Samenvatting The Handbook of Child and Adolescent Clinical Psychology (Carr): H 2, 10, 19 t/m 21

Samenvatting van de verplichte hoofdstukken. Gebaseerd op de meest recente druk (2009). Bevat H 2, 15, 19 t/m 21. De samenvatting is online beschikbaar met een basisabonnement of als hardcopy verkrijgbaar in het JoHo Center Utrecht. Let op: H 9 en 15 ontbreken in deze samenvatting.


2. Invloeden op probleemontwikkeling.

De ontwikkeling van psychische problemen bij kinderen en adolescenten wordt beïnvloed door vele factoren.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • de risicofactoren die vatbare kinderen hebben om psychologische problemen te ontwikkelen,

  • neergaande/dalende factoren die de aanzet zijn of van psychische disfuncties verergeren,

  • behoudende factoren die psychologische problemen doen voortduren wanneer zij zijn ontwikkeld,

  • beschermende factoren die verdere achteruitgang tegengaan met implicaties voor prognoses en antwoord op de behandeling.

    Persoonlijke voor verwijderende factoren

  • Aanleidingen voor kinderen om problemen te ontwikkelen op latere leeftijd zijn:

  • Kinderen met aanleg voor genetische kwetsbaarheden,

  • Complicaties voor en na de bevalling,

  • Ruzies in het verleden,

  • Verwondingen en ziektes .

  • Lage intelligentie, moeilijk temperament, laag zelfvertrouwen en een laag sociaal economische milieu kunnen leiden tot het ontwikkelen van psychologische problemen.

    1. Genetische factoren

    Tweeling -en adoptatieonderzoeken laten zien dat de ontwikkeling van vele psychische karakteristieken (zoals temperament en intelligentie) gedeeltelijk beïnvloed wordt door genetische factoren. Het mechanisme van beïnvloeding is doorgaans van meerdere erfelijke factoren afhankelijk, Genetische factoren bepalen de ontwikkeling van specifieke psychologische problemen door hun invloed op bredere psychologische kernmerken als temperament. Mogelijke uitzonderingen hiervan zijn condities als autisme, Downsyndroom en bipolaire affectieve stoornis

    1. Complicaties voor en na de geboorte

    De intrauterine (groeiachterstand van de baby) omgeving bevat risico’s die de gezonde omgeving van de foetus compenseren. Een oudere moeder, onverenigbaar bloedtype, ondervoeding, roken, alcohol en drugsgebruik hebben een negatief effect op de intrauterine omgeving.

    Vrouwen die alcohol gebruiken tijdens de zwangerschap kunnen het fatale alcohol syndroom ontwikkelen, wat zich kenmerkt door de hersens, mentale handicap en schedelafwijkingen.

  • Ieder kind krijgt een score tussen 0 en 10, onder de 4 geeft veel moeilijkheden. Complicaties gedurende de geboorte zorgen vaak voor hersenbeschadigingen. Problemen door/ bij de geboorte zorgen vaak voor aandachtsproblemen en hyperactiviteit later in het leven bij het kind. veel kinderen kunnen de ontwikkelingsachterstand inlopen door middel van hulp voor zij naar school gaan.

    1. Psychologische beledigingen, verwondingen en ziekten

    Hoofdverwondingen op latere kinderleeftijd worden geassocieerd met cognitieve verslechtering, ontremming en gedragsproblemen. Het karakter en omvang van de gevolgen hangt af van de hevigheid, de locatie van de beschadiging en de sociale context waarin de beschadiging ontstaat en herstelt.

    1. Temperament

    Chess en Thomas (1995) verdelen temperament onder in drie categorieën: slow to warm up, rustig en moeilijk temperament. Kinderen met gemakkelijk (easy) temperamen reageren goed op nieuwe situaties, leren snel dagelijkse routine als slapen en eten en zijn rustig en goed gehumeurd (40%). Kinderen met moeilijke (difficult) temperament reageren slecht en langzaam op nieuwe situaties. Ze zijn geneigd negatief en heftig te reageren op nieuwe stimuli en zijn onregelmatig in hun routine en lichaamsfuncties. Ook ontwikkelen ze meer gedrags- en aanpassingsproblemen. Kinderen met een moeilijk temperament ontwikkelen zich beter wanneer er een goodness-of-fit is tussen hun temperament en de ouderlijke verwachtingen (10%). Kinderen met een langzaam opwarmend (slow tot warm up) temperament zijn in het begin wat moeilijk maar worden gemakkelijker over tijd wanneer ze herhaald contact hebben gehad met nieuwe objecten, personen en situaties (15%).

    Kagan verdeelt temperament onder in geremd en ongeremd temperament. Een kind met geremd temperament is verlegen, timide teruggetrokken in nieuwe situaties. Een hoog percentage van de ouders van kinderen met een ongeremd temperament heeft een angst of stemmingsstoornis.

    1. Intelligentie, zelfvertrouwen en locus of control

    Lage intelligentie is een risicofactor voor gedragsproblemen in het bijzonder. Kinderen met een laag zelfvertrouwen hebben een risico voor gedrags- en emotionele problemen. Een ingewortelde overtuigingen over weinig controle hebben over belangrijke bronnen of versterking en belangrijke aspecten van iemands situatie worden geassocieerd met gedrags- en emotionele problemen. Iemand met een externe locus of control geloofd dat zijn leven bepaald wordt door zijn omgeving, het lot, toeval of andere mensen. Iemand met een interene locus of control gelooft dat hij zijn eigen leven bepaalt.

    Persoonlijke behoudende factoren

    Wanneer psychologische problemen zijn ontwikkeld, worden ze op persoonlijk niveau onderhouden door psychologische en biologische factoren. Jongeren met psychologische problemen houden deze in stand door hun eigen doeltreffendheid, disfunctionele attributiestijlen, cognitieve vervormingen, onvolwassen verdedigingsmechanismen en disfunctionele coping strategieën.

    1. Zelfregulerend vermogen

    Wanneer kinderen succesvol een taak afmaken en wanneer ze dat succes toeschrijven aan hun eigen vaardigheden, ontwikkelen ze een gevoel van eigen doeltreffendheid/ bekwaamheid. Een hoog niveau van eigen bekwaamheid worden geassocieerd met meer effectieve voltooiing van opdrachten. Kinderen met een lage eigen bekwaamheid blijven niet volhouden om hun eigen problemen op te lossen en een lage eigen bekwaamheid kan leiden tot psychologische moeilijkheden. Diverse cognitieve vervormingen (andere dan depressieve of vijandige attributiestijl) die problematische interpretaties van situaties met zich meebrengen kunnen de problemen van jongeren verklaren.

Verdedigingsmechanismen

Verdedigingsmechanismen worden gebruikt om negatieve emotionele staten die gepaard gaan met conflicten te reguleren. Conflicten verschijnen meestal wanneer een persoon een manier van handelen na wil streven, maar bang is voor de consequenties. De DSM IV verdeelt een verdedigingsfunctiesschaal in 7 niveaus. Aan de hand van deze schaal hebben minder adaptieve of een onvolwassen verdediging een grotere potentie dan volwassen verdediging om psychologische problemen te ontwikkelen. Anticipatie, aansluiten, onzelfzuchtigheid, humor, geldingsdrang, zelf-observatie, sublimering en ondderdrukking zijn adaptieve verdedigingsmechanismen. Deze zijn meer beschermend dan probleem-in-stand-houdende factoren.

Copingstrategieën

Coping strategieën kunnen op het probleem gericht zijn, op emotie gericht zijn en vermijdend zijn. Als de strategie op het probleem gericht is kijk je naar het probleem en kun je daar op inspringen, door het probleem op te lossen, weten wat je te wachten staat of de soort/aard van de stress te kennen.

