten, omdat sollicitanten hier veel waarde aan hechten. De perceptie die iemand zich vormt van een organisatie heeft effect op hoe deze persoon het werken bij de organisatie zich voorstelt.
D.2.2 Bronnen
Het gebruiken van interne bronnen bij werving kan verschillende voordelen opleveren voor een organisatie. Allereerst zorgt het voor een sample van sollicitanten die het bedrijf al goed kennen. Daarbij weten deze sollicitanten al het een en ander over de vacatures die openstaan. Dit vermindert de kans op verkeerde verwachtingen. Al laatste is het vaak ook nog goedkoper en gaat het sneller, dan bij het gebruik van externe bronnen.
Er zijn ook een aantal goede redenen om juist mensen extern aan te trekken:
Binnen het bedrijf zijn niet de geschikte mensen te vinden voor een bepaalde positie.
Buitenstaanders kunnen een nieuwe objectieve kijk meebrengen, wat leidt tot nieuwe ideeën
Het beste talent kan soms bij de (minder-presterende) concurrent worden weggekaapt, vooral in mindere economische tijden.
D.2.2.1 Direct applicants en referrals
Direct applicants zijn mensen die solliciteren voor een baan zonder daarvoor gevraagd te zijn door de organisatie. Referrals zijn mensen die wel op de vacature zijn gewezen door iemand in de organisatie.
De directe sollicitanten hebben vaak al wat huiswerk gedaan en weten van zichzelf dat ze geschikt zijn voor de baan die openstaat. Dit proces noemen we zelfselectie. Mensen die een baan zoeken vragen vaak aan familie en vrienden om een oogje open te houden. Bij referrals worden de sollicitanten door vrienden of familie op een vacature gewezen. Deze vrienden en familie zien dat er in hun organisatie een vacature vrij is en kijken of de persoon waarvoor de vacatures zoeken wel bij de baan past. In de concurrentiestrijd om talent aan te trekken, vragen werkgevers de pas aangetrokken werknemers van de concurrent om op hun beurt oud-collega’s (of hele teams) aan te trekken, dit verschijnsel wordt lift-out genoemd.
D.2.2.2 Adverteren in kranten en magazines
Een werkgever heeft vaak meer vacatures openstaan dan hij kan opvullen met direct applicants en referrals. Adverteren is daarom vaak nodig. Er zijn twee vragen die gesteld moeten worden om recruitment via advertenties effectief te maken, namelijk wat moeten we erin zeggen en tegen wie moeten we dat zeggen? Om goed aan de eerste vraag te kunnen voldoen, moeten advertenties vaak lang worden, wat hogere kosten met zich meebrengt, maar kosten in de selectie juist weer kan verlagen, omdat duidelijker is wat van de sollicitant verwacht wordt. Om een specifiek gedeelte van de arbeidsmarkt aan te spreken, kunnen gespecialiseerde kranten en tijdschriften gebruikt worden om in te adverteren.
D.2.2.3 Electronische werving
Online advertenties kunnen het grootste publiek bereiken en trekken dan ook de meeste mensen. Mensen kunnen meteen vergeleken worden aan de organisatie en zo wordt het proces van werving versnelt. De feedback die via het internet gegeven wordt kan voor beide partijen behulpzaam zijn. Kleinere en minder bekende bedrijven, die geen tot weinig sollicitanten zullen trekken via hun eigen website, maken vaak gebruik van webwervers als Monsterboard.com. Ook podcasts, blogs en sociale media zijn tegenwoordig een belangrijke bron voor het recruiten van nieuwe mensen. Hierbij komen nieuwe uitdagingen kijken, zoals het onder controle houden van (negatieve) communicatie via sociale media en blogs.
D.2.2.4 Publieke en private wervingsinstanties
Publieke en private arbeidsbureaus leveren werknemers aan organisaties. Private arbeidsbureaus (uitzendbureaus) vragen hier geld voor. De werknemer is dan in dienst van het uitzendbureau. Publieke arbeidsbureaus bieden vaak goede mogelijkheden voor minderheden en mensen met een beperking om aan een baan te komen. Executive Search Firm, ook wel een headhunter genoemd werven topmensen voor organisaties, die veelal niet werkloos zijn. Headhunten is een gevoelige klus, omdat topwerknemers meestal niet willen dat hun huidige werkgever weet dat ze bezig zijn met een eventuele overstap.
D.2.2.5 Scholen en universiteiten
Scholen en universiteiten leveren de nieuwste werkkrachten die kennis of vermogens kunnen bezitten waar organisaties op uit zijn. Vandaar dat er veel werving op deze scholen wordt gedaan. Dit kan door speciale banenmarkten die georganiseerd worden om de studenten kennis te laten maken met misschien wel hun toekomstige werkgever. Ook kunnen organisaties studenten binnen halen om hun afstudeerproject of een bepaald onderzoek te laten doen zodat ze al een band met de organisatie krijgen en dan later misschien wel daar komen werken.
D.2.2.6 Evaluatie van de bron
De kwaliteit en efficiëntie van de verschillende te gebruiken bronnen kan worden gemonitord door yield ratio’s voor elke bron te ontwikkelen en vergelijken. Een yield ratio representeert het percentage sollicitanten dat succesvol van het ene stadium in het werving- en selectieproces naar het andere gaat. Door deze te vergelijken kan worden bepaald welke bron het meest geschikt is voor welk type vacature.
D.2.3 Wervers
Op het moment dat er een werver in het spel komt, weet de sollicitant vaak al wat de organisatie van hen wil en andersom. Omdat recruiters de sollicitanten de baan als het ware moeten verkopen, word hun informatie niet altijd serieus genomen. Ze hebben daarom ook geen grote invloed op de baankeuze van de sollicitant.
Functionele gebied: Wervers zijn HR specialisten of mensen die verstand hebben van de zaken die nodig zijn voor de baan. HR specialisten moeten vaak extra hun best doen om voor de sollicitant kundig en geloofwaardig over te komen.
Traits: Wervers moeten een bepaalde warmte uitstralen, zodat de sollicitant zich op het gemak voelt. Ook moet een werver informatief zijn, waardoor de sollicitant zich open stelt en alle informatie makkelijk gedeeld wordt. Deze twee zijn belangrijker dan de demografische factoren van een werver.
Realisme: Een werver mag geen dingen verkopen die er niet zijn, maar moet de baan wel zo aantrekkelijk mogelijk maken voor de sollicitant zonder onwaarheden te noemen.
Impact: Organisaties kunnen de impact van recruiters vergroten door ze zorg te laten dragen voor tijdige feedback aan sollicitanten. Daarnaast kunnen ze ervoor zorgen dat recruitment in teams gebeurt, waarin HR specialisten en specialisten van de werkvloer elkaar aanvullen.
Hoofdstuk E: Selectie
E.1 Selectie standaarden
Bij het selectieproces kiest een onderneming de mensen die zullen worden aangenomen. Bij de selectieprocedure moet er aan 5 standaarden voldaan worden:
Betrouwbaarheid
Validiteit
Generaliseerbaarheid
Bruikbaarheid
Legaliteit
Betrouwbaarheid ia de consistentie van een performance meting, oftewel de mate waarin een performance meting vrij is van random fouten.
