Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
- Hoofdstuk A - Het doel van het bestuderen van media-effecten
- Hoofdstuk B - Basisbegrippen
- Hoofdstuk C - Media-effecten
- Hoofdstuk D - Invloed van de media
- Hoofdstuk E - Theorieën over de media
- Hoofdstuk F - Lichamelijke effecten
- Hoofdstuk G - Effecten op de cognitie
- Hoofdstuk H - Effecten op onze overtuigingen
- Hoofdstuk I - Veranderende attitudes door media-effecten
- Hoofdstuk J - Media-effecten op het gevoelsleven
- Hoofdstuk K - Media-effecten op gedrag
- Hoofdstuk L - Effecten die macro-level media hebben op het publiek
- Hoofdstuk M - Effecten die macro-level media hebben op instellingen
- Hoofdstuk N - Effecten van macro-level media op de maatschappij, cultuur en de massamedia
- Hoofdstuk O - Waarschuwingen bij het interpreteren van literatuur over media effecten
Hoofdstuk A - Het doel van het bestuderen van media-effecten
multi-tasking | Het gebruik van verschillende media op hetzelfde moment. |
automaticity | De automatische verwerking van informatie. |
Hoofdstuk B - Basisbegrippen
algoritmes | Sjablonen, ontstaan uit ervaring, voor het leiden van de perceptie en het interpreteren van de betekenis van boodschappen. |
blootstellingstaten | De soort ervaring die een mens heeft wanneer hij of zij aan een mediaboodschap wordt blootgesteld. De vier soorten blootstellingstaten zijn: aandachtsstaat, automatische staat, getransporteerde staat en zelfreflexieve staat. |
informatieverwerkingstaken | Personen die worden blootgesteld aan mediaboodschappen bevinden zich achtereenvolgens in de activiteiten filteren, betekenis matching en betekenis constructie. |
mediablootstelling | Er is sprake van mediablootstelling wanneer aan de criteria van fysieke blootstelling, perceptuele blootstelling en psychologische blootstelling is voldaan. |
Hoofdstuk C - Media-effecten
media-effecten | Producten van media-invloed die direct en indirect inwerken op individuen of groepen op macroniveau. |
soort effect | Eén van de zes effecten: cognitief, overtuiging, attitudes, affect, fysiologisch of gedragsmatig. |
functies door de media beïnvloed | Algemene manieren waarop de media individuen kunnen beïnvloeden. |
sjabloon voor media-effecten (Media Effects Template, MET) | Tweedimensionale tabel welke wordt gebruikt om media-effecten te categoriseren. |
Hoofdstuk D - Invloed van de media
media-invloed | Manieren waarop media hun invloed uitoefenen. Soorten effecten waarop media invloed hebben: het baseline patroon effect, het reinforcement patroon effect en het fluctuatie patroon effect. |
manifeste effecten | Wanneer een effect gemakkelijk te zien is en te linken is aan blootstellingen aan de media. |
verwerkingseffecten (process effects) | Veranderingen in de buigzaamheid van de ‘baseline’ van een persoon. Dit ligt onder het manifestatieniveau en is dus niet waarneembaar. |
Hoofdstuk E - Theorieën over de media
cultivatietheorie | De theorie die stelt dat mensen die thema’s en patronen op televisie aanschouwen eerder denken dat deze thema’s en patronen ook van toepassing zijn op de echte wereld. |
derdepersoonseffect | Mensen zien een sterker effect van de media op andere mensen dan op zichzelf. |
agendasetting | De media bepalen waarover men denkt, ofwel het bepalen van de ‘agenda’. |
spiral of silence | De zwijgspiraaltheorie, waarbij publieke overtuigingen worden bepaald door in welke mate er over een bepaald onderwerp wordt gesproken in de media. |
uses and gratifications | De theorie waarbij nadruk wordt gelegd op de doelen waar media voor gebruikt wordt. |
priming | De media bepalen niet alleen waarover, maar ook hoe er over een bepaald onderwerp wordt gedacht door middel van het oproepen van associaties. |
framing | Het proces waarbij een boodschap al een ‘denkkader’ bevat: de betekenis zit al in de boodschap gevangen. |
elaboration likelihood model (ELM) | Een model dat zich richt op hoe mensen informatie verwerken: ofwel door zorgvuldig aandacht te besteden (via de central route of information processing) ofwel door onbewust informatie tegen te komen (via de peripheral route). |
schema | Een groep symbolen die ons kan helpen om de zintuigelijke informatie die wij tegenkomen te plaatsen |
sociaal leren | Het idee dat mensen gedragingen kunnen leren door slechts aan de gedragingen van andere mensen te kijken. |
diffusie van innovatie | Informatie wordt stap voor stap verspreid over alle lagen van de bevolking. |
