Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
A2 – Inleiding criminologie – Introductie
Wat is criminologie?
Criminologie is een wetenschap die betrouwbare en precieze kennis wil leveren over criminaliteit, over mensen die misdaden plegen en over hoe daarop gereageerd kan worden.
Criminologie is een multidisciplinaire, onafhankelijke en kritische wetenschap.
Daarnaast is het een objectwetenschap, er wordt criminaliteit bestudeerd.
De Utrechtse school voor de criminologie is erg kritisch, ze nemen niks voor waar aan zonder er vragen bij te stellen. Zoeken een bredere context van het begrip criminaliteit.
Wat is criminaliteit?
Er is geen vaststaande definitie. De definitie is afhankelijk van de context waarin het plaatsvindt. De criminaliteit wordt sociaal geconstrueerd binnen interacties tussen daders, slachtoffers, omstanders en functionarissen. De constructie van criminaliteit is erg relatief. Zo kan een prostituee slachtoffer zijn van mensenhandel, maar ook uit eigen initiatief vrijwillig in de prostitutie werken. Niet allebei deze vormen vallen onder criminaliteit, dit wordt bepaald door de betekenis die de persoon/het slachtoffer eraan ontleend.
Strafrechtelijke definitie: Willem Adriaan Bongers: Misdaad is 1) een ernstige anti-sociale handeling waarop 2) de Staat door toevoeging van een leed (straf of maatregel) bewust reageert.
Maar: Wat is ernstig? Wat is anti-sociaal? Wie bepaalt wanneer het anti-sociaal is? Verschilt per persoon/bevolkingsgroep. Wanneer voeg je leed aan iemand toe? Wat is de straf en wie bepaalt die?
Sociologische definitie: Thorsten Sellin: criminaliteit is maar een van de vele vormen van regelovertredend gedrag. “Crime as a sociological problem.” Als we afstand nemen van alles wat in het wetboek staat en gaan kijken hoe wij zelf de constructie vasn criminaliteit maken en kijken wat regelovertredend is en wat niet, is het belangrijk vooral in de sociale context.
Drie belangrijke vragen in de criminologie:
1.Wat is strafbaar en wat is niet strafbaar?
Twee aspecten zijn hierbij relevant:
Relativiteit: definities van criminaliteit zjin aan tijd en plaats gebonden. Wat de ene persoon of op het ene moment strafbaar is, hoeft dat niet bij de andere persoon of op een ander moment te zijn. Verschil in tijd, situatie, land, etc. Verschil in strafbaarheid tussen verschillende landen voor bijvoorbeeld vreemdgaan, internetcrime, drugsgebruik, etc.
Welke delicten kunnen we als universeel zien (overal in de wereld strafbaar)? Moeilijk te zeggen, er is altijd wel een land die het anders ziet. Alle delicten zijn echt afhankelijk van de sociale context. Elk gedrag of delict is tijds- en plaatsgebonden. Zo zelfs marteling, landverraad, incest, diefstal.
Daarom kan er geen definitie van criminologie gegeven worden vanuit criminologisch perspectief.
Cultuur: Welke delicten zijn overal strafbaar vandaag de dag? Zelfde dingen als hierboven worden gezegd.
We leven in een risicosamenleving (Ulrich Beck, Risk Society). Moderne risico’s zijn verbonden met onze maatschappelijke orde, ze worden door onszelf gecreëerd.
Het risico op bepaalde gebeurtenissen verschilt per cultuur, land, samenleving en sociale groep. Het risico om gebeten te worden door een cobra, om geliquideerd te worden door maffia, om dakloos te worden, slachtoffer te zijn van een terroristische aanslag, aanwezig te zijn bij een vliegtuigramp, aids te krijgen, slachtoffer te zijn van een medische fout. Dit soort risico’s zijn niet overal en altijd even groot.
Culture of fear. Iemand bepaald voor ons wat risicovolle omstandigheden zijn en wat niet. Het risico op te harde muziek is niet belangrijk, het risico op aids wel, maar dat verschil is al voor je bepaald.
Moral panic: instanties met definitiemacht benoemen verschijnselen als onhoudbare problemen en deze versterken elkaar. Maar wie bepaalt dat bepaalde risico’s belangrijker zijn dan andere?
2.Wie overtreedt de regels en wie niet?
Kenmerken van daders:
Geslacht: meer mannen dan vrouwen. Feministische theorie.
Leeftijd: Criminele carriere, sub-cultuur.
Klasse: straintheorie, Marxistische theorie, witteboordencriminaliteit van Sutherland.
Etniciteit: Labellingtheorie.
De motieven voor het plegen van criminaliteit verschilt ook per persoon. Instrumentele en expressieve motieven, rationele keuzenbenadering, culturele criminologie (emoties, crime passionel, kick).
