Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Hoofdstuk A
Er zijn 2 structuurtypes:
Unincorporated:
Eenmanszaak
Partnerschappen
Incorporated: eigenaren en managers zijn gescheiden d.m.v. aandelen.
BV
NV
De NV en BV zijn Limited liability companies omdat ze door de aandelen worden beperkt. Aandeelhouders zijn verantwoordelijk voor hun eigen inleg.
Hier is een onderscheid te maken tussen
Private company: deze aandelen mogen niet worden verhandeld op de openbare markt.
Public company: aandelen worden verhandeld op de openbare markt, een minimaal aandelenkapitaal is bij deze categorie bedrijven verplicht.
Er moeten financial statements worden opgesteld om alle bedrijfsinformatie over te brengen aan de aandeelhouders, maar ook aan de kapitaalverschaffers in de zin van banken. Deze verslaggeving moet voldoen aan bepaalde regels: GAAP.
General Accepted Accounting Principles.
Het regulation framework bestaat uit de volgende componenten:
Legislation: de wetgeving => IASV standaarden
Jaarverslagen moeten worden gemaakt
Op basis van true & fair view Ect.
Accounting standaarden
True en fair view presentatie, ook op internationaal gebied
Stock Exchange regulation
De aandelen zijn onder te verdelen in:
gewone aandelen
geprefereerde aandelen
Financial statements are a structured representation of the financial position and financial performance of an entity.
Doel is het verschaffen van informatie over de financiële positie, doelstellingen en de cash flows.
IAS: International Accounting Standards
Zie Progress Point 1.3
Onderstaande punten zijn kenmerkend voor een goed corporate governance:
Verantwoordelijkheid van de directeuren
Accountability van de directeuren
Transparantheid qua informatie
Eerlijkheid
Information is materiaal if its omission or misstatement could influences the economic decisions of users.
Accounting Regulering Nederland
begin 80: vierde en zevende EG richtlijn, harmonisatie vennootschapsrecht
1983: Boek 2, titel 9
Raad voor de Jaarverslaggeving
Ondernemingskamer
Eisen wet:
geconsolideerde jaarrekening
balansmodellen
besluit waardering activa
meer gedetailleerde regels
geldig voor NV’s en BV’s
International Accounting Standard Board (IASB)
Opgericht in 1973 door beroepsorganisaties van accountants in negental landen (waaronder Nederland)
Doelstelling was het verbeteren en harmoniseren van internationale diversiteit in regelgeving door het ontwikkelen van International Accounting Standards (IAS), tegenwoordig IFRS
Erkenning door EU middels het verplicht stellen van IAS voor beursgenoteerde ondernemingen in EU vanaf 2005
Resultaat tot dusverre:
Conceptual framework
41 IAS
8 IFRS (o.a. business combinations, personeelsbeloningen)
verschillende Exposure Drafts
IASB Conceptual Framework
grondbeginselen:
toerekeningsbeginsel (accrual accounting)
continuiteitsbeginsel (going concern principle)
kwalitatieve kenmerken:
begrijpelijkheid
relevantie (materialiteit, tijdigheid)
betrouwbaarheid (eisen bij verwerking)
vergelijkbaarheid (gelijktijdig en volgtijdig)
elementen:
activa, verplichtingen, eigen vermogen
baten (income), lasten (expenses)
Wat is belangrijk bij elementen?
definitie (definition)
verwerking (recognition)
waardering (measurement)
toelichting (disclosure)
Prijsgrondslagen:
Historische kosten (in het verleden betaalde inkoopprijs)
Actuele (huidige) waarde (fair value)
vervangingswaarde (huidige inkoopprijs)
opbrengstwaarde (huidige verkoopprijs)
directe opbrengstwaarde (netto-opbrengstwaarde bij verkoop)
indirecte opbrengstwaarde ofwel bedrijfswaarde (netto opbrengsten van produktiemiddel bij voortzetting productie)
Impairmentregel (soort LOCOM)
Indien er indicaties zijn voor waardevermindering van activa, moet worden getoetst op impairment.
Als de boekwaarde (bijv op basis van historische kosten) hoger is dan realiseerbare waarde, moet het actief worden afgeboekt
De realiseerbare waarde is de hoogste van de directe opbrengstwaarde en de indirecte opbrengstwaarde
Hoofdstuk B
De waarde van een stuk land kan toenemen, als het niet wordt gebruikt voor het onttrekken van mineralen => herwaarderen in herwaarderingsreserve.
Fixed assets xxx
@ Herwaarderingsreserve xxx
De stijging van deze waarde komt op de balansrekening te staan, niet op resultatenrekening.
IAS 20 Assets
Definitie
actief is een uit gebeurtenis in het verleden voortgekomen middel, waarover onderneming beschikkingsmacht heeft en waaruit in de toekomst economische voordelen uit zullen voortkomen.
Indeling
Immateriële vaste activa
Materiële vaste activa
Financiële vaste activa
Verwerking (recognition)
het waarschijnlijk is dat er toekomstig voordeel te behalen is en de kostprijs of waarde met betrouwbaarheid kan worden vastgesteld.
Waardering (measurement)
historische kostprijs
actuele waarde (fair value)
vervangingswaarde
directe opbrengstwaarde
indirecte opbrengstwaarde
Toelichting (disclosure)
waarderingsgrondslag
mutatieoverzicht
Bij herwaarderen moeten alle bezittingen uit de desbetreffende groep opnieuw worden bekeken. Dit om te voorkomen dat bedrijven alleen de besten gaan herwaarderen.