Hoofdstuk F - Lichamelijke effecten
fysiologische effecten | De effecten van media op het lichaam |
perceptuele processen | Automatische processen die onze aandacht op bepaalde stimuli richten, waardoor verdere automatische verwerking of bewuste aandacht plaatsvindt. |
habituatie-effect | Een media-effect dat veroorzaakt wordt wanneer telkens dezelfde stimuli worden gepresenteerd, waardoor er een steeds minder sterk effect bij de toeschouwer ontstaat. |
Hoofdstuk G - Effecten op de cognitie
cognitieve effecten | De effecten van media op de geest. |
cognitieve dissonantie | Wanneer twee ‘cognities’ met elkaar botsen en zo voor mentale onrust en onbalans zorgen. |
Hoofdstuk H - Effecten op onze overtuigingen
descriptieve overtuigingen | De overtuigingen die ontstaan vanuit directe ervaring met een object en daardoor met veel zekerheid kunnen worden gesteld |
inferentiële overtuigingen | De overtuigingen die ergens vanuit moeten worden afgeleid. |
hostile media-effect | Mensen met een sterke opvatting over een onderwerp zien mediaberichten over dat onderwerp als bevooroordeeld tegen hun opvatting. |
drip drip drip hypothese | De mediaboodschappen vormen ‘druppels’ die langzaam invloed uitoefenen op iemands overtuigingen. |
drench hypothese | Een mediaboodschap kan in één keer invloed hebben op iemands overtuigingen. |
Hoofdstuk I - Veranderende attitudes door media-effecten
attitude | Een evaluatie, waarbij iets vergeleken wordt met een standaard. |
socialisatie | Het proces waarbij iemand, bewust of onbewust, waarden en normen overneemt van bijvoorbeeld de omgeving. |
sleeper effect | Mensen verkrijgen hierbij informatie uit de media maar vergeten later wat de bron was van die informatie |
mere exposure effect | Het effect waarbij mensen onbewust herhaaldelijk aan een object worden blootgesteld zij, waarna zij later bewust een voorkeur krijgen voor dat bepaalde object. |
Hoofdstuk J - Media-effecten op het gevoelsleven
affect | Een verzamelterm voor emoties en stemmingen. |
desensitisatie-effect | Een media-effect waarbij mensen na herhaalde blootstelling aan geweld op televisie hun empathie verliezen voor de slachtoffers van geweld in de serie. |
Hoofdstuk K - Media-effecten op gedrag
vicarious learning | Plaatsvervangend leren, waarbij men gedragingen niet zelf hoeft uit te voeren om te kunnen zien of het gedrag tot goede of slechte consequenties leidt. |
media-suggested behavior | Het gedrag dat wordt gezien in de media wordt niet exact gekopieerd – er vindt een afgeleid gedrag plaats. |
Hoofdstuk L - Effecten die macro-level media hebben op het publiek
two-step flow theory | De theorie waarin wordt gesteld dat informatie niet direct aan het publiek wordt overgebracht, maar dat dit verloopt via opinieleiders. |
kennisklooftheorie (knowledge gap theory) | De kloof waarbij de ene groep mensen meer van media leren dan de andere groep. |
Hoofdstuk M - Effecten die macro-level media hebben op instellingen
sound bites | Korte uitspraken met pakkende zinnen, die door de media worden opgepikt. |
horse race | De (politieke) wedstrijd waarbij centraal staat welke persoon of partij aan de winnende hand is, of juist verliest. |
cultural homogenization | Andere landen nemen de gewoontes van het land over waar de mediaboodschap vandaan komt. |
Hoofdstuk N - Effecten van macro-level media op de maatschappij, cultuur en de massamedia
Marxisme | De stroming waarin mensen de wereld vormen door technologie en fysieke middelen te gebruiken. |
feminisme | De stroming die stelt dat de media een beeld scheppen van de man als van nature sterk en goed en van de vrouw als zwakker en minder competent. |
Britse cultuurstudies | Een school die probeert de historische overheersing van de elite te traceren, de sociale consequenties die dit heeft te bekritiseren en de invloed die de elite heeft over minderheidsgroeperingen aan te tonen. |
cultureel imperialisme | Het proces waarbij een dominante cultuur zijn cultuur op andere culturen wilt overbrengen. |
Hoofdstuk O - Waarschuwingen bij het interpreteren van literatuur over media effecten
massamedia | De zender probeert een publiek te creëren en dit publiek herhaaldelijk bloot te stellen aan zijn boodschappen. |
- for free to follow other supporters, see more content and use the tools
- for €10,- by becoming a member to see all content
Why create an account?
- Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
- Once you are logged in, you can:
- Save pages to your favorites
- Give feedback or share contributions
- participate in discussions
- share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
- 1 of 2161
- next ›
Samenvatting Media Effects - Potter
Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
- Hoofdstuk A - Het doel van het bestuderen van media-effecten
- Hoofdstuk B – Basisbegrippen
- Hoofdstuk C – Media-effecten
- Hoofdstuk D – Invloed van de media
- Hoofdstuk E – Theorieën over de media
- Hoofdstuk F – Lichamelijke effecten
- Hoofdstuk G – Effecten op de cognitie
- Hoofdstuk H – Effecten op onze overtuigingen
- Hoofdstuk I – Veranderende attitudes door media-effecten
- Hoofdstuk J – De effecten van de media op het gevoelsleven
- Hoofdstuk K – Media-effecten op gedrag
- Hoofdstuk L - Effecten die macro-level media hebben op het publiek.
- Hoofdstuk M - Effecten die macro-level media hebben op instellingen.
- Hoofdstuk N – Effecten van macro-level media op de maatschappij, cultuur en massamedia
- Hoofdstuk O – Waarschuwingen bij het interpreteren van literatuur over media-effecten
- Hoofdstuk P – Na het lezen van dit boek
Hoofdstuk A - Het doel van het bestuderen van media-effecten
De media zijn voortdurend om ons heen aanwezig, waardoor zij een constante invloed op ons hebben. Dit gebeurt bewust maar vaak ook onbewust. Het doel van het boek is om media-effecten in een breed perspectief te tonen. In dit hoofdstuk worden drie verschillende trends besproken:
verzadiging van mediaboodschappen
groeiende uitdaging van het omgaan met die boodschappen
groei van kennis over de effecten die de media hebben
Deze drie trends worden hieronder nader uitgelegd.
Verzadiging van mediaboodschappen
Binnen de cultuur waarin wij leven worden we continu overspoeld met informatie. Zo bedraagt de televisieprogrammering wereldwijd 48 miljoen uur per jaar en zou het vanaf nu 42 jaar duren om alle internetsites die er bestaan te bezoeken.
De groei in het gebruik van media wordt grotendeels veroorzaakt door jongere mensen die overstappen naar elektronische media in plaats van papieren kranten en boeken. Multi-tasking, het gebruik van verschillende media op hetzelfde moment, is hierbij een veelvoorkomend fenomeen. Een student brengt gemiddeld meer dan 3.5 uur per dag op de computer door. De media proberen hierop in te spelen door steeds meer boodschappen te versturen via een breed scala aan kanalen.
Het aantal manieren waarop informatie verspreid kan worden groeit drastisch. Zo zijn er schattingen dat 80 tot 90 procent van alle wetenschappers die ooit hebben geleefd vandaag de dag leeft. Dit geeft een indicatie van hoe recent de ontwikkelingen in de informatieverspreiding zijn. Ook op gebieden van muziek en kunst groeit het aantal experts. De groei van informatie werd door Lyman en Varian geschat op 30% elk jaar, maar zelfs dit blijkt een zware onderschatting te zijn.