De pleegplaats van criminaliteit verschilt ook per persoon. Op straat, op het werk, thuis. De meeste criminaliteit wordt gepleegd achter gesloten deuren (thuis).
Sociale bindingstheorie van Hirshi: je binding met de maatschappij en je sociale omgeving weerhoudt je van het plegen van criminaliteit. Wanneer je binding met de maatschappij verdwijnt, verdwijnt ook de weerstand tegen het overtreden van de wet.
3.Hoe wordt op criminaliteit gereageerd?
Wie zijn de slachtoffers van criminaliteit? (Victimologie)
B2 – Geschiedenis van de criminologie
Stromingen tot aan de eerste helft van de twintigste eeuw in de criminologie.
Eind 1700 begin 1800: classical school, Bevvaria, Bentham.
Veel verwijzingen naar het lot en god. Geen goede redenen.
Het begin van de criminologie begon pas eind 1700 met boeken met theorieën over de criminologie. Echter, denkers uit die tijd dachten nog niet specifiek na over de criminologische achterliggende gedachten van het handelen van die tijd. Vooral erg strafrechtelijk, niet rekeninghoudend met de persoon en sociale kant.
Van origine vanuit de verlichtingsfilosofen.
Verzet tegen het barbaarse, irrationele en ineffectieve strafrechtssysteem.
Kenrideen gineg nvooral over hoe je de samenlevign moest indelen. Als er geen regels zijn, ging het recht van de sterkste gelden, een all against all situatie. Natuurrecht op vrijheid.
Men is bereid om een deel van je natuurrecht in te leveren aan de staat, zodat er toezicht gehouden kan worden en onze rechten beschermd worden. Dit heet het sociaal verdrag/sociaal contract. Bestaat om een samenleving überhaupt mogelijk te maken.
Het idee van vooruitgang leefde. Door de samenleving goed in te richten, komt er een groot vooruitgang.
Ze pleitten voor het exact specificeren van strafbare handelingen en sancties. De willekeur van de monarch gold niet meer: iets was alleen strafbaar als voor iedereen duidelijk was dat dit gedrag strafbaar was. Ook moest voor iedereen duidelijk zijn welke straf daar dan op stond.
Grote roep om transparantie en proportionaliteit. De straffen moesten helder zijn, alles moest duidelijk zijn en de hoogte van de straffen moest in relatie staan met de ernst van het delict.
Experts waren vooral filosofen en sociale hervormers en strafrechthervormers.
Panopticon. (gevangenis in cirkelvorm met een wachttoren in het midden. Alle gevangenen zjin ten alle tijden zichtbaar en er kan naar ze gekeken worden.
Problemen van klassieke denken:
Het mensbeeld is te simplistisch. Ze gaan uit van vrije wil, van het idee dat ieder mens rationeel denkt en rationele beslissingen maakt, dat mensen zelf nadenken over de gevolgen etc. Dat is niet altijd zo, en anders hangt het nog af van de situationele omstandigheden.
Kun je rechtvaardigheid hebben in een ongelijke samenleving? Ze wilden dat je iedereen gelijk behandelde, maar dat kan niet altijd. Ongelijke gevallen gelijk behandelen, is dat rechtvaardig?
19e eeuw: Positivist School
Vooral proberen van toepassen van de methoden uit de natuurwetenschappen op de bestudering van criminaliteit en misdadigers.
Kernideeen: verzetten tegen het idee van de classieke school dat mensen een vrije wil hebben. Verscillende psychologische, psychiatrische en wetenschappelijke nieuwe kennis die opkomt zorgt ervoor dat men het idee krijgt dat men niet vrij is zijn eigen wil te bepalen, maar dat je bepaald bent door je eigen biologie, je sociale omgeving of je psychologische afwijkingen.
Omdat de expertise van die nieuw opgekomen wetenschappen flink vooruitging, was er een sterk idee van rehabilitatie: dat ze de criminelen wel konden ‘genezen’.
Daarom ook dat de straf niet per se op punishment lag, maar vooral ook op behandeling en rehabilitatie voor onbepaalde tijd. Geen vaste tijd dat je dat moest ondergaan, maar je kon zo lang opgesloten worden als ‘de experts’ maar nodig vonden.
Criminele experts waren psychologen, psychiaters, statistici, etc. Kortom: wetenschappers.
Twee richtingen (belangrijk, staat niet in het boek maar moet je wel kennen)
Sociologisch positivisme: moral statistiscians. Veel gebruik maken van statistieken. Durkheim, Quetelet.
Zochten naar allerlei sociologische wetmatigheden in de criminologie. Als je maar een groot genoege populatie neemt, zie je patronen en wetmatigheden ontstaan die voor bijna iedereen gelden.
De problemen kun je volgens hen altijd meten en controleren.
Italian positivist school: atavistic types. Lombroso, Ferri, Garofalo.
Frenologie.