Als we metingen doen bij het selecteren van personeel willen we de karakteristieken van een persoon meten, zoals intelligentie of integriteit. Als een stabiel effect meerdere keren gemeten wordt, met licht afwijkende uitkomsten, is het meetinstrument dus niet volledig betrouwbaar. Betrouwbaarheid gaat dus over het meetinstrument en niet het object dat wordt gemeten.
Het correlatie coëfficiënt is een meting van de mate waarin twee sets cijfers gerelateerd zijn aan elkaar. -1.0 is een perfecte negatieve relatie, dit houdt in dat als de ene omhoog gaat, gaat de ander omlaag. +1.0 is een perfecte positieve relatie, dit houdt in dat als de een omhoog gaat, gaat de ander ook omhoog. Als er geen relatie tussen de twee aspecten zijn dan is de correlatie 0.
Bij een betrouwbaarheidsmeting kunnen we bijvoorbeeld geïnteresseerd zijn in de correlatie tussen een meting op een bepaald tijdstip en eenzelfde meting op een later tijdstip. Dit noemen we een test-retest betrouwbaarheid.
Bij het bepalen van de betrouwbaarheid is er geen vaste waarde van het correlatie coëfficiënt die bepaalt of het meetinstrument betrouwbaar is of niet. Dit hangt ook af van de beslissing die gemaakt wordt op basis van de meting die gedaan wordt.
Validiteit is de mate waarin je meet wat je wilt meten, dus in hoeverre een meting relevant is. Betrouwbaarheid is nodig, maar nog niet voldoende om validiteit te creëren.
Criteria-gerelateerde validiteit is een methode om de validiteit van een personeelsselectie methode vast te stellen door de correlatie tussen test scores en baanprestatie scores te laten zien.
Voorspellende validatie is een criteria-gerelateerde validiteit studie die een empirische relatie probeert vast te stellen tussen de test scores van een sollicitant en de eventuele baanprestaties van de sollicitant.
Concurrent validatie is een criteria-gerelateerde validiteit studie waarin iedereen die een baan heeft getest wordt en dan worden deze scores gecorreleerd met de bestaande metingen van hun baanprestaties. Het doel hiervan is dat als mensen die hun werk beter doen ook beter scoren op de test, de test een hoge validiteit heeft.
Ondanks dat de voorspellende validatie meer tijd kost dan de concurrent validatie, heeft de voorspellende validatie de voorkeur. Ten eerste omdat nieuwe sollicitanten gemotiveerder zijn om de test goed te doen, dan mensen die al bij het bedrijf werken.
Ten tweede hebben mensen die al bij het bedrijf werken al meer geleerd in hun werk dan de sollicitanten. Tenslotte bezitten de huidige werknemers veel karakteristieken in dezelfde mate(die benodigd zijn in de baan), waardoor het moeilijker wordt de test scores te vergelijken met hun baanprestaties.
Content validatie is een strategie om de validiteit te testen bij het demonstreren dat vragen, items of problemen, die uit een test naar voren zijn gekomen, een representatieve sample zijn voor het soort situaties of problemen die voorkomen in een baan.
Er wordt bijvoorbeeld aan een sollicitant een situatie voorgelegd die kan voorkomen in de baan en dan wordt getest of de sollicitant voldoende kennis, bekwaamheden en vaardigheden bezit om met de situatie om te gaan. Er wordt dus vanuit gegaan dat een persoon al de vaardigheden en kennis heeft om het werk uit te kunnen oefenen. Doordat er subjectief geoordeeld wordt op iemands kunnen, is het belangrijk om vooraf concreet en te observeren gedrag vast te stellen dat beoordeeld wordt.
Generaliseerbaarheid is de mate waarin de validiteit van een selectiemethode in een bepaalde context ook uitstrekt naar andere contexten. Twee belangrijke contexten zijn die van verschillende situaties (banen of organisaties) en verschillende soorten mensen.
Validiteitsgeneralisatie is een alternatieve manier voor het valideren van selectiemethoden, die gebruikt wordt wanneer bedrijven geen criteria-gerelateerde of content validatie kunnen toepassen. In dit proces van drie stappen wordt eerst bewezen dat een bepaalde test een valide voorspeller is voor een bepaalde functie. Vervolgens wordt door middel van job analyse bevestigd dat de betreffende functie in grote mate overeenkomt met de functie die eerder onderzocht is. Wanneer men tenslotte aan kan tonen dat een test gebruikt wordt die gelijk is aan de test in een gevalideerde setting, kan de validiteit gegeneraliseerd worden van de ene naar de andere context.
Bruikbaarheid is de mate waarin informatie die geleverd wordt door een selectie methode de effectiviteit van het selecteren van personeel in een echte organisatie verbetert. De bruikbaarheid van een test gaat over het algemeen omhoog wanneer de selectie ratio (het aantal geselecteerde mensen gedeeld door het totaal aantal geteste personen) lager wordt, dus zolang de kosten voor werven en testen niet excessief zijn. Andere factoren die van belang zij in het beoordelen van bruikbaarheid zijn kosten van de test en de waarde van het product of de service die geleverd moet worden in de baan.
Legaliteit is de mate waarin een selectie methode voldoet aan de wet en andere wettelijke voorwaarden.
Federale legaliteit: Dit is het recht dat voortkomt uit de regering, in dit geval de Wet van de Mensenrechten (tegen discriminatie bijv.), de Age Discrimination in Employment Act en de Americans with Disabilities Act.
Executive orders: deze gaan verder dan alleen het opstellen van regels, maar kunnen werkgevers ook dwingen de voorgestelde regels na te leven en alle zaken van een bedrijf stil te leggen wanneer er een onderzoek loopt naar het niet naleven van de regels.
E.2 Typen selectiemethodes
Interviews
Personeel selecteren door middel van interviews is het meest gebruikte middel door organisaties. Het is een dialoog om informatie te verzamelen en om de kwalificaties van de sollicitant voor een bepaalde baan te evalueren.
Maar zonder de nodig aandacht kan een interview onbetrouwbaar en laag in validiteit zijn. Ook zijn interviews relatief duur. De subjectiviteit van interviews kan sollicitanten boos maken, omdat ze niet voor de baan zijn gekozen na een aantal irrelevante vragen. Er kunnen ook problemen ontstaan als er niet aan elke sollicitant dezelfde vragen worden gesteld.
Recent onderzoek geeft een aantal concrete stappen die genomen kunnen worden om de bruikbaarheid van interviews te verhogen:
Het interview moet gestructureerd, gestandaardiseerd en gefocust zijn op het bereiken van een klein aantal doelen. Dit houdt in dat men scores wil hebben op een klein aantal dimensies die observeerbaar zijn. Men wil dus geen scores hebben van dimensies die te meten zijn met een test, zoals intelligentie.
Degene die het interview afneemt moet gestructureerd aantekeningen maken.
Vraag dingen over specifieke situaties waar men tijdens het werk ook mee te maken krijgt. Dit is een situational interview. Sollicitanten worden dan geconfronteerd met problemen, waar ze waarschijnlijk tijdens hun nieuwe werk ook mee te maken krijgen. Dit kan door experience based vragen te stellen, dus hoe men in het verleden in de situatie heeft gehandeld en future oriented, hoe men als het zou gebeuren zou handelen.