Depreciatie gaat als volgt:
As the systematic allocation of the depreciable amount of an asset over its useful life. The depreciable amount is the cost of an asset, or other amount substituted for cost, less its residual value.
Carrying value (boekwaarde nu)
-/- impairment
= Revised carrying value (boekwaarde nieuw)
Gebruik de revised carrying value voor het bepalen van de hoogte van de nieuwe afschrijfkosten.
Current versus fixed (non current) assets:
Gerealiseerd binnen 1 operationele cyclus
Dus binnen 12 maanden op de balans, als korte termijn
Cash rekening dat niet beperkt is in gebruik
Costs of an asset:
aanschafkosten
cost of acquisition
delivery & handling costs
installation costs
professional fees
Government grant: door de overheid worden er af en toe ook subsidies uitgereikt voor de aanschaf van een bezitting. A government grant is paid to an enterprise under the strict condition that purchases a piece of manufacturing equipement.
Borrowing costs: de bouw van een vliegtuig duurt zo lang, dat er een bepaald percentage van de borrowing costs mag worden toegerekend aan de kosten van de investering.
Borrowing costs that are directly attributable to the acquisition, construction and production of a qualifying asset should be treated as part of the cost of that asset.
Een qualifying asset heeft een periode nodig voordat het gebruikt kan worden, zoals in het genoemde vliegtuig.
IAS 16 Materiele vaste activa
used to develop or mitaine assets
Definition:
Meer dan 1 periode ingebruik
Gebruikt voor de productie, maken van goederen etc.
Recognition:
Future economics benefits associated with the asset will flow to the enterprise, and
The cost of the asset can be measured reliably.
Measurement:
Initial measurement: costs are the purchase price and the costs that are directly attributable.
Measurement subsequent to initial recognition. Deze measurement kan op 2 manieren worden voltooid:
Via het Cost model
Via het Revaluation model
Materiality: an item is said to be material if it is likely to influences decisions or provide useful information to decision makers.
Indeling (BW 2, titel 9)
bedrijfsgebouwen en terreinen
machines en installaties
andere vaste bedrijfsmiddelen (bijvoorbeeld inventaris)
activa in uitvoering
niet aan productieproces dienstbare activa
Welke kosten activeren?
aankoopbedrag of productiekosten
installatiekosten
reserve-onderdelen
toerekenbare indirecte kosten
interest tijdens aanbouw
onderhoud (componentenbenadering)
ontmantelingskosten
Waarderingsgrondslag
historische kostprijs
actuele waarde (fair value)
Waardevermindering
Door een afschrijving of door impairment
Afschrijving (slijtage door gebruik)
totale afschrijvingssom is geactiveerd bedrag minus restwaarde
restwaarde is opbrengstwaarde minus ontmantelingskosten
Afschrijvingsmethoden
lineair
vast percentage van boekwaarde (declining balance)
jaarwegingsmethode (sum-of-year-digits)
productie
Een voorbeeld!
Onderneming A schaft een machine aan voor € 110. Machine heeft economische levensduur van 4 jaar. Restwaarde van de machine is € 10. Productie over de jaren is resp. 300, 260, 240 en 200 eenheden.
lineair: schrijf elk jaar evenveel af
afschrijvingskosten jaar 1 t/m 4: (110-10)/4 = 25
declining balance: vast percentage van boekwaarde, bijv 50%
afschrijvingskosten jaar 1: 110/4*2 = 55 jaar 2: (110-55)/4*2 = 28
jaar 3: (55-28)/4*2 = 14
jaar 4: (28-14) - 10 = 4
Belangrijke journaalposten
Asset additions
@ Bank
Depreciatie
@ Geaccumuleerde depreciatie
Geaccumuleerde depreciatie
@ Disposals
IAS 40 Investment property
that is held by the owner (or financial lessee) to earn rentals or for capital appreciation, or both.
Defition:
It will generate cash flows ‘largely independently’ of other assets, held by an enterprise.
Recognition:
Future economics benefits associated with the asset will flow to the enterprise, and
The cost of the asset can be measured reliably.
Measurement:
Initial measurement: costs are the purchase price and the costs that are directly attributable.
Measurement subsequent to initial recognition. Deze measurement kan op 2 manieren worden voltooid:
Via het Cost model
Via het Revaluation model
Als belegging (IAS 40)
classificatie: materiële vaste activa, niet aan prod.proces dienstbaar
waardering: reële waarde (fair value) of historische kostprijs
Bij waardering tegen reële waarde worden prijsveranderingen direct in het resultaat verantwoord.
Additionele toelichting in geval van vastgoed als belegging:
bij waardering tegen historische kosten moet in de toelichting de reële waarde worden vermeld.
bij waardering tegen reële waarde moet in de toelichting de methode en de veronderstellingen om de reële waarde vast te stellen worden vermeld.
Immateriële vaste activa (IAS 36)
Definitie
actief is een uit gebeurtenis in het verleden voortgekomen middel, waarover onderneming beschikkingsmacht heeft en waaruit in de toekomst economische voordelen zullen voortkomen.
Verwerking (recognition)
als het waarschijnlijk is dat er toekomstig voordeel te behalen is en de kostprijs of waarde met betrouwbaarheid kan worden vastgesteld.