Voorbeeld 1: examen: wordt disfunctioneel wanneer je geen verantwoordelijkheid neemt voor de oorzaak van je eigen probleem en onrealistische plannen hebt om op te lossen. De strategie die op emotie gericht is, wordt geassocieerd met geen controle/ stress hebben over bepaalde situatie

Voorbeeld 2:. sterfgeval: wordt disfunctioneel als je niet productief denkt, de stress te serieus neemt, agressie gebruikt of alcohol en drugs misbruik. De vermijdende strategie betekent dat je iets moet ordenen (time-out/ terugtrekken) voordat je actief wat aan het probleem kan gaan doen → wordt disfunctioneel wanneer je deze altijd (op de lange termijn) gaat gebruiken.

Biologische behoudende factoren

Abnormale niveau’s van psychologische opwinding, disregulatie van neurotransmitter systemen, disregulatie van neuro-endocriene systemen, abnormale circadiane ritmes en een variëteit in abnormale lichamelijke systemen hebben betrekking op sommige psychologische problemen.

Contextuele voor verwijderende factoren

De kwetsbaarheid van jongeren om psychologische problemen te ontwikkelen wordt beïnvloed door specifieke functies van de ouder-kind relatie, blootstelling aan aanhoudende familie problemen en specifieke stressoren.

Ouder-kind factoren in het jonge leven

De kwaliteit van ouder-kind gehechtheid, de opvoedstijl (de mate waarin ouders hun kinderen, inspelend op hun leeftijd stimuleren en de hoeveel controle en warmte ze geven) heeft een hoog veelzeggend effect op de latere psychologische aanpassingsvermogen van kinderen.

Bonding

Om een warme moeder-kind relatie te ontwikkelen moeten moeder en kind face-to-face contact hebben in moeilijke periode meteen na de geboorte van het kind. Deze bonding-theorie wordt niet ondersteund door de resultaten van een goed gecontroleerde onderzoeksstudie.

Hechting

Hechting en/of een goede band met ouders hebben is belangrijk voor een goede emotionele ontwikkeling en het leren houden van elkaar. Kinderen zijn afhankelijk van ouders en als ouders responsief reageren hebben kinderen de mogelijkheid om de wereld om hun heen te verkennen.

Intellectuele stimulatie

Het niveau van sensomotorische en intellectuele stimulatie die ouders verstrekken aan ouders is belangrijk voor de intellectuele ontwikkelen van hun kinderen. Verschillende studies tonen aan dat de verschillende soorten speelmateriaal in huis en het aantal mogelijkheden van ouders om hun kind intellectueel te stimuleren zorgt voor een goede stimulatie van het intellectuele niveau en toekomstig IQ.

Ouderstijlen

Een autoritaire opvoedingsstijl kenmerkt zich door veel regels. De ouder is de baas en het kind moet gehoorzamen. Houdt het kind zich niet aan de regels? Dan krijgt hij straf. Autoritaire ouders leggen de regels niet uit en geven geen ruimte voor discussie. Een voordeel is dat het kind precies weet wat de verwachtingen zijn. Een nadeel is dat het kind weinig zelfvertrouwen en zelfstandigheid ontwikkelt.

Toegeeflijke ouders hebben veel aandacht voor de wensen en behoeften van hun kind. Ze geven hun kind bijna altijd zijn zin. In feite is het kind de baas en er worden weinig eisen aan hem gesteld. Ouders die deze stijl hanteren, nemen hun kind wel serieus maar zichzelf (of in ieder geval hun eigen regels) niet. Een voordeel is dat ouder en kind gelijkwaardig zijn. Ook komen er weinig conflicten voor. Een nadeel is dat het kind geen grenzen leer kennen en het niet leert om rekening te houden met anderen. Bovendien leert het niet om met zijn emoties om te gaan en om zichzelf te beheersen.

Ouders met een democratische of autoratitieve stijl, stellen regels en hebben tegelijkertijd oog hebben voor de wensen en behoeften van hun kind. Zij geven leiding met liefde, houden rekening met de ontwikkeling van hun kind en overleggen met hun kind. Het kind wordt gesteund en aangemoedigd. Deze manier van opvoeden stimuleert het zelfvertrouwen en de zelfstandigheid van het kind. Het kind wordt als persoon gerespecteerd en zijn ontwikkeling wordt gevolgd. Een nadeel is dat deze stijl de meeste tijd en energie kost van alle opvoedingsstijlen. Het kind zal de ouder niet blindelings gehoorzamen; hij wil argumenten horen. Daarover in gesprek gaan kost tijd en geduld.

Er zijn ook opvoeders met een verwaarlozende opvoedingsstijl. Zij stellen weinig regels, maar bieden ook weinig geborgenheid, steun, veiligheid en betrokkenheid. Het kind wordt aan zijn lot overgelaten: hij mag het allemaal zelf uitzoeken. Een voordeel is dat het voor ouders gemakkelijk is. Een ouder als deze heeft alle tijd voor zichzelf en/of zijn werk. Nadelen zijn dat het kind niets leert, zich eenzaam voelt, in de steek gelaten en niet geliefd.

 

Blootstelling aan familieproblemen op jonge leeftijd

Aanleidingen voor een risico op het ontwikkelen van psychologische moeilijkheden zijn:

  • opgroeien met ouders met persoonlijke aanpassingsproblemen

  • families die gekarakteriseerd worden door disorganisatie en huwelijks-onenigheid

  • moeilijke broers of zussen.

    Ouders met problemen kunnen hun kinderen niet gehechtheid bieden die ze nodig hebben. Ook leren de kinderen door modelling, shaping en reinforcement, bepaalde negatieve patronen aan.

Ouderproblemen

Huwelijksstrijd

In families waar huwelijksontevredenheid en onenigheid aanwezig zijn, ontstaan psychologische moeilijkheden en in het bijzonder gedragsproblemen.

Familie disorganisatie

Een chaotische familieomgeving gekenmerkt door inconsequente regels, onduidelijke rollen en de afwezigheid van regulieren routines waardoor jongeren meer kans hebben op het ontwikkelen van psychologische problemen en vooral gedragsproblemen.

Afwijkende broers en zussen

Afwijkende broers of zussen zijn ongeschikte rolmodellen en ontwikkelen en versterken gedragsproblemen bij hun jonge broers of zussen.

 

 

 

10. Gedragsproblemen

 

Gedragsproblemen is één van de meest voorkomende problemen in de kindertijd en adolescentie om drie redenen:

  • Behandeling heeft bij 20-40% effect

  • 60% van de kinderen hebben een slechte prognose

  • Gedragsproblemen zijn intergenerationeel

 

Dit hoofdstuk bespreekt de classificatie, epidemiologie en klinische verklaringen voor gedragsproblemen. Ook de assessment, behandelingen en preventiemaatregelen zijn belangrijk.

 

Classificatie

Gedragsproblemen zijn geclassificeerd in de DSM-IV TR en de ICD-10. Er zijn veel verschillende vormen van gedragsproblemen, bijv:

  • ernstig tot mild

  • chronisch tot kort

  • pervasief of thuis

  • wanneer de problemen zijn begonnen

  • Etc.

 

Epidemiologie

De prevalentie voor gedragsproblemen en oppositionele opstandige gedragsstoornis variëren van 4-14%. Deze stoornissen komen vaker voor in de lage socio-economische groepen. Comorbiditeit en andere problemen zijn: ADHD, emotionele stoornissen, taalachterstand en specifieke leerstoornissen. Ook agressie en aandachtsproblemen komen vaak samen voor met gedragsproblemen.

 

Diagnose en klinische kenmerken

Voor gedragsstoornissen is de Child Behavior Checklist een handige vragenlijst. Gedragsstoornis is een hardnekkig probleem. Kinderen met een gedragsstoornis laten antisociaal gedrag thuis, op school en in de gemeenschap zien. Verder kunnen ze internaliserend gedrag vertonen en regels niet volgen. Daarnaast is er veel woede en irritatie aanwezig. Bij een psychische conditie laten kinderen met gedragsproblemen verschillende gedragingen zien die kunnen leiden tot risicogedrag. Tot slot hebben jongeren met gedragsproblemen ook moeilijkheden in de inter-persoonlijke aanpassing. Ze hebben problematische relaties met ouders, leraren en peers.