Gebruik meerdere interviewers die getraind zijn, om zo subjectieve fouten te voorkomen. Getrainde interviewers leren als het ware getuige te zijn van de besproken feiten, zonder deze direct te beoordelen. Daarnaast wordt interviewers geleerd te letten op non-verbale signalen die duiden op het geven van misleidende informatie.
Veel werkgevers verzamelen informatie over toekomstige werknemers door referenties. Onderzoek wijst echter uit dat deze referenties op zijn hoogst een zwakke indicator is van toekomstig succes in de nieuwe baan. Dit komt doordat deze referenties vaak heel erg positief zijn. Zogenaamde background checks worden vooral in de VS gedaan, maar nauwelijks gebruikt in Europa. Om erachter te komen of een persoon de waarheid spreekt over het verleden kan flink op details worden doorgevraagd tijdens interviews.
Er zijn 7 soorten testen bij het testen van iemands fysieke vermogen:
Spierspanning
Spierkracht
Cardiovasculaire duurzaamheid
Spierduurzaamheid
Flexibiliteit
Balans
Coördinatie
Deze testen kunnen een negatieve uitwerking hebben voor bepaalde sollicitanten, zoals vrouwen en mensen met een (fysieke) beperking. Men moet zich daarom afvragen of dergelijke testen echt nodig zijn voor het uitvoeren van de functie.
Cognitief vermogen testen hebben betrekking op het mentale vermogen en bestaat uit vele facetten. De drie belangrijkste zijn:
Verbaal verstand: iemands capaciteit in het begrijpen en gebruiken van gesproken en geschreven taal.
Kwantitatieve bekwaamheid: de snelheid en de nauwkeurigheid waarmee iemand alle soorten rekenkundige problemen kan oplossen.
Beredenering bekwaamheid: iemands capaciteit om oplossingen te bedenken voor verschillende soorten problemen.
Er zijn 5 belangrijke dimensies op het gebied van persoonlijkheidstesten. We noemen deze the Big Five:
Extraversie
Agreeableness, dit is het vermogen om prettig en aanpassend te zijn in sociale situaties.
Adjustment, bijvoorbeeld emotioneel stabiel zijn.
Conscientiousness, bijvoorbeeld georganiseerd zijn.
Inquisitiveness, nieuwsgierig, openstaan voor nieuwe ervaringen
Ondanks het feit dat deze testen over het algemeen laag scoren op validiteit, worden ze toch vaker gebruikt vanwege het belang van persoonlijkheid wanneer er in teams gewerkt wordt. Scores zijn vaak betrouwbaarder wanneer informatie over persoonlijkheid niet van de persoon zelf komt, maar door anderen beoordeeld wordt.
Emotionele intelligentie is het hebben van de volgende 5 aspecten:
Self-awareness, kennis hebben over je eigen zwakke en sterke kanten.
Self-regulation, de bekwaamheid om emoties in bedwang te houden.
Self-motivation, de bekwaamheid om jezelf te motiveren en doorzettingsvermogen
Empathy, de bekwaamheid om andermans emoties aan te voelen.
Social skills, de bekwaamheid om met andermans emoties om te gaan.
Een work-sample test is een simulatie van de baan, waarin een sollicitant moet presteren. Dit kan worden gedaan in de vorm van case studies, rollenspellen, proefperiodes en het uitzetten van wedstrijden waarin deelnemers een oplossing voor probleem in de organisatie moeten aandragen. De nadelen van work-sample testen zijn de lage generaliseerbaarheid en de hoge ontwikkelingskosten, omdat ze specifiek gelden voor een bepaalde functie.
In het selecteren van managers staan work-sample tests vaak centraal in de assessment centers: processen waarin meerdere beoordelaars de prestaties van werknemers evalueren op basis van een aantal oefeningen.
Een eerlijkheidstest met pen en papier wordt tegenwoordig afgenomen als alternatief voor de leugendetector. Hierbij kan direct gevraagd worden naar iemands verleden met betrekking tot criminaliteit or meer algemeen naar iemands eigenschappen met betrekking tot sociale conformiteit, nauwgezetheid en emotionele stabiliteit. Ook al is het mogelijk deze testen niet naar waarheid in te vullen, dan nog heeft de test de validiteit om toekomstig (crimineel) gedrag te voorspellen.
De belangrijkste controverses rondom drugstesten zijn dat het een inbreuk kan zijn op de privacy, onredelijke aantijgingen kan veroorzaken en een eerlijk proces kan verminderen. Het is dan ook belangrijk je aan een aantal regels te houden, wanneer je deze testen overweegt: alle sollicitanten worden structureel getest en moeten de mogelijkheid hebben tegen het resultaat in beroep te gaan (of opnieuw te worden getest), de test moet in een zo min mogelijk bedreigende omgeving worden uitgevoerd en de resultaten moeten confidentieel blijven.
Hoofdstuk F: Training
De link tussen training en bedrijfsstrategie is zowel direct als indirect. Direct omdat werknemers door training beter in staat worden gesteld hun werk te doen en indirect omdat de mogelijkheid te leren en te ontwikkelen getalenteerde werknemers aantrekt en behoudt.
Redenen waarom training kan bijdragen aan het verkrijgen van concurrentievoordelen:
Ervoor zorgen dat werknemers meer kennis hebben van andere culturen en buitenlandse concurrenten. Dit is een kritisch punt voor organisaties die ook op buitenlandse markten concurreren.
Ervoor zorgen dat werknemers de vaardigheden hebben om met nieuwe technologieën om te gaan.
Ervoor zorgen dat de cultuur van de organisatie de nadruk legt op innovatie, creativiteit en leren.
Ervoor zorgen dat mensen verzekerd zijn van hun baan. Dus als banen veranderen of de interesses van mensen veranderen, ervoor zorgen dat de vaardigheden van mensen passen bij de baan die ze moeten of willen gaan uitoefenen.
Ervoor zorgen dat mensen effectief in teams kunnen werken zodat de product en service kwaliteit verbetert.
Zorgen dat werknemers elkaar accepteren en effectiever met elkaar samen gaan werken, hierbij gaat het vooral om minderheden en vrouwen.
F.1 Training
Training is een geplande inspanning voor werknemers om het leren van baangerelateerde kennis, vaardigheden en gedrag mogelijk te maken, zodat deze in de dagelijkse praktijk toegepast kunnen worden.
Continous learning is een leersysteem waarin werknemers het hele werkproces dienen te kennen en er wordt verwacht dat zij nieuwe vaardigheden aanleren, deze toepassen op hun werk en delen met andere werknemers. De drie belangrijkste elementen in dit systeem moeten samen bijdragen aan de bedrijfsstrategie en zijn als volgt:
Tot formele training behoren leer- en ontwikkelingsprogramma’s, cursussen en evenementen die geïnitieerd en georganiseerd worden door het bedrijf.
Informele training vindt niet plaats in een formele leersetting, maar wordt geïnitieerd door degene die leert met de motivatie zich te ontwikkelen door zelf actie te ondernemen of iets te doen. Door informele training kan goed impliciete kennis worden opgedaan: kennis gebaseerd op persoonlijke ervaring, die moeilijk te codificeren is. Het tegenovergestelde is expliciete kennis: kennis die goed gedocumenteerd en makkelijk over te brengen is.