De misdadiger helemaal fysiek bekijken (antropologische criminologie) en men dacht toen te zien dat criminelen echt een ander uiterlijk hadden. Het fysiek van misdadigers liet zien dat zij evolutionair teruggeworpen waren in de evolutie. Duidelijk de invloed van Darwin terug te zien.
Voorbeelden van kenmerken: laag voorhoofd, prominent aanwezige kaak en jukbeenderen, grote oren, veel beharing, lange armen. Doet denken aan een aap. Aap is de voorloper in de evolutie, wat het idee van een teruggeworpen evolutie onderstreept.
Opmeten van de schedel. De afmeting van de schedel kon voorspellen of je crimineel was of niet.
In Nederland zijn de ideeën van Lombroso nooit zo aangeslagen, ondanks klinische, psychologische criminele studies
Willem Bonger was wel erg bekend in Nederland, hij had een meer materialistische sociologische criminele invalshoek.
Buikhuisen affaire: Buikhuisen zocht bio-sociale kenmerken van een mens als factoren voor criminaliteit. Werd echter verafschuwd, vooral omdat hij hier net na WOII mee kwam.
Problemen van het positivistisch denken:
Een te simplistisch beeld, tegenovergestelde van het vorige. Een misdaad plegen ligt buiten je eigen controle.
Verder geen aandacht aan en weinig ruimte voor agency.
Tenslitte het overdrijven van het verschil tussen misdadigers en niet-misdadigers. Deze mensen zijn niet volledig anders dan de ‘gewone mens’.
structure-agency debat: worden wij mensen bepaald door de ons omringende structuren, of maken de mensen zelf de wereld en de structuren? Agency/actorschap: zelf handelende actoren zijn: het vermogen om zelf je wil te bepalen.
Begin 20e eeuw: Chicago School
Robert Ezra Park: directe, systematische observaties van het stadsleven. Niet aan je bureau zitten maar echt rondlopen. Veel etnografisch onderzoek.
Urban ecology: de stad werd gezien als een mozaiek van verschillende regio;s die je van elkaar kon onderscheiden. Burgess: Concentric zone model. De stad indelen in verscillende zones die als ringen om elkaar heen liggen. Bepaalde zones waren veel gevoeliger voor criminaliteit dan anderen. Meeste criminaliteit in de transitional zone, waar veel migrantengroepen zijn, sociaal-economisch zwakkere groepen, slechte huizen, veel fabrieken en veel leegstaande gebouwen.
Chicago School werd in Nederland opgepakt door Frank Bovenkerk en Lodewijk Brunt.
De Utrechtse school
1930: institutionalisering van de criminologie in Nederland.
De eerste Nederlander was Willem Pompe. De Utrechtse School was een samenwerking tussen juristen, criminologen, sociologen, psychologen, psychiaters, pedagogen, antropologen etc. Grote samenwerking tussen FSW en RGL.
Gericht op dat strafrecht zo minimaal mogelijk moest zijn. Geen lange of zware straffen. Hele humanitaire invalshoek en opkomen voor de underdog, veel aandacht voor proportionaliteit. Veel studies over de rechten van gevangenen en veroordeelden. Humanitaire, strafrechtelijke en reductionistische invalshoek.
20e eeuw: sociologies of crime en radical criminologies (zie volgend college)
B3- Urban criminology
De tijdslijn is weer de kapstok in dit college.
Begin 20e eeuw: Chicago School. Park & Burgess, McKay & Shaw.
Park: Concentric zone theory. Zones in een stad. Systematische observatie van het stadsleven.
Kernideeen Chicago School:
Urban ecology. De stad zien als een mozaïek van te onderscheiden regio’s of natural areas. Environmental criminology.
De criminaliteit concentreert zich in natural habitats / ecological zones. Bepaalde delen van de stad hebben meer criminaliteit dan andere.
Onderzoeksmethoden: statistieken, life history (criminelen uitgebreid interviewen over hun levensgeschiedenis), participerende observaties.
Sutherland: Sutherland was een van de eersten die de witteboordencriminaliteit onder de aandacht bracht, crimes of the powerful. Ook bekend van differential association theory. Deze gaat er vanuit dat je de waarden en normen van een groep overneemt en wanneer crimineel gedrag in die groep niet wordt afgekeurd of zelfs wordt aangemoedigd, bestaat er een grote kans dat jij dat criminele gedrag gaat vertonen.
Kritiek op Chicago School:
Officiële criminaliteitsstatistieken kun je niet kritiekloos gebruiken: zeggen wellicht meer over politiepraktijken dan over criminaliteit in dat gebied. Als een bepaalde wijk negatief bekend staat, zal de politie er ook meer controleren en daardoor ook veel meer criminaliteit gaan vinden daar.
Kun je wel spreken van ‘Social disorganization’ of zijn het gewoon wat onconventionele vormen van organisatie? Dit argument valt te vergelijken met de culture of poverty van Lewis.