 

Etiologie van gedragsproblemen

Er is een verschil tussen oppositionele opstandige gedragsstoornis en gedragsstoornissen. Maar de meeste theorieën zijn ontwikkeld voor gedragsstoornissen. Daarom worden nu de belangrijkste theorieën besproken voor gedragsstoornissen.

 

Biologische theorieën

1. Genetische theorieën

Volgens onderzoek is agressie erfelijk. Biologische factoren kunnen dus antisociaal gedrag verklaren.

2. Moeilijk temperament theorie

Een moeilijk temperament is een risicofactor voor gedragsproblemen, omdat dit kan leiden tot slechte zelfregulatie en lokt de straffen uit bij verzorgers.

3. Neurotransmitter en hormoon theorieën

Uit onderzoek komt naar voren dat agressie het gevolg is van een disregulatie van neurotransmitters en hormonale systemen.

4. Arousal (toestand) theorie

Kinderen met gedragsproblemen hebben een beperkte capaciteit voor het aanleren van prosociaal gedrag. Ook kunnen ze niet leren om antisociaal gedrag te vermijden. Verder zorgen de erfelijke lage arousal niveaus ervoor dat ze niet responsief zijn voor positieve en negatieve reinforcement dan normale kinderen.

5. Neuropsychologische beperkingtheorie

Neuropsychologisch gebaseerde beperkingen in taal, verbaal redeneren en executieve functioneren, leidt tot zelfregulatie moeilijkheden die zorgen voor gedragsstoornissen. Ook leidt het tot onderprestatie, met als gevolg frustratie bij het kind. Deze frustratie zorgt voor het agressieve gedrag.

 

Psychodynamische theorieën

1. Super ego beperkingtheorie

Doordat ouders te toegeeflijk of te bestraffend zijn, kan antisociaal gedrag ontstaan. Bij toegeeflijke ouders, heeft het kind laks aan regels. Bij bestraffende ouders neemt het kind het agressieve en bestraffende stijl over van ouders. Het kind kan niet omgaan met relaties.

2. Hechtingstheorie

Kinderen die gescheiden in de eerste maanden gescheiden zijn van hun biologische ouders, ontwikkelen een onveilige hechting. Als ze ouders zijn hebben ze geen goede interne werkmodellen om morele sociale interactie te gebruiken.

 

Cognitieve theorieën

1. Sociale informatieprocessen theorieën

Kinderen met gedragsproblemen hebben vijandige intenties naar anderen en reageren met wraakzuchtige agressie. De reacties van peers bevestigen de vijandige attributiestijl.

2. Sociale vaardigheden beperkingtheorie

Kinderen met gedragsproblemen hebben de vaardigheden niet om alternatieve oplossingen te bedenken voor sociale problemen. Ze gebruiken agressie om sociale problemen op te lossen.

 

Sociale leertheorieën

1. Modelling theorie

Agressie bij kinderen met gedragsproblemen wordt geleerd door imitatie of modelling van het gedrag bij ouders of oudere broers of zussen.

2. Coercieve familieproces theorie

Door coercieve interactiepatronen met ouders leren kinderen antisociaal gedrag. Sociaal en economische risicofactoren zorgt ervoor dat ouders een coercieve opvoedingsstijl gebruiken.

 

Systeemtheorieën

1. Structureel familiesysteem theorie

Gedragsproblemen komen voor door slecht georganiseerde families met een gebrek aan:

  • Communicatievaardigheden en probleemoplossende vaardigheden

  • Duidelijke regels, rollen en routines

  • Duidelijke grenzen en hiërarchieën

  • Flexibiliteit voor levenstransacties, zoals het kind die volwassen wordt

2. Sociologische theorieën

Kinderen die opgroeien in een sociaal benadeelde delinquente omgeving leren antisociale gedragingen aan.

3. Multi-systemisch ecologische theorie

Gedragsproblemen worden in stand gehouden door:

  1. Individuele factoren (bv. Vijandige attributiestijl, slechte sociale vaardigheden etc.)

  2. Familiefactoren (bv. Ouder-kind hechting)

  3. Schoolfactoren (bv. Niet naar school gaan)

  4. Communicatiefactoren (bv. Omgaan met deviante peers)

 

Assessment

Assessment van gedragsproblemen en gerelateerde klinische kenmerken kan gedaan worden door de diagnostische criteria te gebruiken. Risico en protectieve factoren moeten in kaart worden gebracht.

 

Risicofactoren

Risicofactoren voor gedragsproblemen kunnen onderverdeeld worden in persoonlijke en contextuele risicofactoren.

 

Persoonlijke risicofactoren

Biologische en psychologische factoren kunnen leiden tot gedragsproblemen bij kinderen. Biologische factoren zijn: genetische kwetsbaarheden en lage arousal niveaus.

Psychologische factoren zijn: een lage intelligentie, moeilijk temperament, laag zelfbeeld, externe locus of control etc.

 

Contextuele risicofactoren

Ook contextuele factoren kunnen verdeeld worden. Ouder kind factoren in de vroege kindertijd zijn: hechtingsproblemen, gebrek aan intelligente stimulatie, inconsistente ouderlijke discipline. Ook blootstelling van familieproblemen kunnen risicofactoren zijn. Psychologische problemen, alcohol en drugsgebruik, criminaliteit, huwelijksproblemen van de ouders zijn hier voorbeelden van. Tot slot zijn stressfactoren zoals scheidingen en kindermishandeling risicofactoren zijn om gedragsproblemen te ontwikkelen.

 

Oorzaken

Oorzaken die direct kunnen leiden tot gedragsproblemen zijn: levensstress, adolescentie, kindermishandeling, pesten, scheiding van ouders etc.

 

Factoren die het probleem in stand houden

Er zijn ook factoren die het probleem in stand houden. Deze kunnen weer onderverdeeld worden in persoonlijke en contextuele factoren.

 

Persoonlijke factoren

Biologische factoren zijn: sociaal leermoeilijkheden door een lage arousal.

Psychologische factoren zijn: slechte interne werkmodellen voor relaties, laag zelfbeeld, disfunctionele copingstrategieën.

 

Contextuele factoren

Factoren die het probleem in stand houden zijn behandeling systeem factoren, familie systeem factoren, ouderlijke factoren en sociaal netwerk factoren.

 

Protectieve factoren

Naast risicofactoren, oorzaken en factoren die het probleem in stand houden, zijn er ook protectieve factoren.

 

Persoonlijke factoren

Een goede fysieke gezondheid, een hoge IQ, makkelijk temperament, hoog zelfbeeld etc. zijn voorbeelden van persoonlijke protectieve factoren.

 

Contextuele factoren

Er zijn ook protectieve contextuele factoren. Familie die het probleem accepteert, een veilig ouder-kind hechting, goede ouderlijke aanpassingen en weinig familiestress zijn voorbeelden van protectieve factoren.

 

Formulering

Een formulering maken voor jongeren met gedragsproblemen is complex, omdat families al meerdere interventies hebben gehad en betrokken zijn meerdere instanties. Assessment wordt dan gedaan over meerdere sessies.

 

Behandeling

Behandeling moet gericht zijn op duidelijke formuleringen met specifieke behandelingsdoelen voor families. Onderzoekt toont aan dat de uitkomsten van behandelingen niet goed zijn. Er kunnen groepsgerichte, individuele familiegerichte behandelingen worden gegeven. Interventies moeten gericht zijn op systemen waar problemen zijn.

 

Psychoeducatie

Door psychoeducatie worden ouders geholpen om een ander beeld van hun kind te krijgen. In plaats van dat het kind slecht is, is het kind goed met slechte gewoonten. Ook krijgen ouders hulp met de opvoeding. Ouders moeten positief gedrag belonen en negatief gedrag negeren. Psychoeducatie moet alle sessies worden gegeven voor een effectievere uitkomst.