Kennis management refereert naar het verbeteren van de bedrijfsprestatie door het ontwerpen en implementeren van instrumenten, processen en systemen, structuren en culturen om het creëren, delen en gebruiken van kennis te vergroten. In dit proces komen expliciete en impliciete kennis samen.
F.2 Het ontwerp
Het training design process is een systematische aanpak voor het ontwikkelen van trainingsprogramma’s. Er zijn 6 stappen in een trainingsproces:
Behoeften bepalen
Verzekeren van de meewerking van werknemers. Zijn de werknemers wel gemotiveerd genoeg en hebben ze wel de basis vaardigheden?
Het creëren van een leeromgeving
Het overbrengen van de training
Het selecteren van training methodes
Het evalueren van de training programma’s
F.2.1 Het bepalen van de behoeftes
Need assessment is het proces dat gebruikt wordt om te bepalen of er wel training nodig is binnen het bedrijf op een bepaald gebied. Bij het bepalen van de behoeften ontdekken we verschillende drukpunten, zoals bijvoorbeeld een tekort aan basisvaardigheden of een nieuwe technologie. Als we een drukpunt hebben gevonden, wil dit echter nog niet zeggen dat training de beste oplossing is.
Bij het bepalen van behoeftes krijgen we te maken met:
Organisatie analyse
Persoon analyse
Taak analyse
Bij de organisatie analyse bepalen we de geschiktheid van de business voor training op basis van de strategie van het bedrijf, de resources die beschikbaar zijn voor de training en de support die managers en werknemers geven voor trainingsactiviteiten.
De persoon analyse bepaalt:
Of de prestatietekorten een resultaat zijn van een tekort aan kennis, vaardigheden of bekwaamheden, of dat het meer ligt aan de motivatie of het design van het werk.
Wie er training nodig heeft
De mate waarin werknemers gereed zijn voor training
De taak analyse identificeert de taken, kennis, vaardigheden en het gedrag waarop nadruk gelegd moet worden tijdens de training.
Er is niet een bepaalde volgorde waarin de drie analyses uitgevoerd moeten worden, maar de organisatie analyse wordt meestal als eerst uitgevoerd, omdat deze bepaalt of de training überhaupt nodig is. De andere twee analyses worden vaak gelijktijdig uitgevoerd, omdat het moeilijk is om te bepalen of problemen op te lossen zijn met training, zonder een goed overzicht te hebben van de taken en de werkomgeving.
De uitkomsten van de bovengenoemde analyses:
Wie er training krijgt
Welke typen trainingen er gegeven gaat worden
Hoe de training geëvalueerd moet worden
Hoe vaak er training gegeven gaat worden
Wat de mensen, die een training ondergaan, moeten leren
Of men de training gaat kopen of zelf gaat ontwikkelen
Training in vergelijking met andere human resources opties, zoals selectie en het herontwerpen van banen.
F.2.1.1 De organisatie analyse
Managers moeten rekening houden met drie dingen voordat ze voor training kiezen als de oplossing van een probleem:
De strategische richting van de organisatie
De resources die beschikbaar zijn voor het geven van trainingen
De support van management voor trainingsactiviteiten
Strategische training en ontwikkelingsinitiatieven zijn leergerelateerde acties die een bedrijf onderneemt om zijn bedrijfsstrategie te kunnen realiseren. Deze acties zijn gebaseerd op de werkomgeving, de doelen en resources van het bedrijf en de mogelijke trainings- en ontwikkelingsmogelijkheden. Het is belangrijk om eerst de bedrijfsstrategie te identificeren, zodat er genoeg geld wordt toegewezen aan training, dat men getraind wordt op de relevante gebieden en dat werknemers de juiste hoeveelheid training ontvangen.
Voordat een bedrijf trainingen gaat geven, moet deze onderzoeken of het wel het geld, de tijd en de kennis heeft om trainingen te gaan geven.
Het is van groot belang dat er een positieve houding is van managers ten opzichte van training, anders is de kans klein dat de inhoud van een training daadwerkelijk gebruikt gaat worden op de werkvloer.
F.2.1.2 Persoon analyse
Persoonsanalyse helpt te bepalen of training nodig is en voor wie. Om te bepalen of training de goede oplossing is voor een probleem moeten persoonlijke karakteristieken, input, output, consequenties en feedback worden geanalyseerd, om het volgende vast te kunnen stellen:
Het prestatieprobleem is van groot formaat en kan het bedrijf veel geld kosten door verloren klanten of productiviteit.
Werknemers weten niet hoe ze effectief moeten presteren, vanwege het gebrek aan training of door ineffectieve training (persoonlijke karakteristieken).
De werknemers kunnen de juiste kennis of het juiste gedrag niet demonstreren, doordat ze wel training hebben gehad, maar de inhoud van de training nooit toegepast hebben in hun werk (input).
De prestatieverwachtingen zijn duidelijk (input) en er zijn geen obstakels om goed te kunnen presteren, zoals gebrekkige gereedschappen en uitrusting (output).
Goede prestaties worden beloond en slechte prestaties niet (consequenties).
Werknemers krijgen op tijd, relevante, juiste, opbouwende en specifieke feedback.
Andere oplossingen, zoals het herontwerpen van banen, zijn te duur of niet reëel.
Als de werknemers niet de kennis hebben, maar de andere factoren scoren wel een voldoende, dan is training de oplossing. Onder de andere factoren vallen de input, output, feedback en consequenties.
F.2.1.3 Taak Analyse
Er zijn 4 stappen die genomen moeten worden in een taak analyse:
Het selecteren van de baan of banen die geanalyseerd moet(en) worden.
Het samenstellen van een voorlopige lijst van taken die behoren tot de baan. Dit kan gedaan worden door het interviewen en/of observeren van experts op het gebied van de baan (managers, trainers, senior medewerkers).
De lijst die samengesteld is bij stap 2 moet geëvalueerd worden door de lijst met taken te analyseren op basis van frequentie, belang en moeilijkheid.
De vaardigheden, kennis en andere factoren die van belang zijn om de taken met succes te volbrengen worden geïdentificeerd (wederom door experts op het gebied van de baan).
F.2.2 Werknemers’ motivatie om te leren
Werknemers dienen gemotiveerd zijn om te de inhoud van een trainingsprogramma te leren. De motivatie hangt af van de volgende factoren, die managers goed moeten interpreteren, om werknemers zo gemotiveerd mogelijk te krijgen:
Mate van self-efficacy: het geloof van een werknemer dat hij of zij er in zal slagen om de inhoud van de training te leren.
Voordelen/consequenties die de training kunnen opleveren
Inzicht in het eigen kunnen: zich bewust zijn dat training nodig is
De werkomgeving: deze bestaat uit zowel fysieke benodigdheden voor de baan, als de bereidwilligheid van managers en collega’s om feedback te geven
Basisvaardigheden
Doel oriëntatie: doelen die medewerkers hebben in de leersituatie
Nauwgezetheid: de neiging betrouwbaar, hardwerkend, gedisciplineerd en een doorzetter te zijn.