Veel meer aandacht hebben voor de werking van lokale machtsprocessen. Wat voor beleid heeft de overheid met betrekking tot bepaalde wijken? Wat voor ingrijpen heeft de politie in bepaalde wijken? In hoeverre hebben groepen een stem in het lokale beleid?
Dat sommige gebieden ‘crimineler’ zijn, betekent niet dat de bewoners dat ook altijd zijn en dat mensen buiten die wijken dat niet zijn. Territorial stigma.
Anomie or Strain Theory
Deviantie vindt plaats als er een disbalans is tussen de normen in een samenleving van wat je daar kunt bereiken (culturele normen en waarden) en de middelen die je hebt om die ideeën te bereiken (sociale structuur, sociale middelen). Disbalans tussen doel en middel, waardoor een spanning ontstaat (anomie).
De mogelijke reacties op deze spanning zijn:
Conformiteit: je blijft op dezelfde manier doorgaan. Je zult nooit bereiken wat je wilt, maar je houdt je wel netjes aan de wet.
Innovatie: de doelen blijven hetzelfde, maar je bedenkt andere middelen om deze doelen te bereiken, ook al zijn deze middelen illegitiem.
Ritualisme: de middelen blijven hetzelfde, maar de doelen pas je aan.
Retreatisme: de doelen en de middelen laat je allebei los, je ambieert niet meer die hoge doelen en je houdt je ook niet meer aan die middelen, je houdt je er helemaal niet meer mee bezig, maar je trekt je terug. Bijvoorbeeld alcoholisme.
Rebellie: de doelen en middelen loslaten, maar nieuwe doelen en middelen daarvoor in de plaats zetten.
Jeugdcriminaliteit wordt vaak gezien als een vorm van rebellie, een vorm van verzet tegen de wereld waarin ze zijn opgegroeid.
Ook nu nog toepasbaar.
Relatieve deprivatie: vergeleken met anderen in je omgeving vind je zelf dat je achtergesteld bent, maar dat is relatief.
Subcultural Theory – Albert Cohen
Criminaliteit wordt gepleegd door groepen die gedeelde problemen ervaren en daarvoor ook gedeelde oplossingen vinden. Vaak vanuit statusfrustratie.
Heel veel criminaliteit is een vorm van afwijzing, het ontwikkelen van alternatieve normen en waarden. De middenklasse normen worden afgewezen en je ontwikkelt alternatieve en oppositionele normen.
Kritiek op zijn theorie is wel dat hij uitgaat van sterk verbonden subculturen, dat er in de criminaliteit duidelijk verbonden groepen zijn van mensen met zelfde klasse, normen en waarden, leeftijd, afkomst. Maar wanneer wordt gezocht naar dat soort intensieve subculturen in de criminaliteit wordt deze bijna niet gevonden, veelal onsamenhangende groepen.
Social control theory – Hirshi (neutralization theory van Sykes en Matza)
Op het moment dat je je minder betrokken voelt bij de samenleving, voel je je minder bezwaard om criminaliteit te plegen. Ook wel sociale bindingstheorie (Hirshi). Heb je minder binding, dan heb je ook minder te verliezen.
Vier soorten sociale banden: attachement, commitment, involvement, belief.
Als de betrokkenheid bij de morele orde is verzwakt, pleegt men criminaliteit. Dit gebeurt via neutralisatietechnieken, waarbij bijvoorbeeld persoonlijke verantwoordelijkheid of toegebrachte schade wordt ontkend.
Bovenstaande theorieën zijn sociologische theorieën (bekijken vanuit de samenleving), nu wordt verder gegaan met kritische criminologie.
Labelling Theory – Becker, Lemert, Cohen
Symbolisch interactionisme richtte zich met name op de vraag wat voor symbolische betekenissen worden ontwikkeld in de interactie die wij met elkaar beoefenen.
Vanuit die invalshoek kwam er veel aandacht voor de vraag wie nou bepaald wat eigenlijk criminaliteit is? Aandacht voor definiëring van deviantie en criminaliteit en de machtsprocessen daarin: wie heeft de definieringsmacht?
Labelling: “Social groups create deviance by making the rules whose infraction constitutes deviance and by applying them to particular people and labelling them as outsiders.”
Deviant gedrag is niet iets wat intern in iemand aanwezig is, iemand is niet wel of niet een crimineel maar de samenleving creeert een crimineel. Iets is pas deviant als er een regel is die zegt dat als je iets doet, je afwijkt. Om iets als deviant te kunnen betitelen, moet dat door de samenleving benoemd zijn. Mensen maken regels, passen die regels toe op bepaalde groepen en de groepen op wie zij die toepassen, noemen ze de outsiders.
Er ontstaat een ontwikkeling van categorisering naar stereotypering naar stigmatisering en tenslotte criminalisering.
Primaire deviantie: afwijken van de norm, het gedrag zelf.