 

Monitoring

Bij monitoring observeren ouders het kind. Ouders worden getraind om gedragingen van het kind op te schrijven. Daarna schrijven ze op wat gebeurde voor het gedrag en na het gedrag. Op deze manier kunnen ze negatieve gedragingen voorkomen.

 

Ouder gedragstraining

Ouders met kinderen die oppositioneel opstandig gedrag laten zien, gebruiken gedragstechnieken om het kind te disciplineren en proberen een positieve relatie met het kind te behouden. Deze therapie is effectief in drie belangrijke vormen:

  1. Familie gedragstherapie

In de therapie kunnen ouderlijke vaardigheden worden geoefend. Ook kan het kind zelfcontrole vaardigheden leren. Onmiddellijke feedback kan worden gegeven. Dit kost echter wel veel tijd voor de therapeut.

  1. Kleine groep ouderlijke training

Ouders moeten door middel van rollenspellen bepaalde vaardigheden leren. Daarnaast krijgen ze steun van de groep.

  1. Grote groep ouderlijke training

Deze training wordt gegeven in scholen of buurthuizen. Onderzoek laat zien dat deze trainingen effectiever zijn dan de kleine groep ouderlijke training.

 

Antisociaal gedrag verminderen

Om antisociaal gedrag te verminderen, moeten de kinderen uit agressieve situaties worden gehouden. Ouders worden geholpen om routines aan te bieden, zodat ze niet in deze situaties komen. Ook kunnen zij time-outs gebruiken voor het kind. Kinderen leren interne spraak te gebruiken om negatieve gedachten tegen te gaan.

 

Prosociaal gedrag verhogen

Wanneer ouders het kind belonen voor het prosociale gedrag, kunnen kinderen dit gedrag vaker laten zien. Ook kan door modelling het kind prosociaal gedrag laten zien.

 

Familie gerichte communicatie en probleemoplossende training

Het doel van zo een training is ouders en kinderen duidelijk met elkaar te laten communiceren. Daarnaast moeten ze discussiëren over regels, rollen, routines en gevolgen. Familieleden leren ook probleem oplossende vaardigheden.

 

Thuis-school afspraken en remedial teaching

Veel kinderen met gedragsproblemen laten ook leermoeilijkheden zien. Schoolinterventies kunnen het kind hierbij helpen. Ouders en school daarnaast moeten een goede werkrelatie opbouwen. Op deze manier kan het kind leren in een prettige omgeving.

 

Sociaal probleemoplossende vaardigheden training

Deze training helpt kinderen om peerrelaties te behouden. Individuele of groepsgerichte behandelingen zijn gebaseerd op sociaal probleemoplossende vaardigheden. Er moet aandacht gegeven worden aan perspectieven van anderen en het managen van woede door adem en relaxatie vaardigheden.

 

Ouder counseling

Ouders kunnen de geleerde regels, rollen en routines moeilijk toepassen. Dit komt door hun eigen psychologische moeilijkheden, huwelijksproblemen en stress. Hiervoor zijn er twee oplossingen mogelijk: ouder counseling en behandeling pleegzorg. Het kind leert sociale vaardigheden in een pleeggezin. Bij ouder counseling leren ouders beter om te gaan met hun persoonlijke en huwelijksmoeilijkheden.

 

Inter-professionele afspraken

Omdat gedragsproblemen voorkomt in meerdere settings (familie, school, gemeenschap), zijn ook meerdere professionals aanwezig. Het is belangrijk om multi-systemische interventies en samenwerken zo goed mogelijk te laten verlopen. Door middel van case management kunnen ze de ervaringen delen met elkaar.

 

Raadplegen van de hogere orde

Klinische psychologen kunnen hulp vragen aan een hogere orde als adolescenten gewelddadig worden. Alle psychologen krijgen training om veilig en effectief te handelen in bepaalde situaties.

 

Preventie

Preschoolse stimulatie programma’s worden gebruikt bij risicogroepen. Klinische psychologen spelen hier een grote rol in. Zij zorgen ervoor dat de risicofamilies een goede training krijgen.

 

Samenvatting

Gedragsproblemen is één van de meest voorkomende problemen. Kinderen met gedragsproblemen heeft prioriteit met de behandeling, omdat de uitkomst van deze jongeren niet goed is. Om de DSM-IV TR en ICD-10 worden gedragsproblemen geclassificeerd. Comorbiditeit komt ook voor bij gedragsproblemen. Er zijn verschillende theorieën te noemen die gedragsproblemen verklaren. Ook zijn er veel behandelmethodes voor de families. Dit kunnen groepsgerichte of individuele behandelingen zijn. Belangrijk is om met school een goede werkrelatie te bouwen als het kind naast gedragsproblemen ook leerproblemen laat zien. Het kind kan leren in een goede omgeving.

 

19: Fysieke kindermishandeling

 

Kindermishandeling is internationaal onacceptabel. Het schendt de rechten van het kind. Fysieke mishandeling verwijst naar het met opzet aangerichte letsel zoals: slaan, schoppen, gooien, bijten, branden, snijden, vergiftigen etc.

 

Epidemiologie

De prevalentie van fysieke kindermishandeling tijdens kindertijd en adolescentie is ongeveer 10-25%.

 

Effecten op fysieke mishandeling

Fysieke kindermishandeling heeft korte en lange termijn effecten op de fysieke en psychologische gezondheid van het kind. De fysieke gevolgen zijn: littekens, neurologische schade, visuele of auditieve impairment etc. De korte termijn psychologische effecten zijn: negatief zelfbeeld, problemen met de ontwikkeling van cognitieve competenties, internaliserende en externaliserende problemen etc. Een lange termijn fysieke gevolg is dat jongeren een hogere risico hebben op internaliserende en externaliserende problemen. Maar niet alle kinderen krijgen negatieve lange termijn gevolgen. Kinderen die voor hun 5e jaar zijn mishandeld en geen neurologische schade hebben, zijn veerkrachtig. Ook een makkelijke temperament en goede sociale relaties hebben met andere volwassenen zijn protectieve factoren.

 

Assessment

Er zijn geen definitieve procedures of criteria voor het valideren van het verhaal van het kind. Als er aan mishandeling wordt gedacht, moet er toestemming gevraagd worden aan de ouders voor onderzoek.

 

Reconstrueren van de gebeurtenis

Hieronder worden de kwetsbare factoren en de gedragingen die leiden tot mishandeling op een rijtje gezet.

 

Kwetsbare factoren

Kind

kenmerken

Ouderlijke cognitieve stijl

Ouderlijke toestand

Ouderlijke emotie

regulatie

Ouderlijke straf ervaringen en discipline

Gedragingen die leiden tot mishandeling

 

Gedrag van kind (bv huilen)

Ouderlijke beoordeling van het kind

Ouderlijke woede

Gebrek aan inhibitie

Mishandeling

 

Mishandeling kan escaleren in normale gewoonten. Als de mishandeling wordt bepaald door redenering, kan er een onderscheid gemaakt worden tussen vijf redeneringen:

 

  1. Instrumenteel: een kind verstikken zodat het stopt met huilen

  2. Symbolisch/instrumenteel: de mond wassen van het kind met bijtende vloeistof als het heeft gescholden

  3. Belofte waarmaken: Ik had gezegd dat ik dit zou doen

  4. Wraak: Jij hebt haar geslagen, dus ik sla jou om te kijken of je het leuk vindt

  5. Opportunisme: in verschillende situaties. Bijvoorbeeld het prikken met een vork in de handen van het kind omdat het slechte tafelmanieren heeft

 

Risico en protectieve factoren

Fysieke kindermishandeling is niet het gevolg van één risicofactor. Mishandeling gebeurt als er meer invloed is van risicofactoren dan protectieve factoren.

 

Persoonlijke kenmerken van het kind

Persoonlijke kenmerken van het kind zijn: als het kind jong is, vroeggeboren is, ontwikkelingsachterstand heeft, moeilijk temperament heeft, agressief is, vaak ziek is etc.