Managers kunnen de self-efficacy van werknemers verhogen door:
Werknemers te laten weten dat het doel van de training niet het identificeren van tekortkomingen bij werknemers is, maar dat de training bedoeld is om de prestaties te verbeteren.
Werknemers succesverhalen te laten zien over andere werknemers die dezelfde training ondergingen en die eenzelfde soort baan beoefenen.
Feedback te geven aan werknemers in training, dat het leren onder hun eigen controle is en dat ze de bekwaamheid bezitten om moeilijkheden tijdens te training te overwinnen.
Zoveel mogelijk informatie te leveren over het trainingsprogramma en het doel van de training. Dit moet een manager al doen voordat de training begint.
F.2.3 Het creëren van een leeromgeving
Er zijn bepaalde condities die belangrijk zijn voor het leren:
Werknemers moeten weten waarom ze zouden moeten leren. Ze moeten weten wat het doel van de training is, zodat zij snappen waarom ze training nodig hebben en wat er verwacht wordt van hen dat ze bereiken met de training.
Werknemers moeten de kans krijgen om te oefenen. Werknemers die een training ondergaan moeten kunnen oefenen wat ze geleerd hebben, zodat ze zich op hun gemak gaan voelen met het toepassen ervan en zodat ze het beter onthouden.
Veelbetekenende trainingsinhoud. Het motiveert werknemers als dat wat ze leren tijdens de training in relatie staat tot wat ze in hun werkomgeving moeten doen.
Leer door te doen. Laat cursisten met elkaar samenwerken, elkaar observeren en ervaringen uitwisselen met medecursisten en de trainer.
Zorg dat de trainingsinhoud onthouden wordt (ook na de training). Geef niet teveel informatie in één keer, herhaal veel en oefen verspreid over verschillende dagen.
Verzorg een goede coördinatie en administratie van het programma. Zorg dat mensen niet afgeleid kunnen worden, gebruik een ruimte die geschikt is voor de training en communiceer goed over alle aspecten van de training.
F.2.4 Transfer van training
Transfer of training is het toepassen van de kennis, vaardigheden en het gedrag dat is aangeleerd in een training op het werk. Transfer of training wordt beïnvloed door een aantal karakteristieken van de werkomgeving:
Klimaat voor transfer
Manager support
Support van andere werknemers
De gelegenheid om de geleerde bekwaamheid toe te passen
Technologische support
Zelfmanagement van vaardigheden
Het klimaat voor transfer is de perceptie, van de getrainde werknemers, van de karakteristieken van de werkomgeving, die het mogelijk maken of juist in de weg staan om de geleerde vaardigheden toe te passen. Dezelfde factoren beïnvloeden de motivatie om te leren.
Onder manager support valt de mate waarin managers benadrukken hoe belangrijk het meedoen aan de training is en dat de inhoud van de training toegepast moet worden tijdens het werk.
Hoe groter de ondersteuning van managers is, hoe groter de kans is dat de inhoud van training wordt toegepast tijdens het werk. Managers moeten minimaal hun werknemers toestaan aan training deel te nemen en het liefst uitleggen waar de training voor dient, deelname aanmoedigen, mogelijkheden om met trainingsinhoud te oefenen bieden en samen met werknemers de progressie die bereikt is evalueren. Managers kunnen ook het toepassen van de inhoud van de training gemakkelijker maken door het gebruik van een actieplan. Dit is een document dat samenvat wat de manager en de trainee gaan doen, om te verzekeren dat de inhoud van de training toegepast wordt in het werk. Zo’n actieplan bevat:
Een doel dat beschrijft welke inhoud van de training er gebruikt gaat worden en hoe het gebruikt gaat worden.
Strategieën om dit doel te bereiken. Hierbij worden ook de resources beschreven die nodig zijn om het doel te kunnen bereiken.
Strategieën voor het verkrijgen van feedback.
De verwachte uitkomst.
Een support groep is een vorm van peer support, waarbij trainees face-to-face of digitaal ervaringen uitwisselen over hun voortgang in het gebruiken van de geleerde vaardigheden in hun dagelijks werk.
Met gelegenheid om trainingsinhoud toe te passen wordt bedoeld of de trainee zelf zoekt naar situaties om het geleerde toe te passen of deze situaties door de werkgever voorgeschoteld krijgt.
Electronic Performance Support Systems (EPSS) zijn computertoepassingen die kunnen voorzien in training, toegang tot informatie en advies van experts. Deze kunnen gebruikt worden om de werknemer hulp te bieden in het toepassen van de trainingsinhoud.
Wanneer knowledge management binnen een organisatie wordt gebruikt, zijn communities of practice hier vaak een onderdeel van: groepen werknemers die samenwerken, van elkaar leren en gemeenschappelijk bepalen hoe werk het beste uitgevoerd kan worden.
Trainingsprogramma’s moeten ervoor zorgen dat werknemers controle houden over het toepassen van de nieuwe vaardigheden of kennis tijdens het werk.
F.2.5 Het selecteren van trainingsmethodes
De trainingsmethode die nog steeds het meest gebruikt wordt is die waar een instructeur een klas van cursisten training geeft. Online en mobiele training en training via sociale netwerken wordt echter steeds populairder. Een methode kan pas effectief zijn wanneer deze gebaseerd is op het training design model. Dit houdt in dat behoeftes bepalen, een positieve leeromgeving en de transfer van de trainingsinhoud essentieel zijn.
F.2.5.1 Presentatie-methodes
Presentatie methodes zijn trainingsmethodes waarin de trainees passief informatie tot zich krijgen, op de traditionele manier of via nieuwe technieken. Het is de ideale manier om informatie, feiten, filosofieën, oplossingen en processen te laten zien.
De meest gebruikte trainingsmethode is de instructor-led classroom. Hierbij geeft een trainer de groep als het ware les. Dit wordt vaak aangevuld met discussies, cases en vragenuurtjes. Deze methode is een van de meest goedkope methoden en de minst tijdrovende manier om informatie over te brengen op een groep mensen.
Wanneer de verschillende onderdelen van een bedrijf geografisch verspreid zijn, kan gebruik gemaakt worden van leren op afstand. Teleconferencing is een synchrone uitwisseling van audio, video of tekst tussen mensen of groepen die zich op verschillende locaties bevinden. Leren op afstand kan ook betekenen dat geïndividualiseerde, computer-trainingsprogramma’s worden gebruikt, waarbij gebruikt wordt gemaakt van multimedia en waarbij trainers en trainees digitaal communiceren. Een voordeel van het leren op afstand zijn de kosten die het bedrijf bespaart, doordat men niet naar elkaar toe hoeft te reizen. Ook kan een groter aantal trainees bereikt worden. Het nadeel van online leren is het moeten lezen van veel tekst en het gebrek aan interactie. Als oplossing daarvoor kan webcasting gebruikt worden: hierbij wordt les gegeven voor de klas via een live verbinding, waarbij trainees vragen kunnen stellen aan de trainer. Hierdoor kan training over een langere periode verspreid worden en krijgen alle trainees dezelfde informatie. Het grootste nadeel van leren op afstand is het tekort aan interactie tussen de docent en de leerling.