Secundaire deviantie: als je afwijkt ligt daar zo’n grote sanctie vanuit de samenleving op, dat men het gevoel heeft dat het ‘toch al niet meer uitmaakt’ en doorgaat met deviant gedrag. Op deze manier gana mensen zich langzamerhand ook gedragen naar een stigma. Denk aan Marokkaanse jongeren; er zit zo’n label of stigma op, dat ze minder de noodzaak voelen om zich te gedragen, iedereen denkt tenslotte toch al negatief over ze, dus ze verliezen er niks mee.
Morele paniek, Cohen: a condition, episode, person or group of persons emerges to become defined as a threat to societal values and interests: its nature is presented in a stylised and stereotypical fashion by the mass media, the moral barricades are manned by editors, bishops, politicians and other right thinking people.
Deze person wordt de folk devil of het zwarte schaap genoemd.
Hedendaagse, laatmoderne blik op de stad:
Sinds eind ‘Fordisme’ is het regime van stedelijke marginaliteit van kracht, veroorzaakt door:
Macrosociale dynamiek: een toenemende sociale ongelijkheid (veel armen, weinig erg rijken) die niet meer wordt geneutraliseerd door de staat.
Economische dynamiek: er is een verandering van loonarbeid naar eliminatie van ongeschoold werk en onzekere arbeid. Je bent niet meer zeker van je contract.
Politieke dynamiek: Deze ongelijkheid wordt niet meer geneutraliseerd omdat er een terugtrekkende verzorgingsstaat is, de staat is minder bereid en in staat om iedereen voortdurend van een bepaald niveau van welvaart en welzijn te voorzien.
Ruimtelijke dynamiek: armoede concentreert zich in bepaalde wijken, die ze krachtwijken noemen. Deze wijken krijgen een bepaald stigma, een territorial stigma.
Young: laatmoderne samenlevingen zijn bulimic societies, sommige samenlevingen worden ‘uitgekotst’.
In de hedendaagse steden weerspiegelen de mondiale ontwikkelingen van uitsluiting zich. Wat zie je daarvan terug in de stad?
De sociaal-economische polarisering: steden zijn verdeeld in verschillende delen. Bijvoorbeeld: zwervers worden geweerd uit het centrum. Divided city, urban marginality.
Ook zie je uitzichtloze, door overheden in de steek gelaten lokaliteiten: ghetto’s of banlieues.
Illegale sigarettenverkopers in Frankrijk. State of exception, disciplinering van de staat van jongeren uit de Maghreb (Noord-Afrika).
Goed voorbeeld om te laten zien dat jongeren nog steeds als Folk Devils kunnen worden gezien en worden uitgerangeerd uit de samenleving.
B4 – handhaving en beleid binnen de strafrechtsketen en penitentiaire kanttekeningen
Kerntaken van de Nederlandse politie:
Zorgen voor veiligheid van iedereen in Nederland.
Criminaliteit voorkomen en bestrijden.
De openbare orde bewaken.
Strafbare feiten opsporen.
Hulp verlenen bij nood.
Uitvoeren van politietaken voor justitie.
Wat zou de politie móeten doen en wat doen ze echt?
In het engels is er een werkwoord voor: ‘policing’.
Rock: Veel niet-misdaadgerelateerde taken (maar service-gerichte taken) doet de politie om haar legitimiteit te tonen, een gevoel bij de burgers te bewerkstellen dat zij de juiste actoren zijn om de wet te handhaven in de samenleving.
Bittner: In een moderne staat heeft de politie het monopolie op geweld. Een aantal van de taken zijn een gevolg van dit monopolie.
Ericson: de rol van de politie is een reproductie van de openbare orde. Er zijn nog een heleboel andere strategieën om de openbare orde te reproduceren of te handhaven. Een negotiating order: het handhaven van de orde hebben veel meer te maken met het onderhandelen over de orde dan met het afdwingen van orde dmv geweld.
Bayley: Onderscheid van politietaken in twee dalen. Ten eerste de authoritative intervention (vooral reactief, niet pro-actief, politie grijpt pas in als de openbare orde wordt verstoord) en ten tweede de symbolic justice (vooral laten zien dat er zoiets is als een regime of law, dat de wet wordt gehandhaafd.)
Labelling Theory, Becker
Symbolisch interactionisme: wat voor symbolische betekenissen worden er ontwikkeld in de sociale interactie?
Aandacht voor de definiëring van deviantie en criminaliteit en machtsprocessen daarin.
Discretion: ruimte om een bepaalde koers te varen. Door deze ruimte kun je prioriteiten stellen en sommige wetten belangrijker te maken dan anderen. Verder is er een individuele beslissingsvrijheid, gestuurd door organisatiebeleid en structuren. Er is ruimte voor selectiviteit in de toepassing van de wet, de toepassing van de wet op bepaalde mensen, bepaalde groepen, bepaalde tijd een bepaalde manier.