 

Ouderlijke factoren

Risicofactoren van ouders kunnen zijn: psychologische problemen, agressie, alcohol en drugsgebruik, weinig weet van de ontwikkeling van het kind etc.

 

Ouder-kind relatie factoren

Hier zijn hechtingsproblemen, ouderlijke negatieve cognitieve gedachten en coercieve ouder-kind interactie risicofactoren.

 

Huwelijksfactoren

Risicofactoren die bij het huwelijk voorkomen zijn: huwelijksproblemen, slechte communicatie, slechte probleem oplossende vaardigheden, onzekere hechting etc.

 

Sociale netwerk factoren

Een slechte sociale netwerk, slechte relaties met de familie, veel familie stress etc. zijn risicofactoren voor mishandeling van het kind.

 

Behandeling systeem factoren

Er zijn ook risicofactoren die voorkomen bij de behandeling. Als de familie het probleem ontkent en de verantwoordelijkheid niet neemt bijvoorbeeld. Maar ook als de familie de formulering en behandeling weigert, culturele en etnische verschillen zijn voorbeelden.

 

Ruime assessment planning

Het belangrijkste doel van case management in gevallen van fysieke kindermishandeling is om het kind een veilige leefomgeving te bieden. In dit geval kan het kind zich verder ontwikkelen en loopt hij geen risico meer voor mishandeling. Dus het kind kan geplaatst worden in een pleegfamilie.

 

De assessment moet gericht zijn op alle risico en protectieve factoren die uit de interviews en onderzoeken zijn gekomen.

 

Beoordelen van de behandeling

De behandeling is niet voor alle families waar kindermishandeling voorkomt effectief. Als aan alle vier de condities wordt voldaan, dan is de behandeling effectief.

  1. Acceptatie van de verantwoordelijkheid voor mishandeling

  2. Commitment om de aan de behoefte van het kind te voldoen

  3. Commitment om hun eigen psychologische welzijn te verbeteren

  4. Vermogen om te veranderen

 

Behandeling

De behandeling voor families waar kindermishandeling heeft plaatsgevonden is altijd een multi-systemische interventie. Het belangrijkste doel van de familie gerichte behandeling is het voorkomen van negatieve cyclus van interactie en zorgen voor een positieve interactie tussen de ouders en het kind. Wanneer de behandeling start moet er een contract worden gemaakt. Hierin staan alle specifieke doelen, aantal behandelingssessies en de tijden en plaatsen van deze sessies. Deze contracten moeten getekend worden door ouders, therapeuten en sociale werkers.

 

Behandeling gericht op de ouder-kind interactie

Deze behandeling moet zich richten op:

  • Verbeteren van opvoedingsvaardigheden

  • Meer positieve ouder-kind interacties

  • Verwachtingen van ouders over het kind bijstellen

  • Het kind helpen met goede eet en slaaproutines

  • Gedragsproblemen van het kind verminderen

 

Dit wordt gedaan door de ouders vaardigheden te leren in een familie gerichte behandeling.

 

Ouders gerichte interventies

Ouders krijgen een steungroep waar ze worden getraind. Ze leren hun woede onder controle te krijgen. Ook cognitieve of interpersoonlijke therapie is mogelijk voor depressie. Ouders moeten hun kennis vergroten over de ontwikkeling van het kind. Daarnaast krijgen ze nog een behandeling voor alcohol of drugsgebruik.

 

Kind gerichte interventies

De belangrijkste doelen van deze interventies is het vergroten van het zelfvertrouwen van het kind. Daarnaast moeten de cognitieve en taalvaardigheden van het kind vergroot worden. Zij leren deze vaardigheden door een steun groep voor mishandelde kinderen. Ook leren ouders hun kinderen cognitief te stimuleren.

 

Interventies gericht op het stel

Ouders krijgen drie verschillende trainingen:

  1. Communicatie vaardigheden training

  2. Probleem oplossende training

  3. Gedragsveranderingtraining

 

Zo leren ze positief te communiceren en vergroten ze hun empathie en inzicht in disfunctionele relationele patronen.

 

Interventies in een breder systeem

Het doel van deze interventies is om de sociale steun van de rest van de familie te vergroten. Op deze manier kan stress worden verminderd. Ze kunnen praten over de gebeurtenissen.

 

Preventie

Fysieke mishandeling in families is gekenmerkt door veel stress en weinig steun. Kinderen kunnen veel eisen van de ouders en dit leidt bij ouders tot frustratie. Effectieve preventieprogramma’s verminderen stress, vergroten steun en zorgen dat ouders meer kennis, vaardigheden krijgen. Families die risico lopen voor fysieke kindermishandeling worden prenataal gescreend door professionals. Huisbezoeken, gedragstraining, stress management en levensvaardigheden training zijn zulke programma’s.

 

Samenvatting

Fysieke mishandeling heeft korte en lange termijn effecten. Deze effecten zijn fysiek en psychologisch. Voor de assessment moeten de risicofactoren tegenover de protectieve factoren worden gezet. Niet alle behandelingen voor families zijn effectief. Er moet dan aan vier condities worden voldaan. Behandelingen zijn altijd multi-systemisch. Daarnaast kunnen preventieprogramma’s ervoor zorgen dat kindermishandeling wordt voorkomen.

 

20: Emotionele mishandeling en verwaarlozing

 

Sommige opvoedstijlen bevatten passieve verwaarlozing of actieve emotionele mishandeling van kinderen. Er is geen internationale consensus hierover. Verwaarlozing en emotionele mishandeling kunnen leiden tot negatieve fysieke, cognitieve en sociale uitkomsten voor het kind.

 

Definities van verwaarlozing en emotionele mishandeling

Emotionele mishandeling en verwaarlozing zijn twee vormen van mishandeling die komen door bepaalde opvoedstijlen. Dit kan komen door moeilijkheden in de hechting en een slechte groeiontwikkeling van het kind.

 

Verwaarlozing

Bij verwaarlozing worden de behoeften van het kind passief genegeerd. Bijv. de behoefte voor het voeden, veiligheid, emotionele behoeften etc. Ouders die het kind verwaarlozen doen dit niet altijd bewust. Ouders missen de kennis om te voldoen aan de behoeften van het kind.

 

Emotionele mishandeling

In tegenstelling tot verwaarlozing is emotionele mishandeling bewust. Ouders hebben bepaalde acties die niet respectvol zijn voor het kind.

  • Veel straffen voor kleinigheden

  • Veel straffen voor positieve gedragingen zoals glimlachen, spelen etc.

  • Veel kritiek geven, vernederen etc.

  • Ontwikkeling met peers blokkeren

  • Etc.

 

Vijf dimensies van emotionele mishandeling

Er worden vijf kwalitatieve dimensies onderscheiden van opvoeding die de emotionele mishandeling onderbouwen:

  1. Hardnekkige negatieve attributies voor het kind

  2. Inadequate ontwikkelingsverwachtingen

  3. Emotionele afwezigheid

  4. Het kind gebruiken om de emotionele behoeften van de ouders te voorzien

  5. Deviante socialisatie

 

Vier niveaus van verwaarlozing en emotionele mishandeling

Browne (2000) onderscheidt vier niveaus van verwaarlozing:

  1. Minder ernstig: van tijd tot tijd onthouding van liefde en affectie, ontwikkelingsachterstand, het kind wordt niet verschoond

  2. Matig ernstig: vaker onthouding van liefde en affectie, het kind heeft ondergewicht, slechte hygiëne, mentale gezondheidsproblemen

  3. Heel ernstig: ouders zijn vaak afwezig, geen groeiontwikkeling, ouders zijn mentaal ziek

  4. Levensbedreigend: ouders zijn bijna altijd afwezig, kind heeft geen groeiontwikkeling en vaak ziek. Ook heeft hij infecties door de slechte hygiëne. Isolatie, terrorisatie geen eten etc.

 

Behandelingsimplicaties

Bij verwaarlozing moet gericht worden op educatie en het leveren van steun. Bij emotionele mishandeling zijn de persoonlijke en contextuele factoren die ervoor zorgen dat ouders hun kind mishandelen. Ouders accepteren minder snel de verantwoordelijkheid om aan de behoeften van hun kind te voldoen.