Extra eisen: identificeerbaarheid (separeerbaarheid)
aantoonbaarheid van toekomstige voordelen
Dit leidt er toe dat bepaalde activa niet mogen worden geactiveerd:
opleidingskosten
onderzoekskosten (in tegenstelling tot ontwikkelingskosten)
kosten van intern gecreëerde merknamen
kosten van intern gecreëerde goodwill
Waardering (measurement)
historische kostprijs
actuele waarde (fair value); alleen in geval van actieve markt
impairmenttoets als daar indicaties voor zijn
Afschrijving (amortization)
alleen indien eindige levensduur
is levensduur oneindig dan jaarlijkse impairmenttoets
Gekochte goodwill
verschil tussen de aankoopprijs en de fair value van de netto
activa bij een bedrijfsovername, dit is de historische kostprijs
verplichte activering
historische kostprijs als enige toegestane waarderingsgrondslag
niet systematisch afschrijven, maar jaarlijkse impairmenttoets
Afwaarderen als de realiseerbare waarde lager is dan de boekwaarde (carrying amount).
realiseerbare waarde is de hoogste van directe opbrengstwaarde (verkoopwaarde) en bedrijfswaarde (bijdrage aan toekomstige opbrengsten).
Aanleiding tot een impairmenttoets kunnen liggen in interne en/of externe omstandigheden, bijvoorbeeld:
actief heeft schade opgelopen
actief is technisch verouderd op grond van innovatie
Wat te doen als complex van activa in waarde vermindert?
Kasstroomgenererende eenheid is kleinst identificeerbare groep activa, die kasstromen opbrengt die min of meer onafhankelijk zijn van kasstromen van andere activa.
Wat te doen met activa, die niet zelfstandig kasstromen opleveren?
goodwill
andere vaste bedrijfsmiddelen (bijvoorbeeld hoofdkantoor)
Bottom-up toets: indien ze zijn toe te rekenen aan individuele kasstroomgenererende eenheden.
Top-down toets: indien ze niet zijn toe te rekenen aan individuele maar slechts aan groep van kasstroomgenererende eenheden.
Afboeking van niet zelfstandige activa bij impairment verschilt naar gelang de aard (soort) van deze activa.
Hoofdstuk C
IAS 11 Langlopende projecten
Hoe verantwoorden we projecten, die meer dan één jaar lopen?
Percentage of completion method (werkvoortgangsmethode): opbrengsten en kosten verantwoorden naar rato van de werkvoortgang.
Werkvoortgang = kosten reeds verricht werk
kosten verricht werk en geschat toekomstig werk
Bij de percentage of completion method boek je de kosten en de opbrengsten van het project jaarlijks naar de resultatenrekening. Hierbij wordt de balansrekening “onderhanden werk” (OHW) tegen gemaakte kosten en winstopslag gewaardeerd.
Completed contract method (werkrealisatiemethode): opbrengsten en kosten pas verantwoorden na voltooiing van het project.
Bij de completed contract method komt het erop neer dat je de cumulatieve kosten van het project gedurende de tijdsduur van het project tegen kostprijs activeert op de rekening OHW en pas bij voltooiing overboekt naar de resultatenrekening. Dan pas komt de winst tot uitdrukking.
IAS 11 schrijft de “percentage of completion method” verplicht voor.
Bij beide methoden moet je rekening houden met “gefactureerde termijnen” (progress billings). Deze “gefactureerde termijnen” moeten worden gesaldeerd met het OHW. Als saldo (per project!) positief is dan ontstaat een debetpost; als saldo negatief is dan ontstaat een creditpost.
Verder moeten verwachte verliezen (opbrengst lager dan verwachte kosten) volgens IAS 11 direct naar de resultatenrekening worden geboekt. In dit geval zal het OHW worden afgeboekt tot de netto realiseerbare waarde (opbrengstwaarde minus nog te maken kosten).
Voorbeeld
Onderneming Y krijgt een tweejarig contract voor project X ter waarde van € 90. Zij denkt in jaar 1 € 40 te besteden en in jaar 2 eveneens € 40. In jaar 1 factureert zij een voorschot van € 30; in jaar 2 het restant. Klant betaalt €20 in jaar 1 en €70 in jaar 2. Alle kosten worden contant betaald.
- Situatie A: werkelijke kosten in jaar 1 en 2 zijn €40 (zoals begroot)
- Situatie B: werkelijke kosten in jaar 1 zijn €40 en eind jaar 1 worden
kosten voor jaar 2 begroot op €60. Deze worden uiteindelijk ook gemaakt.
Situatie A: eind jaar 1 eind jaar 2
cumulatieve voortgang 40/(40+40) = 50% (40+40)/(40+40)= 100%
jaarlijkse voortgang 50% 50%
Situatie B: eind jaar 1 eind jaar 2
cumulatieve voortgang 40/(40+60) = 40% (40+60)/(40+60)= 100%
jaarlijkse voortgang 40% 60%
boekingsgang jaar 1 situatie A: situatie B:
OHW X 45 36
aan opbrengsten X 45 36
kosten X 40 40
aan kas 40 40
debiteuren 30 30
aan gefactureerde termijnen 30 30
kas 20 20
aan debiteuren 20 20
kosten X 6
aan OHW 6
boekingsgang jaar 2 situatie A: situatie B:
OHW X 45 60
aan opbrengsten X 45 54
kosten X 40 54
aan kas 40 60
debiteuren 60 60
aan gefactureerde termijnen 60 60
kas 70 70
aan debiteuren 70 70
gefactureerde termijnen 90 90
aan OHW X 90 90
Winst- en verliesrekening eind jaar 1 situatie A situatie B
Opbrengsten: 45 36
Kosten 40 46
Winst 5 -10
Balans eind jaar 1 situatie A Situatie B
Bruto OHW 45 30
Gefactureerde termijnen 30 30
Netto OHW 15 0
Debiteuren 10 10
IAS 37 Voorzieningen
Definitie
Een voorziening (provision) is een bestaande verplichting, waarvan de omvang en tijdstip van de uitstroom van middelen onzeker is.