Discrimination:
Politie-interventies komen disproportioneel meer voor bij bepaalde groepen: meer bij mannen dan bij vrouwen, meer bij jongeren dan bij ouderen, meer bij armere dan bij rijkeren, meer aan stadse dan aan plattelandse mensen, meer aan minderheidsgroepen dan aan etnische meerderheden.
Is dit altijd discriminatie? Ligt aan de definitie van discriminatie. Hij onderscheidt vier soorten:
Transmitted discrimination: als je je ogen constant op een bepaalde groep houdt, sleep je daar sneller politie bij
Interactional discrimination: in de interactie tussen de dader en de politie, bijvoorbeeld omdat hij respect verwacht maar het niet krijgt, kan er op grond daarvan discriminatie optreden.
Institutional discrimination: de institutie (politie) discrimineert omdat zij in bepaalde groepen of buurten meer patrouilleert of fouilleert dan bij andere groepen.
Statistical discrimination: bepaalde groepen komen in de statistieken meer voor door een bepaalde manier van kijken of meten en op grond van die statistieken komt er een soort self-fulfilling prophecy en kan er institutional discrimination plaatsvinden.
Essentialistische visie op cultuur: Cultuur is iets wat je nu eenmaal hebt en wat relatief stabiel is, wat verschillende mensen binnen een cultuur hebben. Statisch concept, gedeelde normen en waarden van een groep.
Constructivistische visie op cultuur: Cultuur is een abstract concept, mensen maken zelf cultuur uit de ervaringen die ze in hun leven hebben opgedaan.
Deel 2: pentitiaire kanttekening
Sykes: Pains of imprisonment.
Wat zijn de factoren die nou echt vervelend zijn bij gevangenschap?
Deprivatie van vrijheid
Deprivatie van diensten en goederen
Deprivatie van heteroseksuele relaties (mannen en vrouwen zitten gescheiden)
Deprivatie van autonomie (zelfbeschikkingsrecht verliezen)
Deprivatie van veiligheid
Deprivatietheorie: De reden waarom gevangenissen van die nare instituten zijn is vooral door de facetten van het gevangenisleven zelf en veel minder door de factoren die de mensen die in de gevangenis leven en werken meenemen van buiten (importtheorie).
Alison Liebling. Instrument ontwikkeld om het gevangenisklimaat te meten.
Sleuteldimensies in het gevangenisleven:
De relationele dimensies: respect, menselijkheid, relaties met het personeel, vertrouwen en ondersteuning. De manier waarop het personeel met de gedetineerden omgaat is heel bepalend voor de manier waarop de gedetineerde de detentie beleeft.
Regime dimensies: orde, veiligheid, materiele omstandigheden, psychologisch welbevinden, persoonlijke ontwikkeling, contact met familie. Is er heel veel aandacht voor de veiligheid, dan heeft men een negatievere beleving van de detentie.
Sociale structuur en betekenis: macht/autoriteit, subculturen, sociaal leven van gedetineerden.
Sykes is té optimistisch geweest. Praktijken waarvan hij dacht dat ze allang voorbij waren, bestaan nog steeds. Zo zijn er nog steeds in veel gevangenissen (vooral buiten Europa) erbarmelijke omstandigheden zoals overbevolking, geweld, bedreiging en het ontstaan van subculturen.
Daarnaast hebben de moderne penologische praktijken nieuwe ‘pains’ en frustraties met zich meegebracht.
Onderzoek gedaan door gastdocent naar verschil tussen Nederlandse en Belgische detentie. Belgische gedetineerden overgeplaatst naar Tilburg en gekeken wat ze daar van vonden.
Positief aan Nederland: gelijkwaardigheid, toegankelijkheid, respectvol, veel contact en praten met personeel.
B5 – prostitutie en vrouwenhandel
Eigen onderzoeksdomein van Brenda Oude Breuil.
“We are the people you don’t see”
Die mensen worden op een selectieve manier gezien, je ziet ze niet meer als person en van allerlei verschillende kanten, maar alleen op de manier waarop ze bij jou voorkomen.
Bepaalde mensen worden niet gezien, mogen niet gezien worden en worden daarmee niet gezien als ‘bestaand persoon’ (illegalen, prostituees, etc).
Cohen: er is iets gangbaar bij ons, waarbij we dingen wel zien, maar waarbij we datgene wat we zien zo’n impact op ons hele wereldbeeld heeft, dat we die kennis niet volledig bewust kunnen of willen verwerken, omdat dat een te grote impact heeft op je eigen leven of de samenleving.
Dit mechanisme is ook te zien bij prostitutie.
Human trafficking.
Discussie op heel emotioneel niveau.
Prostitutie migratie en mensenhandel zijn twee verschillende dingen. Prostitutiemigratie is een soort werkmigratie, waarbij vrouwen echt bewust naar andere landen gaan om daar te werken. In sommige van die gevallen zie je mensenhandel, wanneer er sprake is van dwang.