 

Epidemiologie

Door onderzoek weten we dat verwaarlozing de meest voorkomende vorm is van kindermishandeling en dat emotionele mishandeling minder vaak voorkomt.

 

Korte termijn effecten van verwaarlozing en emotionele mishandeling

Op korte termijn kunnen verwaarlozing en emotionele mishandeling leiden tot ouder-kind hechtingsproblemen, ontwikkelingachterstanden en psychosociale dwerggroei. Hun groei (gewicht, hoogte en hoofdgroei) hebben achterstand. Ook hun eetpatronen zijn verstoord. Daarnaast hebben ze fysieke en psychologische moeilijkheden.

 

Lange termijn effecten van verwaarlozing en emotionele mishandeling

Emotionele mishandelde en verwaarloosde kinderen laten meer serieuze lange termijn effecten zien dan fysiek mishandelde kinderen. Internaliserende en externaliserende gedragsproblemen komen voor. Daarnaast vinden ze het moeilijk om peer relaties te ontwikkelen en te onderhouden.

 

Assessment

Er moet gekeken worden naar de risico en protectieve factoren voor kindermishandeling.

 

Kind factoren

Risicofactoren voor het kind kunnen zijn: jong, laag geboortegewicht, vaak ziek, moeilijke temperament etc.

 

Ouderlijke factoren

De factor die ervoor zorgen dat ouders niet adequaat op hun kinderen kunnen reageren is één van de belangrijkste factoren. Ook psychosociale problemen, alcoholgebruik en de geschiedenis van ouders (zelf mishandeld) zijn belangrijk.

 

Ouder-kind interactie

Negatieve ouder-kind interacties tijdens het eten en hechtingsproblemen zijn risicofactoren voor de mishandeling. Geen intellectuele stimulatie en weinig positieve interacties zijn ook belangrijk.

 

Huwelijksfactoren

Belangrijke huwelijksfactoren die te maken hebben met mishandeling zijn: huwelijksmoeilijkheden of geweld, slechte communicatie, slechte probleem oplossende vaardigheden, gebaseerd op een onveilige hechting etc.

 

Sociale netwerkfactoren

Slechte sociale netwerken, hoge familie stress, isolatie en een slechte relatie met de rest van de familie horen onder het kopje risicofactoren voor mishandeling.

 

Behandelingssysteem factoren

Deze factoren hebben te maken met de familie die de verwaarlozing, mishandeling en hechtingsproblemen ontkent.

 

Ruime assessment planning

In dit contract staat dat het mishandelde kind in een veilige omgeving moet leven met een goede ontwikkeling. Het moet ook de mogelijkheid krijgen om relaties met de ouders aan te houden. Ook hier moet er weer gericht worden op de effectiviteiten van de behandeling. Zie het hoofdstuk over fysieke mishandeling.

 

Behandeling

Een multi-systemische interventie is hier van belang. Het belangrijkste doel is om de negatieve cyclus van interactie te doorbreken en positieve interacties te ontwikkelen tussen ouders en kind. De ouders en het kind kunnen in groepssessies of individueel behandeld worden.

 

Familie gerichte behandeling voor de groeiontwikkeling

In deze behandeling wordt er gericht op de groeiontwikkeling. Het zijn intensieve interventieprogramma’s van tien maanden. Familiesessies zijn gericht op de ontwikkeling van voedingsroutines en patronen van familiefunctionering om deze te steunen. Ook wordt de moeder kind hechting verbeterd. Deze programma's hebben positieve effecten.

 

Preventie

Preventieve interventies gericht op sensitiviteit en gedrag van de ouder blijkt uit onderzoek het effectiefst te zijn. Ze leren om te reageren op het huilen, activiteit en passiviteit. Zo kunnen ze aan de behoeften van het kind voldoen.

 

Samenvatting

Intentionele emotionele mishandeling en onbedoelde verwaarlozing hebben korte en lange termijn effecten op de fysieke, emotionele, sociale en cognitieve ontwikkeling van het kind. Groeiachterstanden, psychosociale dwerggroei en hechtingsstoornissen kunnen voorkomen. Bij de assessment worden de risico en protectieve factoren op een rijtje gezet. De behandeling is effectief wanneer aan de vier condities worden voldaan. De behandeling moet multi-systemisch zijn. Ouders en kinderen kunnen in groepssessies en individueel worden behandeld. Preventieve interventies moeten zich richten op sensitiviteit en gedrag bij ouders.

 

 

21: Seksueel misbruik

 

Seksueel misbruik ziet men in het algemeen als niet acceptabel en gaat in tegen de rechten van het kind. De seksuele handelingen verschillen in frequentie en ernst en opdringerigheid. Er is een onderscheid tussen seksueel misbruik binnen de familie, vaak vader en dochter, en seksueel misbruik buiten de familie.

 

Epidemiologie

Uit een grootschalige review waarin onderzoeken uit Europa, Amerika en Nieuw-Zeeland zijn betrokken, blijkt dat tussen 1980 en 2010 de prevalentie van seksueel misbruik voor jongen 3-25% en voor meisjes 8-42% is. De prevalentiecijfers voor meer ernstigere vormen van seksueel misbruik waarbij ook sprake is van contact zijn voor jongens 1-16% en voor meisjes 6-20%. Zoals ook al uit deze cijfers blijkt, vindt seksueel misbruik meer plaats bij meisjes dan bij jongens. De meeste meisjes zijn 6-7 jaar of aan het begin van de adolescentie. De kans op misbruik is groter als het kind fysiek of verstandelijk beperkt is en als het kind residentiële zorg krijgt. Seksueel misbruik bij meisjes gebeurt voornamelijk binnen de familie en seksueel misbruik bij jongens gebeurt voornamelijk buiten de familie. Het merendeel van de misbruikers is een man, in meer dan vier van de vijf gevallen. In 20% procent van de gevallen van seksueel misbruik is er ook sprake van fysiek geweld in het gezin.

 

De cyclus van seksueel misbruik

Bij misbruik is er vaak sprake van herhaling. Aan de hand van de cycli van misbruikers, modellen van seksueel misbruikers en verschillende reviews is er een simplistisch model opgesteld waarin de herhaling zichtbaar is. Het model bestaat uit verschillende risicofactoren die kunnen leiden tot bepaalde gedragingen van seksueel misbruik. De gedragingen op zich leiden weer tot andere gedragingen, maar die ontstaan ook weer mede door bepaalde risicofactoren. Door de risicofactoren wordt de kans op het seksueel misbruik groter. De risicofactoren en gevolgen hiervan met betrekking tot het seksueel misbruik worden uitgebreider beschreven onder het kopje ‘factoren die herstel na misbruik beïnvloeden’.

 

Effecten van seksueel misbruik

Seksueel misbruik heeft korte en lange termijn gevolgen voor het psychologisch functioneren van de kinderen. In ongeveer twee derde van de gevallen van seksueel misbruik krijgt het kind psychologische symptomen. Gedragingen die vaak voorkomen bij seksueel misbruikte kinderen zijn: seksueel getint gedrag, buitensporige externaliserende of internaliserende problematiek en problemen bij presteren op school. De groep seksueel misbruikte kinderen is niet met één diagnose te diagnosticeren. Het is een vrij heterogene groep. In de meeste gevallen zijn de problemen 18 maanden nadat het misbruik is gestopt minder ernstig, toch ontwikkelt ongeveer een kwart van de kinderen meer ernstige problemen. Een vijfde van de kinderen ontwikkelt klinische, lange termijn problemen die tot in de volwassenheid voortduren. Browne en Finklehor (1986) formuleerden een aantal intrapsychische processen die zorgen voor de gedragsproblemen of symptomen na seksueel misbruik. Die vier dynamische processen noemen zij ook wel de vier trumagenic dynamics, en zijn:

  • Stigmatisatie: De dader geeft het kind de schuld en dwingt het kind tot geheimhouden. Hierdoor gaat het kind zich afzonderen wat andere familieleden het kind kwalijk nemen. Dit zorgt allemaal voor een zeer negatief zelfbeeld bij het kind. Deze gedachten over zichzelf kunnen bij het kind leiden tot vermijden van relaties, suicide en zelfbeschadiging.