Verantwoording
Een voorziening wordt slechts verantwoord in de balans:
bij bestaande verplichting die voortkomt uit gebeurtenissen in verleden
de uitstroom is waarschijnlijk (eerder wel dan niet)
het bedrag kan betrouwbaar worden geschat
Met andere woorden: is er echt sprake van een bestaande verplichting of is de voorziening omkeerbaar?
Waardering
Bij éénmalige gebeurtenis: het meest waarschijnlijke bedrag
Bij veelvoudige gebeurtenissen: de gewogen verwachte waarde
Een voorwaardelijke verplichting (contingent liability) doet zich voor bij
een mogelijke verplichting (bijv claim)
een uitstroom van middelen, die niet waarschijnlijk is en/of
Een uitstroom, die niet betrouwbaar kan worden geschat
Een voorwaardelijke verplichting komt niet op de balans
Voldoen onderstaande gebeurtenissen aan de criteria van een verplichting/voorziening, die moet worden opgenomen in de balans?
het plaatsen van een order
het aangaan van een leasecontract
het garant staan voor leningen van een dochtermaatschappij
het aansprakelijk worden gesteld middels een rechtszaak
het geven van garantie op producten
het voorzien van toekomstig onderhoudskosten
het voorzien van een reorganisatie
het voorzien van toekomstige ontmantelingskosten
Hoofdstuk D
IAS 17 Leasing
Strikt genomen is er bij het afsluiten van een leasecontract geen sprake van een verplichting voor de lessee. Er zijn immers nog geen wederzijdse prestaties verricht.
Toch worden bepaalde leasecontracten bij de lessee op de balans opgenomen omdat er sprake is van feitelijke overdracht van opbrengsten en risico’s door gebruik van het geleasde actief.
Criteria die hierbij een rol spelen:
Eigendom van het actief gaat over na afloop van leasecontract.
Leasecontract bevat optie tot koop van actief tegen gunstige prijs.
Leaseperiode vormt aanzienlijk deel van levensduur van actief.
Contante waarde van leasebetalingen is min of meer gelijk aan of groter dan reële waarde van actief.
Actief is specialistisch en kan in huidige vorm alleen door lessee gebruikt worden.
Indien voldaan wordt aan één of meerdere criteria, is er sprake van finance lease:
De lessee neemt het actief in de balans op met de bijbehorende verplichting.
De lessor verantwoordt een verkooptransactie.
Indien niet voldaan wordt aan enig criterium, is er sprake van operating lease:
De lessee verantwoordt de huurkosten pas bij leasebetalingen.
De lessor houdt het actief op de balans en verantwoordt de huuropbrengsten pas bij leasebetalingen.
Voorbeeld
Y least machine van X voor periode van 2 jaar. Jaarlijkse achteraf te betalen leasetermijnen bedragen € 1000. Machine wordt in 2 jaar lineair afgeschreven tot nul. Impliciete interestvoet in het leasecontract bedraagt 10%. Kostprijs van machine is € 1500. Contante waarde van de leasetermijnen is 1000/1,1+1000 /1,12 = € 1736.
Boekingsgang finance lease
voor lessee (Y) voor lessor (X)
leasecontract
geleasd actief 1736 leasedebiteuren 1736
aan leaseverplichting 1736 aan opbrengst verkopen 1736
kostprijs verkopen 1500
aan machine 1500
voor lessee (Y) voor lessor (X)
eind jaar 1
interestkosten 174 kas 1000
leaseverplichting 826 aan interestopbrengsten 174
aan kas 1000 aan leasedebiteuren 826
afschrijvingskosten 868
aan cum. afschrijving 868
eind jaar 2
interestkosten 91 kas 1000
leaseverplichting 909 aan interestopbrengsten 91
aan kas 1000 aan leasedebiteuren 909
afschrijvingskosten 868
aan cum. afschrijving 868
Vervolg IAS 11 Langlopende leningen
Bij het aangaan van een langlopende lening of obligatie wordt deze verantwoord tegen het ontvangen bedrag van de lening. Dit hoeft niet noodzakelijkerwijs de nominale waarde van de lening te zijn.
Als marktinterestvoet > couponinterest: beleggers krijgen korting
Als marktinterestvoet
De vraag is hoe we deze korting of premie uitsmeren over de looptijd van de lening.
Effectieve interestmethode: de afschrijving van de korting of premie wordt berekend als het verschil tussen de jaarlijkse interestbetalingen en de marktinterestvoet bij het afsluiten van de lening vermenigvuldigd met de boekwaarde (carrying amount) van de obligatie.
boekwaarde = nominale waarde plus (minus) agio (disagio)
Hoe stellen we de marktinterestvoet vast?
Dit is de interne rentabiliteit (internal rate of return) die toekomstige cash flows (interestbetalingen en aflossing) gelijk maakt aan het ontvangen bedrag bij uitgifte.
Hoofdstuk E
Definitie (definition):
Voorraden zijn activa
die worden aangehouden voor verkoop (gereed product)
die in productie zijn voor verkoop (onderhanden werk)
die als grond– en hulpstoffen worden verbruikt tijdens productie
Bij handelsondernemingen heb je in principe alleen gereed product, bij productie-ondernemingen alle drie categorieën.
Verantwoording (recognition):
De kostprijs van voorraden bevat alle inkoopkosten en andere kosten, die nodig zijn om voorraden op de huidige locatie (transportkosten) en in huidige hoedanigheid te krijgen (conversiekosten).
Conversiekosten omvatten kosten, die direct gerelateerd zijn aan de productie en een systematische allocatie van vaste en variabele productie-overhead (absoption costing).