Feministisch abolitionisten in de US: Prostitutie is altijd een vorm van exploitatie. Geen enkele vrouw die volledig bij bewustzijn is, zou dit beroep kiezen. Het is altijd een noodkeuze, en er is dus altijd sprake van een vorm van dwang.
Zij maken de link dat als er sprake is van prostitutie, er automatisch sprake is van exploitatie en daardoor ook van mensenhandel.
Wetsuitoefenaars: Prostitutie zien als een vorm van georganiseerde misdaad door buitenlandse groepen.
De hele discussie over mensenhandel en prostitutie heeft een dichotoom karakter: de ene helft zegt het is gedwongen, mensenhandel en een uitbuitende vorm van prostitutie. De andere helft zegt dat prostitutie onder bepaalde voorwaarden een normale vorm van werk kan zijn en dat we in ons streven die vrouwen een betere positie te geven er vanuit moeten gaan dat het werk is en de arbeidsvoorwaarden en de vrijwilligheid en bescherming in dat werk bij de wet vast wordt gelegd.
Voluntary or forced? Dat moet constant worden bekeken.
Werkelijkheid is echter nooit zo zwart-wit. Geheel vrijwillig is het nooit wanneer men een tal aan andere keuzes heeft. Vaak is er vrij weinig andere keuze. Wat is gedwongen? Is dat als je niet anders kunt om genoeg geld te verdienen, of is dat als er geweld bij wordt gebruikt?
In Frankrijk is prostitutie vanaf eind jaren ’90 een politiek issue. Dit omdat er vanaf dat moment een heel zichtbaar beeld is van jonge, oostblokvrouwen in de (straat)prostitutie.
Wet die daaruit voortvloeide: Loi sur la sécurité intérieure.
Verder wordt naast racolage, Het actief mensen aanklampen voor seksuele diensten, wat al eerder strafbaar was, nu ook racolage passive, de passieve vorm van prostitutie, dus als die vrouwen wel op straat staan maar ze zijn niet actief bezig met mannen werven, nu ook strafbaar is.
Posters in Frankrijk tegen gedwongen prostitutie en human trafficking:
Tonen een link met de slavenhandel: dwang en geweld.
Vrouwen worden neergezet als object, in de markt gezet, verkocht, geen stem (mond afgeplakt).
De exploiteur (pooier) wordt neergezet als gemeen en gevaarlijk en de prostitué als goed en hulpeloos slachtoffer.
De dichatomie van een ‘veilig thuis’ versus het ‘gevaarlijke ver weg’. Dat ver weg is alleen niet altijd zo gevaarlijk, omdat er een groot netwerk is waar iedereen op elkaar let, en het thuis is niet altijd zo veilig, omdat ze vaak uit een arm, gewelddadig thuis komen.
Onzekere toekomst of helemaal geen enkele toekomst. Afgebeeld als hangende als een koord, hun leven eindigt bij human trafficking.
Etnografisch veldwerk.
Dit is een belangrijke vorm van onderzoek doen, zeker bij onderwerpen als deze.
Je moet het gevoel van de scène waar je onderzoek naar doet, aanvoelen. Zien, horen, voelen en ruiken van je onderzoeksomgeving. Dit zorgt ervoor dat het onmogelijk is om weg te kijken en te negeren wat er werkelijk gebeurt.
B6 – Witteboordencriminaliteit
Edwin Sutherland is de eerste die deze criminaliteit onder de aandacht probeerde te brengen.
Witteboordencriminaliteit is white-collar crime in het engels.
Sutherland onderzocht de beslissingen van rechtbanken en commissies tegen zeventig grote bedrijven in de VS en hij ontdekte dat heel veel van die zaken niet als strafzaken zijn afgedaan, maar via andere wegen zijn gecorrigeerd of beperkt. Dit werden geen strafzaken, waardoor die bedrijven het negatieve stigma en zware straffen werd bespaard.
Differentiële toepassen van de wet klassenjustitie!
Het juridisch systeem richt zich op de minst machtige en minst economisch welvarende groepen in de samenleving.
In de criminologie is een class bias: bepaalde groepen blijven buiten de studie en onderzoeken van de criminologie.
Waarom is witteboordencriminaliteit zo erg?
De toegebrachte schade is vaak erg groot. Vergaande, veel grotere, structurele schade die veel schadelijker is voor de samenleving dan bijvoorbeeld straatcriminaliteit.
In deze vorm van criminaliteit wordt publiek vertrouwen misbruikt. De schade die wordt toegebracht aan sociale relaties in de samenleving die zorgt voor een verlies van vertrouwen in instanties en instellingen wat veel belangrijker is dan de financiële schade.
Definitie wittenboordencriminaliteit: het gaat om personen met een hoge sociale status die dit wetsovertredende gedrag plegen terwijl zij hun beroep uitoefenen.