  • Machteloosheid: Dit komt bij het kind voort uit het gevoel het seksueel misbruik niet te kunne vorkomen omdat de dader psychologische dwang en fysieke macht uitoefent over het kind. Tevens kan machteloosheid mede voortkomen uit ongeloof bij bekenden. Door de machteloosheid kan het kind het idee krijgen niets te kunnen bereiken en een beeld van slachtoffer ontwikkelen. Deze gedachten en gevoelens kunnen leiden tot angstproblematiek, depressie en verschillende somatische klachten.

  • Traumatische sekservaringen: De dader geeft het kind onjuiste gedachten over seksueel gedrag en over wat seksueel acceptabel is. Door de manier waarop de kinderen met seks in aanraking komen, denken ze dat seks een methode is om beloningen, aandacht en zorg te krijgen. Tegenovergesteld kan seks ook negatieve herinneringen en emoties oproepen. Dit zorgt allemaal voor erg veel verwarring bij het kind onder andere wat betreft seksuele normen en seksuele identiteit.

  • Wantrouwen: Wanneer de dader het vertrouwen van het kind heeft geschonden en ook andere volwassenen niet beschermend zijn, kan bij het kind leiden tot de gedachte dat niemand te vertrouwen is. Het wantrouwen kan leiden tot relatieproblemen, delinquentie en intense gevoelens van angst en bedroefdheid.

 

Factoren die herstel na misbruik beïnvloeden

Misbruik gerelateerde stress

Hoeveel stress het kind ervaart door het misbruik is afhankelijk van verschillende aspecten, bijvoorbeeld hoeveelheid fysiek geweld, frequentie en mate van wantrouwen tegenover volwassenen. Door wie het kind misbruikt is, heeft ook invloed: was het iemand van binnen of buiten de familie. De attributies van het kind en de omgeving waarin het misbruik heeft plaatsgevonden bepaalt ook in zeker mate de stress die het kind ervaart.

 

Risico- en beschermingsfactoren die met het kind samenhangen

De kans dat een kind herhaaldelijk wordt misbruikt of opnieuw wordt misbruikt, neemt toe door verschillende factoren die het kind er van weerhouden om weerstand te bieden. Risicofactoren voor kinderen zijn bijvoorbeeld gebrek aan assertiviteit en/of fysieke kracht, gebrek aan begrip door de jonge leeftijd en het principe dat kinderen volwassenen in alle omstandigheden moeten gehoorzamen. Als een kind verstrikt raakt in een patroon van misbruik is de kans groot dat dit zich voortzet. Het kind bang is namelijk bang voor de integriteit van de familie of veiligheid van zichzelf wanneer zij het misbruik openbaar maken en onthullen. De kinderen hebben vaak een sterk gevoel van schuld omdat het misbruik volgens hen door henzelf komt. De kans op herhaling is groter als een kind een laag zelfbeeld heeft, een externe locus of control heeft en weinig vertrouwen heeft in het eigen kunnen. Het kind kan op een functionele en dysfunctionele manier omgaan met de stress die het seksueel misbruik veroorzaakt. In het geval van functionele coping strategieën gebruikt het kind steunende relaties als mogelijkheid om zijn verhaal kwijt te kunnen en te kunnen afreageren. Een andere functionele coping strategie is zoeken naar sociale steun. Deze strategieën zijn een beschermingsfactor voor het kind tegen seksueel misbruik. Andere beschermingsfactoren zijn bijvoorbeeld intelligentie, positief zelfbeeld, optimistische attributiestijl en interne locus of control. Voorbeelden van dysfunctionele coping strategieën voor een kind dat seksueel misbruikt wordt, zijn ontkennen van het misbruik, gehoor geven aan de wensen van de misbruiker en proberen het misbruik niet openbaar te maken.

 

Risicofactoren die samenhangen met de misbruiker

In 1984 stelde Finklehor dat er eerst vaan vier ‘pre-condities’ voldaan moet worden voordat een seksueel misbruik bij een kind kan plaatsvinden. Het is empirisch bewezen dat deze vier condities risicofactoren voor het misbruik zijn. De vier condities zijn:

  • De misbruiker moet interne inhibities de baas worden;

    Het idee dat seksueel misbruik van kinderen illegaal is, neutraliseert de misbruiker en hij praat zijn gedrag goed.

  • Hij moet externe inhibities overwinnen;

    Gebrek aan ouderlijk toezicht, sociale isolatie en overvolle leefcondities.

  • De misbruiker moet de weerstand van het kind voor het misbruik overwinnen;

    De misbruiker belooft beloningen bij gehoorzaamheid en straf bij ongehoorzaamheid of onthullen van het misbruik.

  • Hij moet gemotiveerd zijn om het kind te misbruiken.

De misbruiker moet met zichzelf emotioneel gezien seksueel misbruik van kinderen kunnen verenigen. Vaak moet de misbruik daarom aan een soort emotionele behoefte voldoen zoals bijvoorbeeld het gevoel van macht hebben in een seksuele relatie.

De misbruiker moet kinderen op een bepaalde manier opwindend vinden.

Er is op de een of andere manier geen mogelijkheid voor seks met volwassenen. Binnen families kan dat bijvoorbeeld zijn omdat de echtgenoot depressief is en buiten families kan dat bijvoorbeeld zijn wegens slechte sociale vaardigheden.

 

Risico- en beschermingsfactoren in het gezin

Volgens Bentovim en collega’s (1988) zijn er vaak twee patronen in het gezinsfunctioneren te zien als er sprake is van vader-dochter incest. Het gaat om de volgende patronen:

  • Onduidelijke en/of verstoorde patronen in het gezinsfunctioneren: In deze gezinnen zijn er weinig externe inhibities voor seksueel misbruik van de kinderen. Vaak misbruikt een vader meerdere kinderen in het gezin en weet de familie dat het gebeurt maar verzwijgt die het voor de buitenwereld. Als het wel naar buiten komt zit het gezin daar minder mee dan gezinnen met zeer strakke patronen. Professionals die het gezin komen helpen, ziet het gezin als familieleden die hen helpen met de problemen om te gaan. Vaak gaan deze professionals dan (onbewust) het niet vaardige en niet beschermende gedrag van de familie overnemen. Het is daarom belangrijk dat de rol van de professionals duidelijk is.

  • Zeer strakke patronen in het gezinsfunctioneren: In deze gezinnen is er vaak sprake van een geïdealiseerd huwelijk en goede verzorging van de kinderen. De vader misbruikt meestal maar één kind en houdt dit in de relatie met zijn echtgenoot stil waardoor het onbekend blijft in het gezin. Eigenschappen van deze gezinnen kunnen zijn seksueel ongenoegen hebben door huwelijksproblemen, vermijding van conflicten binnen het huwelijk, en een niet steunende relatie tussen moeder en het misbruikte kind. Ziekte of psychologische problemen in het gezin en dan voornamelijk bij moeder kunnen voor deze eigenschappen zorgen. Als moeder en vader in een ontevreden relatie zijn en als moeder een niet steunende relatie met het kind heeft, bestaat de kans dat vader en dochter de ouderlijke rollen op zich nemen of dat vader macht gaat misbruiken tegenover zowel zijn vrouw als dochter. In andere gezinnen kan de vader zich juist onderschikt aan zijn vrouw voelen wat er voor kan zorgen dat vader en dochter kindrollen op zich nemen tegenover moeder. Als in deze gezinnen het misbruik door vader bekend wordt, willen moeders meestal direct scheiden en doen vaders een poging tot zelfmoord door de discrepantie tussen het ideale gezinsplaatje en de werkelijkheid. Gezinnen kun van behandeling profiteren als de onderliggende oorzaken worden aangepakt.