Waardering (measurement):
tegen de laagste van historische kosten en directe opbrengstwaarde
tegen vervangingswaarde (volgens IASB niet langer toegestaan!)
Toelichting (disclosure):
waarderingsgrondslag
uitsplitsing in categorieën
bedrag van afwaardering, welke als kosten in periode is geboekt
Voorraden tegen historische kosten
De waardering van voorraden is afhankelijk van verschillende keuzen:
Continu systeem (directe verbruiksmethode, “perpetual system”)
Bij elke verkoop wordt de kostprijs bepaald.
Eindvoorraad = beginvoorraad + inkopen – kostprijs verkopen.
Periodiek systeem (indirecte verbruiksmethode)
Er vindt slechts fysieke telling van begin en eindvoorraad plaats.
Kostprijs verkopen = beginvoorraad + inkopen – eindvoorraad.
Praktijk:
Periodiek systeem komt weinig meer voor.
In Nederland wordt meestal FIFO gebruikt.
IASB heeft LIFO inmiddels verboden!
In de VS komt LIFO regelmatig voor vanwege belastingbesparingen
Voorbeeld
1 januari beginvoorraad 100 stuks à € 1 = € 100
10 januari verkoop 50 stuks à € 3 = € 150
20 januari inkoop 150 stuks à € 2 = € 300
25 januari verkoop 100 stuks à € 3 = € 300
31 januari eindvoorraad 100 stuks à € ?? = € ??
Voorraden bij productie ondernemingen
Bij productie-ondernemingen heb je drie categorieën voorraden:
grondstoffen/hulpstoffen
onderhanden werk
gereed product
Welke kosten moeten aan voorraden worden toegerekend?
Absorption costing: alle kosten activeren, die redelijkerwijs verband houden met productie (grondstof, loonkosten en overhead).
Direct/variable costing: alleen kosten activeren, die variëren met productie (niet toegestaan in IAS2!)
Voorbeeld
Firma Y produceert product P. Produkt P bevat 1 kg grondstof (G) à € 1 en 1 uur loon (L) à € 1. De afschrijving (A) bedraagt € 100. Er wordt 150 kg grondstof ingekocht, 100 stuks P gefabriceerd en 75 stuks P verkocht voor €4. Loonkosten variëren met productie, afschrijvingskosten niet. Aan begin van boekjaar zijn geen voorraden aanwezig. Alle OHW gereed.
Absorption costing:
Voorbeeld
Firma Y produceert product P. Produkt P bevat 1 kg grondstof (G) à € 1 en 1 uur loon (L) à € 1. De afschrijving (A) bedraagt € 100. Er wordt 150 kg grondstof ingekocht, 100 stuks P gefabriceerd en 75 stuks P verkocht voor €4. Loonkosten variëren met de productie, afschrijvingskosten niet. Aan begin van boekjaar zijn geen voorraden aanwezig. All OHW gereed.
Direct/variable costing:
Hoofdstuk F
Eigen Vermogen
Saldopost op de balans: Bezittingen = Schulden + Eigen vermogen
“claim” van eigenaren op de bezittingen van de onderneming
Indeling van het eigen vermogen op de balans is afhankelijk van de gekozen rechtsvorm
V.O.F.
Vermogen venn A
- Verm venn A nts
- Privé A
Vermogen venn B
- Verm venn B nts
- Privé B
(Nts = nog te storten)
Naamloze vennootschap
Geplaatst kap
Agio
Herwaarderingsres.
Andere wettelijke reserves
Statutaire reserves
Overige reserves
Niet verdeelde winst
Verandering in het Eigen Vermogen
Samenstelling verandert, maar de omvang blijft gelijk!
EV: Bezit – Schuld
Inkopen op rekening
Aflossing lening
Investering
Verschuivingen binnen EV
Verdeling jaarwinst over reserves
Uitgifte bonusaandelen
Realisatie ongerealiseerde herwaardering
Samenstelling verandert, maar ook de omvang verandert (bedrijfseconomisch)!
| Afname
| Toename
|
Operationeel
| Kosten (BE)
| Opbrengsten (BE)
|
Financiering met eigen vermogen
| Onttrekking (BE)
| Storting (BE)
|
Herwaarderen (reserves op balans) | Afwaardering (BE)
| Opwaardering (BE)
|
Samenstelling verandert, maar ook de omvang verandert (fiscaal)!
| Afname
| Toename
|
Operationeel
| Kosten (F)
| Opbrengsten (F)
|
Financieren met eigen vermogen
| Onttrekking (F)
| Storting (F)
|
Herwaarderen
1. basisboekingen (herwaarderen)
2a. basis historische kostprijs + impairment
2b. reële waarde + impairment
3. herwaarderen + financiële instrumenten
4. herwaarderen + latente belasting
Hoofdstuk G
IAS 39 Verplichtingen
Definitie (definition)
Een verplichting (liability) betreft een bestaande schuld, die voortkomt uit gebeurtenissen in het verleden, waarvan de afwikkeling naar verwachting resulteert in een uitstroom van middelen.
Een toekomstige toezegging is geen bestaande schuld. Immers er heeft nog geen transactie plaatsgevonden.
Verantwoording (recognition)
het is waarschijnlijk dat er een uitstroom van middelen plaatsvindt
de uitstroom van middelen kan betrouwbaar worden gemeten
Waardering (measurement)
Initiële waardering is tegen reële waarde (fair value), daarna tegen geamortiseerde kostprijs (amortized cost).
Een monetaire verplichting wordt gewaardeerd tegen het geldsbedrag dat nodig is om de verplichtingen teniet te doen.