Audiovisuele instructie omvat video en andere presentatietechnieken via een beamer of diapresentatie (op de computer). Een voordeel van het gebruik van deze technieken is dat de sessie aangepast kan worden naar de expertise van de trainee. Daarnaast kunnen situaties worden getoond die niet makkelijk te demonstreren zijn in het echt, zoals boze klanten en blijft de inhoud van de training consistent. Videogebruik kan echter ook zorgen voor teveel afleiding, waardoor de belangrijke leerpunten verloren gaan.
Mobiele technologieën omvatten smartphones, mp3 en tablets. Deze zorgen ervoor dat training nu op ieder moment van de dag gevolgd kan worden, dit met name voor medewerkers die veel onderweg zijn. Zo kunnen de mensen zelf kiezen wat ze wel en niet behandelen. Bij het gebruik van mobiele technologieën voor training moet gezorgd worden dat werknemers weten hoe ze de technologie gebruiken, dat ze actief zijn binnen communities of practice en altijd goede toegang hebben tot het netwerk. De vooruitgang van de cursist is moeilijk te volgen op deze manier, dus raadt men aan om mobiele technologieën wel te combineren met bijvoorbeeld face-to-face training.
F.2.5.2 Hands-on methodes
Hands-on methodes zijn trainingsmethodes waarbij een trainee actief wordt betrokken in het leerproces. Ze zijn ideaal om specifieke vaardigheden te leren, deze vaardigheden toe te passen op het werk, alle aspecten van het vervullen van een taak te ervaren en om te gaan met interpersoonlijke situaties die tijdens het werk ontstaan.
F.2.6. On-the-Job Training
On-the-job training is een manier van trainen door manager of gelijke werknemers, waarbij (nieuwe) onervaren werknemers leren door observatie, begrijpen en imiteren. OJT is een goedkopere trainingsmethode, omdat hij minder geld en tijd kost. Het nadeel van ongestructureerde OJT is dat de instructeur naast goede vaardigheden ook slechte gewoontes kan doorgeven. Ook kan het zijn dat de instructeur niet begrijpt hoe belangrijk het is om dingen voor te doen aan de trainees, hen te laten oefenen en feedback te geven. Daarom zijn er een aantal principes voor on-the-job training die gevolgd moeten worden om succes te hebben:
Deel het werk op in stappen
Bereid de benodigde materialen, instrumenten enzovoorts voor
Bepaal hoe lang de training moet duren, voordat de trainees de juiste vaardigheden hebben opgedaan
Dit was het voorbereidingsgedeelte. Bij de training zijn de volgende stappen belangrijk:
Vertel de trainees wat het doel is van de training.
Laat de trainees zien hoe het moet, zonder daarbij te praten
Geef de key points aan de trainees
Laat de trainees weer zien hoe het moet
Laat de trainees delen van het werk doen en geef daarbij complimenten als ze het goed doen (optioneel)
Laat de trainees de hele taak uitvoeren en geef weer complimenten als ze de taak goed uitvoeren
Als de trainees fouten maken, moeten ze net zo lang oefenen tot ze het onder de knie krijgen
Loof de trainees voor hun succes in het leerproces
Apprenticeship is een werkstudie trainingsmethode waarbij er zowel gebruik wordt gemaakt van on-the-job training als classroom training. Een voordeel van dit programma is dat een trainee al geld verdient terwijl hij leert. Dit een belangrijk voordeel, omdat zo’n trainingsprogramma een aantal jaren kan duren. Vaak resulteert dit vervolgens in een baan bij het bedrijf, maar dit is geen garantie. Bovendien worden trainees vaak heel specifiek getraind, wat negatief kan uitpakken wanneer banen veranderen.
Simulatie is een trainingsmethode die een levensechte situatie weergeeft. Dit maakt het mogelijk aan de trainees te laten zien wat voor invloed de beslissingen die ze maken zouden hebben op de werkvloer.
Avatars zijn afschilderingen op een computer van mensen die gebruikt kunnen worden als denkbeeldige coaches, cowerkers en klanten in een simulatie.
Virtual reality is een computergebaseerde technologie die een driedimensionale leerervaring verzorgen voor trainees. Hierbij gaan trainees te werk in een gesimuleerde omgeving die reageert op het gedrag en de reacties van de trainees.
De kosten van simulatiemethoden zijn over het algemeen hoog, maar ze kunnen wel veel voordelen opleveren. Trainees kunnen werken vanaf hun computer en hoeven niet te reizen voor training. Simulatie is betekenisvol en vaak leuk, waardoor werknemers meer gemotiveerd zijn om hun best te doen. Simulatie is consistent, flexibel, veilig en faciliteert meer situaties. Tenslotte wordt training op deze manier vaak eerder afgerond en zorgt het voor een positieve return on investment.
Business games en case studies worden vooral gebruikt om management vaardigheden te ontwikkelen: trainees bestuderen en bespreken een situatie (case study) of verzamelen en analyseren informatie, om vervolgens beslissingen te maken (business games). Actieve participatie van deelnemers is belangrijk en bepaalt voor een groot gedeelte het succes van deze methodes.
Het modeleren van gedrag is volgens onderzoek een zeer geschikte methode om iemand interpersoonlijke vaardigheden te leren. In een trainingssessie wordt één vaardigheid behandeld door een model bepaald gedrag te laten demonstreren en de trainees dit gedrag aan te leren.
Interactieve video combineert de voordelen van video- en computerinstructie en wordt vaak gebruikt voor het aanleren van technische procedures of interpersoonlijke vaardigheden. De trainee gebruikt de computer of de monitor om met het programma te communiceren. Het grote nadeel zijn de ontwikkelingskosten, die vooral hoog uitvallen wanneer er veel updates nodig zijn.
Bij e-learning worden instructies en training geleverd door computers via het internet of het intranet. E-learning heeft drie belangrijke karakteristieken:
Elektronische netwerken die ervoor zorgen dat informatie en instructies geleverd en ge-update kunnen worden.
De training wordt geleverd via computers met internetverbinding
De focus ligt op het leren van oplossingen, die verdergaan dan bij traditionele training, door het leveren informatie en tools die de prestaties verbeteren.
Er zitten veel voordelen aan e-learning: de trainee heeft zelf controle over de training, kan samenwerken en delen met anderen en heeft direct de beschikking over links naar additionele resources.
Het begrip repurposing verwijst naar het direct vertalen van een face-to-face training door een instructeur naar online training.
Blended learning is een combinatie van online leren, face-to-face instructies en andere methodes over het overbrengen van informatie.
Een learning management system (LMS) is een technologisch platform dat de administratie, ontwikkeling en het leveren van de training automatiseert. Dit systeem maakt het mogelijk voor managers, werknemers en trainers om leeractiviteiten te managen. Reiskosten en ander kosten die gerelateerd zijn aan de training kunnen zo worden verminderd. Ook kan het de totale trainingsduur verkorten, de toegang van werknemers tot trainingen verbeteren en de progressie in het volgen en afmaken van de training goed monitoren.