Maar wat is een hoge sociale status? Wanneer is dat zo en wanneer niet?
Overlap tussen criminaliteit door personen met een hoge status, criminaliteit plegen namens en voor een organisatie en criminaliteit tegen een organisatie door iemand van buiten die organisatie.
En hoe zit het dan met mensen die een lage rol binnen het bedrijf hebben, maar wel binnen het bedrijf meewerken aan de criminaliteit?
Deze definitie is erg offender-based. Daarom hebben Clinard en Quinney een onderscheid gemaakt tussen:
Corporate crime: criminaliteit die het bedrijf bevoordeeld, de actor kan een individuele werknemer van het bedrijf of het bedrijf zelf in juridische persoon zijn. Gewin voor bedrijf.
Occupational crime: individuen overtreden binnen hun positie in het bedrijf de wet voor eigen gewin. Gewin voor persoon.
Zo kun je ook een onderscheid maken in:
political crime, wat gaat over criminaliteit die gepleegd wordt tegen de staat. Gepleegd tegen de staat.
Governmental/state crime betreft criminaliteit die wordt gepleegd door mensen die de staat vertegenwoordigen. Gepleegd door de staat.
Differential association theory is de theorie van Sutherland die probeert alle vormen van criminaliteit te verklaren. Deze theorie zegt dat je crimineel gedrag aanleert doordat je je in een groep bevindt en in interactie bent met die groep die dat gedrag niet afkeurt of zelfs stimuleert.
Deze definitie is ook toe te passen op witteboordencriminaliteit.
Verschil tussen WBC (witteboordencriminaliteit) en andere vormen van criminaliteit:
WBC’ers komen uit een ander sociaal milieu.
WBC’ers hebben een andere criminele carriere, beginnen vaak veel later.
WBC hebben minder criminele historie
WBC hebben een unieke gelegenheid voor het plegen van criminaliteit. Ze hebben een hoge positie waarvandaan ze veel acties kunne uitvoeren en hebben toegang tot veel middelen en plaatsen.
WBC hebben een andere motivatie. Andere criminaliteit gebeurt meestal vanuit economische afhankelijkheid, een kick of iets dergelijks. WBC vooral vanuit hebberigheid.
Waarom is WBC zo lastig onderzoekbaar?
Er zijn weinig statistieken aanwezig.
De criminaliteit is goed afgeschermd, er is grote geheimhouding binnen gesloten groepen, bijvoorbeeld bij kartelvorming. Prostitutie, geweld, straatcriminaliteit etc is zichtbaar, online geld verschepen niet.
Er is een onderontwikkelde publieke verontwaardiging (morele paniek) voor WBC naast bijvoorbeeld straatcriminaliteit. Mede vanwege het feit dat personen betreft die veel macht, prestige en respectabiliteit hebben.
Morele paniek kan ook uitbreken als er fraude is gepleegd of met pensioenen is geknoeid.
Waarom zien we zo weinig morele paniek rondo witteboordencriminaliteit?
Morele paniek werkt het beste bij een onderscheid tussen twee groepen: het volk en ‘de ander’. Hierbij wordt ‘de ander’ echt neergezet als een folk devil die heel anders is dan jij, waar jij je niet mee kunt identificeren en die je daardoor heel makkelijk los kunt zien van de rest.
Lastig bij WBC omdat die mensen er vaak net zo uit zien als wij zelf.
‘Real criminals, real folk devils’ are those who do not provide us with any services that we define as productive. WBC wel, die voeren dingen uit die voor onszelf ook handig of bruikbaar zijn.
Uitzondering: als er morele paniek ontstaat bij WBC gaat het vaak over mensen die we als een outsider kunnen gaan zien, zoals joden in Nazi- Duitsland, Nigeriaanse scams. Gebeurt dus bijna alleen bij mensen die we op de een of andere manier kunnen gaan zien als outsiders.
Als er al fraude en corruptie wordt ontdekt, wordt toch met bepaalde normalisatiestrategieen de daad wordt genormaliseerd en de schade wordt behandeld op een meer rationale manier van risk management.
Panicking for profit: het idee dat de overheid expres paniek zaait.
Maar er is vooral een spanning tussen geruststellend en alarmerend overheidsbeleid: risk management!
Het is voor overheden niet alleen maar voordelig om in een voortdurende staat van morele paniek te zijn. Je moet een balans zien te vinden tussen een bepaalde mate en staat van angst en een bepaalde overtuigingskracht en geruststelling bieden zodat de bevolking jou als overheid nog serieus neemt.
- for free to follow other supporters, see more content and use the tools
- for €10,- by becoming a member to see all content
Why create an account?
- Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
- Once you are logged in, you can:
- Save pages to your favorites
- Give feedback or share contributions
- participate in discussions
- share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
- 1 of 2161
- next ›
Add new contribution