Een niet-monetaire verplichting wordt gewaardeerd tegen de reële waarde van toekomstig te leveren goederen of diensten.
Een lange termijnverplichting wordt gedisconteerd tegen vergelijkbare “markt” interestvoet.
IAS 39 schrijft de effectieve interestmethode verplicht voor.
Voorbeeld
Obligatie met nominale waarde van € 1000 heeft looptijd van 2 jaar. Couponinterest bedraagt 5%. Aflossing geschiedt aan eind van jaar 2. Beleggers zijn bereid obligatie te kopen tegen uitgiftekoers van 91,3%. Afschrijving van disagio geschiedt tegen effectieve interestmethode.
IRR afleiden uit 913 = 50/(1+IRR)1 + 1050/(1+IRR)2
IRR = 0,1 ofwel 10%
Boekingsgang
uitgifte jaar 1: kas 913
disagio 87
aan obligatie 1000
interest jaar 1: interestkosten 91 (913* 10%)
aan disagio 41
aan kas 50 (1000* 5%)
interest jaar 2: interestkosten 96 ((913+41)*10%)
aan disagio 46
aan kas 50 (1000*5%)
aflossing jaar 2:obligatie 1000
aan kas 1000
Stel dat de lening wordt afgelost aan het eind van jaar 1 als de marktinterestvoet voor een éénjarige vergelijkbare obligatie 8% bedraagt. De reële waarde (fair value) is dan 50/1,08 + 1000/1,08 = 972
Boekingsgang
aflossing jaar 1:obligatie 1000
aan disagio 46 (1000-954)
boekverlies 18 (972-954)
aan kas 972 (reële waarde
IAS 32 & 39 Financiële middelen
Definitie:
Elk contract dat aanleiding geeft tot een financieel actief bij één partij en een financiële verplichting of eigen vermogen instrument bij een andere partij
Financieel actief:
Liquide middelen
Eigen vermogensinstrument van een andere partij
Contractueel recht tot het ontvangen van liquide middelen of andere financiële activa van een andere partij
Financiële verplichting:
Contractuele plicht tot het betalen van liquide middelen of andere financiële activa aan een andere partij.
Verantwoording:
Dan en alleen dan wanneer de onderneming partij wordt aan de contractuele bepalingen van het instrument
Waardering:
initieel tegen reële waarde (fair value)
daarna afhankelijk van categoriën/kenmerken financieel instrument
Categoriën:
Held for trading instruments (HFT), vb aandelen, opties
Held to maturity instruments (HTM), vb obligaties
Loans and receivables (LaR), vb debiteuren, personeelsleningen
Available for sale instruments (AFS), indien geen HFT, HTM of LaR
Hoofdstuk H
Er zijn twee waarderingsprincipes van de winst:
bedrijfseconomisch
fiscaal
Bedrijfseconomische /vennootschappelijke winst
Winstbegrippen:
Bedrijfsresultaat (IVIB)
interestkosten
Winst voor belastingen
belastinglast
Winst na belastingen
Fiscale winst
Fiscale opbrengsten – fiscale kosten
Vgl met winst voor belastingen.
Belastingen zijn fiscaal onttrekkingen
De verschillen tussen bedrijfseconomisch en fiscaal zien er als volgt uit:
Bedrijfseconomisch: normen in het maatschappelijk verkeer
BE = vennootschappelijk
Fiscaal: goed koopmansgebruik
Zoals eerder genoemd zijn er verschillen in toenames en afnames:
Samenstelling verandert, maar ook de omvang verandert (bedrijfseconomisch)!
| Afname
| Toename
|
Operationeel
| Kosten (BE)
| Opbrengsten (BE)
|
Financiering met eigen vermogen
| Onttrekking (BE)
| Storting (BE)
|
Herwaarderen (reserves op balans) | Afwaardering (BE)
| Opwaardering (BE)
|
Samenstelling verandert, maar ook de omvang verandert (fiscaal)!
| Afname
| Toename
|
Operationeel
| Kosten (F)
| Opbrengsten (F)
|
Financieren met eigen vermogen
| Onttrekking (F)
| Storting (F)
|
Fiscale winst:
Is gelijk aan de mutatie van het fiscaal vermogen voor zover deze mutaties niet zijn aan te merken als (fiscale) stortingen en (fiscale) onttrekkingen
Herwaardering van activa, en hiervoor herwaarderingsreserves vormen is fiscaal niet toegestaan; (worden tot de winst gerekend).
Deze fiscale jaarwinst kan op twee manieren worden berekend:
Methode I: via fiscale resultatenrekening
Fiscale opbrengsten – Fiscale kosten = Fiscale winst
Methode II: via fiscale vermogensvergelijking
Fiscaal (eigen) vermogen (eind)
- Fiscaal (eigen) vermogen (begin)
___________________________-
Vermogensmutatie
+ Onttrekkingen
Stortingen
= Fiscale winst
Methode III: via de BE winst
BE winst voor belastingen ….
Fisc kosten (t) > BE kosten (t): verschil aftrekken
Fisc opbr (t)
Fisc kosten (t)
Fisc opbr (t) > BE opbr (t): verschil bijtellen
= Fiscale winst
Een fiscale faciliteit is een van een bedrijfseconomisch winstbepalingssysteem afwijkende fiscale regeling waarmee de overheid bepaald beleid nastreeft. Deze faciliteiten kunnen winstbepalend en niet-winstbepalend zijn:
Winstbepalend: hebben invloed op de omvang van de fiscale winst.