 

Een gemeenschappelijk risicofactor voor deze twee soorten gezinnen is de afwezigheid van een steunende en beschermende relatie tussen de niet misbruikende ouder en kind. Beschermingsfactoren binnen een gezin zijn een veilige ouder-kindhechtingsrelatie en autoritatief opvoeden binnen een flexibel georganiseerd gezin waarin duidelijk communicatie is en een veilige omgeving voor kinderen die seksueel misbruikt zijn door iemand van buiten de familie. Als er sprake is van misbruik binnen het gezin is het goed voor een kind als de niet misbruikende ouder er voor zorgt dat de misbruikende ouder het huis verlaat, in behandeling gaat en dat er zonder toezicht geen contact is tussen die ouder en het kind.

 

Risico- en beschermingsfactoren in het sociale netwerk

Isolatie is een belangrijke risicofactor voor seksueel misbruik. Voor kinderen die weinig steun ervaren bij het openbaren van het misbruik is het extra moeilijk om goed met deze stressvolle periode om te gaan. Als kinderen daarentegen veel steun ervaren is kans groter op aanpassing.

 

Factoren van het behandelsysteem

Verschillende eigenschappen van het behandelsysteem, inclusief het gezin kunnen een risico zijn voor het kind. Gevolgen van die risicofactoren kunnen zijn voortzetting van het seksueel misbruik, een behandeling die niet aanslaat en ontstaan van ernstige lange termijn problemen bij het kind. Een aantal risicofactoren zijn ontkenning van het misbruik, niet mee willen werken aan het behandelplan, verwerpen van het behandelteam. Tevens is verdeeldheid onder de professionals over of er wel of geen sprake is van seksueel misbruik een belangrijk risicofactor. Veel onderzoeksinterviews, lange rechtszaken en weinig betrokkenheid en steun naar het kind komen ook allemaal het kind niet ten goede. Het is daarnaast belangrijk om rekening te houden met de etnische en culturele achtergrond van het gezin waarin je de behandeling start.

Naast deze risicofactoren kan het behandelsysteem ook voor beschermingsfactoren zorgen. Deze factoren kunnen voor verbeteringen in de psycho-sociale omgeving van het kind zorgen en kunnen het risico op toekomstig misbruik verkleinen. Het is belangrijk dat er dan sprake is van goede samenwerkingsrelaties tussen het behandelteam en het gezin en er moet sprake zijn van een goede coördinatie van het multi-disciplinaire team professionals. Gezinnen profiteren meer van een behandeling als alle leden erkennen dat er een probleem is en als de ouder erkent dat hij verantwoordelijk is voor het misbruik.

 

Actie ondernemen als er een eerste verdenking van seksueel misbruik van een kind is

Men ziet het liefst dat een multidisciplinair team zaken van seksueel misbruik bij kinderen behandelt en op zich neemt. Acties die men in zo’n zaak neemt, moeten met de beste bedoelingen voor het kind zijn ook als die tegen die van de ouders ingaan. Wat het team uiteindelijk doet is afhankelijk van de relatie tussen het kind en de misbruiker en de mate van zekerheid dat het seksueel misbruik werkelijk heeft plaatsgevonden.

Als er sprake is van seksueel misbruik buiten het gezin gaat men vaak direct over tot het interviewen van het kind en het gezin zonder dat het kind risico loopt op verder misbruik. De zaak wordt ingewikkeld als beide ouders een goede band hebben met de misbruiker en het kind niet geloven. Het team gaat beschermingsfactoren die ouders kunnen bieden aan het kind dan bevorderen om verder misbruik te voorkomen zonder dat de ouders helemaal accepteren dat het misbruik heeft plaatsgevonden. In verdere behandeling moet dit ongeloof van ouders besproken worden.

 

Bij seksueel misbruik binnen het gezin heeft direct ingrijpen een averechts effect en zal juist voor meer problemen zorgen. In deze zaken is het daarom belangrijk een onderscheid te maken tussen eerste verdenkingen (eerste lijns) en verdenkingen die gegrond en gedocumenteerd zijn (tweede lijns). Als er namelijk alleen vage verdenkingen zijn en die verdenkingen kunnen niet hard gemaakt worden dan is de kans groot dat het kind weer in dezelfde situatie van seksueel misbruik terecht komt. De kans wordt dan tevens kleiner dat het kind nogmaals aan de bel durft te trekken als het seksueel misbruik zich voordoet.

 

Het is dus belangrijk dat het hele team samen manieren bedenkt waarop ze aan bewijzen kunnen komen voor het misbruik en zo de eerste verdenkingen hard kunnen maken. Er moet in dit team ook één persoon zijn die alle stappen coördineert en die de eindverantwoordelijkheid heeft. De vertrouwenspersoon aan wie het kind over het seksueel misbruik heeft verteld, is ook onderdeel van dat team. In het gehele proces is het goed als de vertrouwenspersoon en het kind regelmatig contact hebben. Die persoon kan aan het kind duidelijk uitleggen wat er allemaal gaat gebeuren als het kind het misbruik openbaar maakt. Het team moet de vertrouwenspersoon ondersteunen omdat die een belangrijke schakel in het totale proces is. Afspraken zonder het kind of de betrokken familie komen in conflict met de cliëntvertrouwelijkheid. In zaken van seksueel misbruik bij kinderen binnen het gezin kan er echter juist bewust voor gekozen worden omdat het kind anders het zwijgen krijgt opgelegd door de misbruiker. Het is daarom toegestaan om afspraken op die manier te houden omdat dat het beste is voor het kind op dat moment.

 

De validiteit van kinderen hun bewijs voor seksueel misbruik bepalen

Uit onderzoeken blijkt dat minder dan 10% van de bewijzen voor seksueel misbruik verzonnen zijn. Dat betekent dat men een melding dus zeer serieus moet nemen. In de kleine 10% ging het vaak om gevallen waarin conflicten in de gezinssituatie of scheiding speelde. Er zijn verschillende factoren die de verdenking van seksueel misbruik meer gegrond maken. Die factoren zijn onder te verdelen in vier categorieën die weer ieder te verdelen zijn:

 

Gedrag van het kind

  • Seksueel getint gedrag (bijv. buitensporige en bij de leeftijd niet passend seksueel spel of gepraat)

  • Niet-seksueel getinte gedrags- of emotionele problemen (bijv. meer negatieve gedachten en emoties)

  • Schoolproblemen (bijv. verslechtering van prestaties op school)

  • Reactie op misbruikgerelateerde stimuli (bijv. mensen vermijden die met het misbruik te maken hebben)

 

Verslag van het kind

  • Inhoud van het verslag over het seksueel misbruik (bijv. een kind zegt dat iemand binnen of buiten de familie hem/haar seksueel misbruikt heeft)

  • Wijze van verslag over het seksueel misbruik (bijv. het kind doet spontaan zonder aanleiding verslag)

  • Herhaalde formuleringen in de verslagen (bijv. in hervertellen van het verhaal komen niet exact dezelfde formuleringen voor, anders misschien aangeleerd)

  • Overeenkomsten tussen poppen/tekeningen en het verbaal verslag (verlagen naar aanleiding van poppen/tekeningen zijn hetzelfde als het verbale verslag)

 

Medische conditie van het kind (bijv. medische conditie komt overeen met de hoeveelheid misbruik)

 

Omgeving van het kind

  • Omgeving van de onthulling (bijv. de onthulling is een tijdje na het misbruik gedaan)

  • Ondersteunend bewijs (bijv. getuigen hebben het misbruik gezien)

 

Onder deze kopjes vallen dan verschillende factoren. Als een kind veel van deze factoren in zijn omgeving heeft of laat zien dan is de kans groter dat klopt wat het kind verteld heeft over het seksueel misbruik.

 

 

 

Let op:
Hoofdstuk 9 en 15 ontbreken in deze samenvatting

 

 

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Vintage Supporter
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.