F.2.6.1. Groep-/teambuilding
Groeps- of teambuildingmethodes worden gebruikt om de effectiviteit van de groep of het team te verbeteren. Tijdens deze methodes delen trainees ideeën en ervaringen met elkaar, bouwen ze aan een groepsidentiteit, leren ze over de dynamiek van het contact met elkaar en leren ze met elkaars sterktes en zwaktes om te gaan. Deze techniek zorgt voor een verbetering van de vaardigheden voor effectief teamwerk. Experiential learning is vaak een onderdeel van teambuilding methodes, waarbij conceptuele kennis en theorie wordt verkregen; men deelneemt aan gedragssimulatie; de activiteit analyseert; en de theorie en activiteit koppelt aan real-life werksituaties.
Bij adventure learning is het leren gefocust op het ontwikkelen van het teamwerk en leiderschapsvaardigheden. Dit wordt gedaan door gebruik te maken van gestructureerde activiteiten die buiten het werk plaatsvinden en heel fysiek kunnen, maar niet hoeven zijn. De activteit moet gekoppeld worden aan vaardigheden die de werknemers zouden moeten ontwikkelen en het is nodig na de activiteit een discussie te hebben over hoe het is gegaan en hoe dit vertaald kan worden naar de werkvloer. Deelnemers geven vaak aan dat ze door de training een beter beeld hebben van zichzelf en de manier waarop ze met anderen omgaan.
Cross-training en coördinatie training vallen onder team training, waarbij de inbreng van individuen die aan een gemeenschappelijk doel werken wordt gecoördineerd. Bij cross-traning wordt ervoor gezorgd dat teamleden elkaars vaardigheden begrijpen en dat ze elkaars vaardigheden gaan oefenen, zodat ze eventueel taken van elkaar over kunnen nemen. Bij coördinatie training wordt het team getraind in het delen van informatie en het gezamenlijk maken van beslissingen. Bij team leader training wordt de teammanager getraind op het leiden van het team.
Bij action learning krijgen teams een werkelijk bedrijfsprobleem. Samen moeten ze dit probleem oplossen, zich binden aan een actieplan en zijn ze verantwoordelijk voor de uitvoering van het actieplan.
Six Sigma training is een actie trainingsprogramma dat de werknemers voorziet van meetinstrumenten en statistische instrumenten, die fouten evenals kosten kunnen verminderen. De werknemers kunnen gecertificeerd zijn als green belts, champions, black belts en uiteindelijk master black belts. Six sigma is een kwaliteitsstandaard die streeft naar 3,4 fouten per een miljoen processen.
F.3. Een trainingsmethode kiezen
Bij het kiezen van een trainingsmethode moet eerst bepaald worden welke uitkomst gerealiseerd moet worden door de training. Wanneer je hier een passende methode bij zoekt, moet gelet worden op hoe deze het leren en het gebruiken van de trainingsinhoud faciliteert, welke kosten gerelateerd zijn aan de ontwikkeling en het gebruik van de methode en hoe effectief deze is.
F.3.1. Het evalueren van trainingsprogramma’s
Trainingsprogramma’s moeten geëvalueerd worden om de effectiviteit ervan te bepalen. Dit kan door de trainingsuitkomsten te bekijken. Deze uitkomsten kunnen als volgt gecategoriseerd worden:
Cognitief
Gebaseerd op vaardigheden
Affectief
Resultaten
ROI
Om te kijken welke meting het beste gebruikt kan worden, moeten we kijken naar het doel van de training.
Redenen om trainingsprogramma’s te evalueren:
Om de sterktes en zwaktes van de training te identificeren
Om te bepalen of de inhoud, organisatie en de administratie van de training bijdraagt aan het leren en aan het gebruiken van de inhoud van de training in de baan.
Om te kijken welke werknemers het meeste profijt hebben van de training
Om de kosten en voordelen van de trainingsinvestering te vergelijken met de situatie waarin er geen investering in training wordt gemaakt.
Om te bepalen wat de voordelen en kosten van het programma zijn
Om data te verzamelen door deelnemers o.a. te vragen of ze tevreden waren over het programma en waarom ze nou eigenlijk meededen.
Om de kosten en voordelen van verschillende trainingsprogramma’s met elkaar te vergelijken, zodat het beste trainingsprogramma gekozen kan worden.
Evaluatie ontwerpen verschillen op basis van: wie wordt erin betrokken (alleen trainees of ook een controle groep die geen training ontvangt), wanneer worden uitkomsten gemeten (na de training, of ook ervoor), de kosten, de tijd die nodig is om de evaluatie te doen en de sterkte van het ontwerp in het uitsluiten van alternatieve verklaringen voor de resultaten.
Er zijn verschillende factoren waarmee men rekening moet houden, wanneer men een evaluatie ontwerp kiest:
De grootte van het trainingsprogramma
Het doel van de training
De implicaties die optreden als een programma niet werkt
De normen van het bedrijf betreft de evaluatie
De kosten voor het ontwerpen en toepassen van de evaluatie
De snelheid waarmee men resultaten over de effectiviteit van het programma wil ontvangen
Een cost-benefit analyse (ROI) is het proces van het bepalen van de economische voordelen van een trainingsprogramma. Men zou zo’n analyse moeten uitvoeren om een aantal redenen:
Om de totale uitgaven voor de training in beeld te krijgen, inclusief de directe en indirecte kosten
Om de kosten van verschillende programma’s te kunnen vergelijken
Om de proportie geld die besteed wordt aan trainingsontwikkeling, administratie en evaluatie te evalueren.
Om de proportie kosten die gespendeerd worden aan ontwikkeling, administratie en evaluatie te beoordelen en om vergelijkingen te kunnen maken tussen het geld dat beschikbaar wordt gesteld voor training van de ene en van de andere groep.
Om de kosten in de hand te kunnen houden
De eerste stap in de analyse is het bepalen van de kosten. Een methode om de kosten van verschillende trainingsprogramma’s te vergelijken is het resource requirements model. Dit model vergelijkt de uitrusting, faciliteiten, personeel en de materiaalkosten door de verschillende stadia van de training heen. Om vervolgens de voordelen te bepalen, moeten de oorspronkelijke redenen voor het invoeren van training bekeken worden.
Tenslotte neemt men de volgende stappen om de return-on-investment analyse te berekenen:
Identificeer de uitkomsten
Geef deze uitkomsten een waarde
Bepaal de veranderingen in de prestaties na de training en bekijk eventuele andere invloeden.
Bepaal de jaarlijkse opbrengst die alleen beïnvloed wordt door de training. Dit doe je door de opbrengst voor de training te vergelijken met die na de training
Bepaal de kosten van de training (direct, indirect, ontwikkeling, overhead, beloning trainees)
Bereken de totale besparingen door de trainingskosten van de jaarlijkse opbrengsten af te trekken.
Bereken de ROI door de opbrengsten te delen door de kosten. De ROI geeft een schatting van elke dollar (of euro) die verdiend wordt door elke dollar (euro) die geïnvesteerd wordt in training.
F.6 Speciale trainings-kwesties
F.6.1 Cross-cultural preparation
Doordat bedrijven steeds meer buiten hun eigen landsgrenzen gaan opereren, werken ook veel werknemers buiten hun eigen land. Een expatriate is een werknemer die door zijn bedrijf naar het buitenland is gestuurd om daar te werken. Er wordt tegenwoordig ook steeds meer gebruik gemaakt van host-country nationals, getalenteerde werknemers uit het land van origine, die de culturele waarden en gebruiken beter begrijpt dan een expatriate.