Voorbeeld: willekeurig afschrijven
Niet winstbepalend: stellen o.g.v. bepaalde voorwaarde bepaalde gedeelten van de fiscale winst vrij van belastingheffing
Voorbeeld: investeringsaftrek
Winstbepalende faciliteiten
werken in op de resultatenrekening; zijn van invloed op de fiscale winst
zijn te beschouwen als fiscale kosten
Niet-winstbepalende faciliteiten
Fiscale winst
Vrijgestelde winstbestanddelen
Niet aftrekbare kosten
Investeringsregelingen
Wijzigingen in fiscaal toelaatbare reserves
Deze faciliteit leidt tot belastinglatentie
Deelnemingsvrijstelling
Aftrekbare giften
Fiscaal belastbare winst
Verliesverrekening
Fiscaal belastbaar bedrag
De structuur van het aangiftebiljet
Fiscale winst
Fiscale faciliteiten (niet winstbepalend)
Fiscaal belastbare winst
Verliesverrekening
Fiscaal belastbaar bedrag
Waartoe leiden de verschillen in winstberekening en waarderingen en het toepassen fiscale faciliteiten?
Kunnen leiden tot latente belastingen!
Bronnen van latentie
Verschillen in bedrijfseconomische en fiscale winstberekening+toepassen fiscale reserves (belastbare en verrekenbare winstverschillen)
Voorwaartse verliescompensatie
Herwaarderen activa
BELASTING
Acuut: te betalen over huidig boekjaar en bepaald volgens aangiftebiljet
Latente verplichting: in de toekomst extra te betalen belasting agv BE en F winstbepalingsmethoden in het heden en het verleden. Bepaald door een vergelijking en duiding van BE en F verschillen op de balans.
Verschillen in belasting tussen BE en fiscaal
Uitgangspunt Balans
Verschil in uitgangspunten leidt in veel gevallen tot een verschil in balanswaardering en deze verschillen zijn het startpunt van het bepalen van de latentie
Bepaalt stand van latentie
Uitgangspunt Resultatenrekening
Verschil tussen: BE winst voor belastingen en fiscaal belastbaar bedrag
Bepaalt mutatie in de latentie
De indeling van de latente belastingen ziet er als volgt uit:
Belastbare tijdelijke verschillen
Leiden tot latente belastingplicht
BE waardering > F waardering t.a.v. activapost
o.a. herwaardering van activa
BE waardering
Verrekenbare tijdelijke verschillen
Leiden tot latente belasting vordering
BE waardering
BE waardering > F waardering t.a.v. passivapost
Voorwaartse verliescompensatie
Overige verschillen
Leiden niet tot belastingen; leiden niet latentie
BE waardering F waardering niet leidend tot belastingheffing
De bronnen van deze latenties zijn te vinden in
Winstverschillen (BE winst voor bel. en Fiscaal belastbaar bedrag) in het verleden die geleid hebben tot waarderingsverschillen nu en automatisch zullen leiden tot belaste winstverschillen in de toekomst
Waarderingsverschillen nu die het gevolg zijn van een verschil in de BE- en Fiscale balans en winstverschillen in de toekomst oproepen
Herwaardering
Verliesverrekening (voorwaartse verliescompensatie)
BE en Fisc verschillende momenten van verrekening
Van de eerste twee bronnen is een schema gemaakt dat voor enige verduidelijking zorgt:
| BE waarde > F waarde
| BE waarde F waarde
|
Activa
| Belastbaar
| Verrekenbaar
|
Passiva
| Verrekenbaar
| Belastbaar
|
Het verschil tussen de BE boekwaarde en F boekwaarde van activa, voorzieningen, schuld en eventueel het eigen vermogen:
BALANS METHODE IS DE HUIDIGE METHODE om de verschillen te waarderen!
Het stappenplan
Bepaal de latente belasting
Bepaal de omvang van de te betalen belasting
Balanssaldering Winst op de balans
Winst op balans = Winst op resultatenrekening
Bepaling belastinglast op resultatenrekening
Bijvoorbeeld:
Tempoverschil afschrijvingen
Fiscale faciliteit: deelnemingsvrijstelling
Ontvangen dividend van deelnemingen worden niet opnieuw in de belastingheffing betrokken
Herwaarderen activa
Maar hoe worden nu de verliezen verrekend?
Bedrijfseconomisch
Een negatieve winst na belasting (BE-resultatenrekening) wordt verrekend met de algemene reserve op de balans
Fiscaal
Een negatieve fiscale winst (F-resultatenrekening) wordt verrekend met overige fiscaal vermogen op de fiscale balans
Bij aanhoudende verliezen is het mogelijk dat er een negatieve algemene reserve (cumulatief verliessaldo) of een negatief overig fiscaal vermogen ontstaat.
De fiscale verliesrekening heeft betrekking op
Terugkrijgen van betaalde belasting van het vorig boekjaar (carry back);
Aanpassen van te betalen belasting van toekomstige jaren (carry forward)
De fiscale verliesverrekening van negatief belastbare winsten
Fiscale winst
Niet winstbepalende fiscale faciliteiten
Belastbare winst
Verliesverrekening
Carry backward
Carry forward
Belastbaar bedrag
In het verliesjaar (huidig boekjaar)
Carry backward: Verrekening met positief belastbare winst van het vorig boekjaar.
Men krijgt niet meer belasting terug dan over het vorige jaar aan belasting is betaald
Indien verrekening carry backward ontoereikend is:
Carry forward: verrekening met positief belastbare winst van toekomstige boekjaren.