Cross-cultural preparation is het proces van het trainen van werknemers (en hun families) die een opdracht hebben gekregen in het buitenland. Om succes te hebben in het buitenland, moeten expatriates:
Bekwaam zijn in hun expertgebieden
Zich uit kunnen drukken in het andere land
Flexibel, tolerant en gevoelig voor verschillen in culturen zijn
Gemotiveerd zijn om te slagen in hun opdracht, het een uitdaging vinden om in een ander land te werken en graag nieuwe culturen leren kennen.
Ondersteund worden door hun familie
Buitenlandse opdrachten bestaan uit 3 fasen: de predeparture fase, de on-site fase en de repatriation fase. Voordat werknemers en hun familie naar het buitenland vertrekken, moeten ze taaltraining en een goede oriëntatie op de cultuur van het nieuwe land krijgen. De nieuwheid van de cultuur, de mate van interactie met bewoners van het nieuwe land en de nieuwheid van de baan die aangenomen wordt, spelen een rol in het bepalen van welke methode gebruikt moet worden voor cross-cultural training. In the on-site fase wordt de expatriate en diens familie vaak gekoppeld aan een lokale werknemer, die ze helpt de nieuwe werkomgeving en maatschappij te begrijpen. Repatriation is het voorbereiden van de expatriates op hun terugkomst naar hun vaderland. Dit is belangrijk, omdat de kans op een reentry shock groot is. Vaak besluiten expatriates bij terugkomst het bedrijf waarvoor ze werken te verlaten, omdat de opdrachten die ze krijgen minder verantwoordelijkheid, uitdaging en status hebben dan die in het buitenland.
Virtual expatriates hebben ook de opdracht om een operatie in het buitenland te managen, alleen blijven zij in het thuisland wonen. Ze reizen veel en gebruiken multimedia technieken, zoals videoconferencing, om contact te onderhouden. Deze manier is goedkoper, maar kan meer tijd kosten om projecten op te zetten, werknemers worden vaak als buitenstaanders gezien en het vele van huis zijn kan zorgen voor moeilijkheden in de werk-privé balans.
F.6.2 Managen van diversiteit
Het managen van diversiteit houdt in dat er een omgeving wordt gecreëerd waarin alle werknemers bij kunnen dragen aan de doelen van de organisatie en waarin ze ook persoonlijk kunnen groeien. Dit betekent dat iedereen dezelfde toegang heeft tot een baan en eerlijk behandeld wordt. Om werknemers te leren werken met collega’s die komen uit diverse achtergronden, kan het nodig zijn een cultuurverandering door te voeren.
De volgende karakteristieken worden geassocieerd met het lange termijn succes van diversiteitprogramma’s:
Het top management ondersteunt publiekelijk de diversiteit, voorziet het programma in resources en grijpt persoonlijk in.
Het programma is gestructureerd
Kapitaliseren op een divers personeelsbestand is een bedrijfsdoel
Kapitaliseren op een divers personeelsbestand wordt gezien als een voorwaarde om winst te kunnen behalen
Het programma wordt geëvalueerd door het gebruik van metrieken als verkopen, personeelsbehoud en promotie.
De manager is volledig betrokken
Het programma wordt gezien als een verandering van de cultuur en niet als een eenmalig project.
Managers en demografische groepen krijgen niet de schuld van problemen
De vaardigheden en het gedrag dat nodig is om goed met elkaar te kunnen samenwerken worden aangeleerd
Managers worden beloond op vooruitgang op het gebied van diversiteitdoelen
Managers verzamelen feedback van werknemers en reageren daarop.
Er is een open en veilige cultuur waar alle werknemers bij willen horen.
Diversiteittraining zorgt ervoor dat werknemers hun houding ten opzichte van diversiteit veranderen en/of dat ze vaardigheden opdoen die nodig te zijn om in een diverse werkomgeving te kunnen werken.
De belangrijkste componenten van het effectief managen van diversiteitsprogramma’s zijn als volgt (zie ook tabel 7.11):
Support van topmanagement
Gebruik diversiteit in het werven en selecteren van nieuwe werknemers
Ontdek en ontwikkel talent
Support van werknemers
Verzeker eerlijke, gelijke behandeling
Houd managers verantwoordelijk
Verbeter relaties met externe stakeholders
F.7 Socialisatie
Organizational socialization is het proces waarbij nieuwe werknemers worden omgevormd tot effectieve leden van het bedrijf. Werknemers moeten hiervoor verschillende dingen leren:
Geschiedenis; de nieuwe werknemers moeten alles weten over de tradities, mythes, gewoontes en de achtergrond van de leden.
Doelen; de nieuwe werknemers moeten de regels, waardes en principes kennen die de organisatie sturen.
Taal; ze moeten het specifieke jargon van de organisatie kennen.
Politiek; ze moeten weten hoe ze informatie volgens de formele en de informele weg kunnen krijgen. Ze moeten goed op de hoogte zijn van de relaties in de organisatie en de machtstructuren in het bedrijf.
Mensen; ze moeten succesvolle en bevredigende werkrelaties ontwikkelen met andere werknemers
Prestatie kenvermogen; nieuwe werknemers moeten weten wat ze nog moeten leren.
De socialisatie vindt plaats in drie fases, die allen doorlopen moeten om goed te kunnen functioneren binnen een bedrijf:
Anticipatory socialization; het proces dat mensen helpt om de verwachtingen over het bedrijf, de baan, de werkomstandigheden en de relaties tussen personen te ontwikkelen.
Encounter; deze fase start als de werknemer begint met zijn baan. Hoe realistisch het beeld opgedaan tijdens de vorige fase ook is, er zal sprake zijn van shock en verrassing.
Settling in; in deze fase beginnen werknemers zich op hun gemak te voelen in hun baan en hun sociale relaties. Ze beginnen problemen op te lossen met betrekking tot hun werkzaamheden en met betrekking tot de werk-privé balans en raken geïnteresseerd in de beoordeling van hun werk en de carrièremogelijkheden binnen het bedrijf.
Karakteristieken van een succesvol oriëntatieprogramma:
Werknemers worden aangemoedigd om vragen te stellen
Oriëntatie is de verantwoordelijkheid van de manager van de nieuwe werknemer
Het programma verschaft informatie over zowel het technische als het sociale gedeelte van de baan
Nieuwe werknemers mogen niet in de verlegenheid worden gebracht
Er vinden zowel informele als formele interacties plaats tussen werknemers en managers
Nieuwe werknemers worden geholpen bij de reallocatie van zichzelf. Bijvoorbeeld bij het zoeken van een nieuw huis.
Werknemers leren over de producten, services en klanten van de organisatie.
Veel bedrijven gebruiken technologie om oriëntatie meer interactief te maken en reiskosten te besparen.
- for free to follow other supporters, see more content and use the tools
- for €10,- by becoming a member to see all content
Why create an account?
- Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
- Once you are logged in, you can:
- Save pages to your favorites
- Give feedback or share contributions
- participate in discussions
- share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
- 1 of 2162
- next ›
Add new contribution