De bedrijfseconomische verliesrekening met negatief belastbare winsten worden als volgt verrekend:
In het verliesjaar
Carry backward
Ruimte geboden door saldo van belastbare en verrekenbare winstlatenties
In toekomstige jaren
Met positief belastbare winst
Ruimte geboden door mutatie in saldo van belastbare en verrekenbare winstlatenties
Bedrijfseconomisch kunnen negatief belastbare winsten dus eerder verrekend zijn dan fiscaal!!
Hoofdstuk I
Het doel van de Cash Flows is een verklaring geven waardoor het saldo liquide middelen is veranderd
De Cash Flow statement bestaat uit de 3 onderdelen:
Operating cash flow
Investing cash flow
Financing cash flow
Non cash transacties
| Uitgave
| Ontvangst
|
Operational cash flow
| Betalingen aan leveranciers, betaalde lonen, betaalde huren Betaalde interest, betaalde belasting
| Betalingen door afnemers
|
Investing cash flow
| Betaalde investeringen in vaste activa
| Ontvangen opbrengst van verkochte vaste activa
|
Financing cash flow
| Aflossingen, betaald dividend, intrekken eigen aandelen
| Nieuwe lening, aandelen emissie
|
De operating cash flow heeft twee methoden waarop deze kan worden opgesteld, namelijk een directe en een indirecte methode:
Directe methode
Afgeleid uit een overzicht van geldontvangsten en gelduitgaven
Indirecte methode
Gebaseerd op de netto winst + correcties
Netto winst
+ Correcties:
Afschrijvingskosten
Mutaties werkkapitaal
Toename vlottende activa (negatief)
Toename vlottende schulden ( positief)
Toename voorzieningen (positief)
Maar dit zijn niet de enige correctie-posten:
Boekwinst op verkochte vaste activa
Bewerking: komt bij de door te voeren correcties in mindering op de operating cash flow
Deelneming die op netto vermogens is gewaardeerd.
Tot de winst van het moederbedrijf wordt gerekend:
aandeel in de winst van de dochter
Op te nemen in de operating cashflow:
Het door de moeder ontvangen dividend
Correctie: aandelenbelang * (winst dochter – uitgekeerd dividend
dochter) AFTREKKEN
Impairment (verliezen)
In mindering op herwaarderingsreserves
Geen effect
Als bijzonder verlies op de resultatenrekening
Correctie: alleen het impairment verlies dat als resultaat is geboekt Correctie: BIJTELLEN
Herwaarderingen:
Een herwaardering zelf heeft geen effect op de cashflow.
Indien:
Cash flow statement opgesteld met als basis netto winst: Opwaardering die ten gunste van van het resultaat (netto winst) corrigeren
Correctie AFTREKKEN
Cashflow en financiele instrumenten:
AFS: available for sale
waardestijging loopt via ”herwaarderingsreserve”; geen effect op winst
Correctie: Geen, loopt via de balans; niet in winst
waardedaling (geen impairment, negatieve herw. res toegestaan!) ; geen effect op winst
Correctie: Geen, loopt via de balans; niet in winst
Cashflow en financiele instrumenten:
HFT: held for trading
waardestijging verwerkt in de winst
Correctie: AFTREKKEN
Waardedaling verwerkt in de winst
Correctie: BIJTELLEN
Cashflow en financiele instrumenten:
HTM: held to maturity
Voorbeeld:
Investering in obligaties € 356.100
Nominale waarde obligaties € 350.000
Coupon interest 6%
Effectieve interest 5,5%
Een voorbeeld dat hoort bij correctie post 1
Boekwaarde vaste activa € 150.000
Verkoop voor € 180.000
Cashflow:
Operational
Winst € 30.000
–/– boekwinst op verkochte vaste activa € 30.000
Investering
Ingaande cash flow van € 180.000 (opbrengst desinvestering) (boekwaarde+boekwinst)
Een voorbeeld dat hoort bij correctie post 7
Interest opbrengst:
Effectieve interest * waarde investering
Journaal
Investering HTM 19585
@ Interest opbrengst 19585
Ontvangen couponinterest
Coupon interest * nominale waarde
Journaal
Bank 21.000
@ Investering HTM 21.000
Tot de winst wordt gerekend
Interest opbrengst (19.585 in resultaat)
Correctie: waardeverandering HTM
Waardedaling investering HTM 1415; BIJTELLEN
Operating cash flow (21.000)
De startpositie van indirecte methode
Gekozen winstbegrip is bepalend voor verwerking van de elementen tot samenstelling operating cash flow
Bedrijfsresultaat
Winst voor belasting
Winst na belasting
winstbegrip
| correcties
|
Bedrijfsresultaat
| Betaalde interest en betaalde vennootschapsbelasting
|
Winst voor belasting
| Betaalde vennootschapsbelasting Mutaties “te betalen interest”
|
Winst na belasting
| Mutaties: “Te betalen interest” en “Te betalen vennootschapsbelasting”
|
Non cash transacties
Veranderingen in de bezittingen en financieringsstructuur zonder dat daar direct een geldmutatie bij plaats vindt
Inbreng anders dan geld
Herwaardering
Agiobonus
Herkapitalisatie
Conversie van obligaties
Aangaan hypotheeklening
Financial lease
Nog een extra uitleg bij de lease:
Operating lease:
Betaalde leasebedragen behoren tot operating cashflow
Financial lease
Termijn:
Interest (operating cash flow)
Aflossing (finance cash flow)
- for free to follow other supporters, see more content and use the tools
- for €10,- by becoming a member to see all content
Why create an account?
- Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
- Once you are logged in, you can:
- Save pages to your favorites
- Give feedback or share contributions
- participate in discussions
- share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
- 1 of 2162
- next ›
Add new contribution