De groei van informatie is onmogelijk bij te houden. Waar in de jaren 1300 de Sorbonne Bibliotheek in Parijs de grootste collectie boeken had met 1338 boeken, bestaan er nu bibliotheken met meer dan 8 miljoen boeken. Boeken worden ook toegankelijker sinds de mogelijkheid tot aanschaf via internet bestaat. De stroom van informatie neemt toe en de media worden steeds agressiever in het overbrengen van deze informatie naar het grote publiek. Daarom is het belangrijk hier een goede selectie in te maken.
Groeiende uitdaging van het omgaan met mediaboodschappen
Onze hersenen maken automatisch een selectie uit een grote stroom aan informatie. Op deze manier is het mogelijk om maar 15 minuten in een supermarkt door te brengen terwijl er duizenden keuzemogelijkheden zijn, simpelweg door aandacht te besteden aan datgene wat we nodig hebben en de rest te negeren.
De cultuur waarin we leven kan worden gezien als een supermarkt voor mediaboodschappen. Met automaticity refereren psychologen aan de automatische verwerking van informatie. Ofwel: een toestand waarbij onze hersenen werken zonder dat wij hier bewust moeite voor doen. Voorbeelden hiervan zijn je veters strikken en je tanden poetsen.
In de media kan een bepaalde boodschap onze aandacht trekken. Dit is ook het geval wanneer je met iemand in de auto zit te praten en daardoor niet door hebt wat er op de radio wordt gedraaid, totdat jouw favoriete nummer voorbij komt en je aandacht van het gesprek verschuift naar de muziek.
Het voordeel van automaticity is dat we veel beslissingen kunnen maken zonder al te veel moeite. Echter kunnen we hierdoor ook veel nuttige boodschappen missen, zoals kortingen, wanneer we op de automatische piloot door de supermarkt gaan.
Als mens hebben we routines voor elke dag zodat we niet elke willekeurige handeling opnieuw hoeven te overdenken. Deze routines hebben we deels zelf gecreëerd maar ze zijn ook tot stand gekomen door onder andere ouders, vrienden, de maatschappij en de media die de manier waarop we denken en ons gedragen beïnvloeden. Zij vormen soms onbewust onze mental codes. Via reclame programmeren adverteerders onze hersenen zodanig dat het invloed heeft op de manier waarop we naar onszelf kijken. Zo gaan we op zoek naar producten die ons er beter uit laten zien, beter laten voelen of lekkerder laten ruiken. In Amerika zijn er zo meer winkelcentra dan middelbare scholen.
Media hebben een constante invloed op ons; ze beïnvloeden hoe we denken en hoe we ons gedragen.
Groei van kennis over de effecten die de media hebben
Er zijn ongeveer 10.000 gepubliceerde onderzoeken over media-effecten.
Desondanks moeten we ons blijven richten op meerdere aspecten van de invloed van de media op de populatie. Het doel van het boek is dan ook een beeld te geven van zowel de bekende alledaagse effecten van de media als de dramatische effecten op hoger niveau.
Hoofdstuk B – Basisbegrippen
In dit hoofdstuk worden de basisbegrippen van de communicatiewetenschap uitgelegd. Hierdoor is de rest van het boek gemakkelijker te begrijpen.
Publiekskenmerken
Er wordt veel onderzoek verricht naar de reactie van mensen op mediaboodschappen. Met betrekkingRead more
Begrippenlijst Media Psychology
Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Begrippenlijst Media Psychology (Brewer, 2011)
Hoofdstuk 1
Mediageweld | De openlijke expressie van fysieke kracht |
Sociale Leertheorie (Bandura) Social Learning Theory | Agressief gedrag wordt aangeleerd wanneer er geen negatieve bekrachtiging plaatsvindt na het uitvoeren van het gedrag. Door blootstelling aan agressie wordt agressief gedrag sneller uitgevoerd en makkelijker aangeleerd |
Scripts Theorie Scripts Theory | Je hebt bepaalde scripts van onderwerpen, die opgeslagen zitten in het geheugen. Deze kunnen uitbreiden of versterkt worden. Bij agressie op tv kan iemand sneller in het echte leven agressief gedrag vertonen, omdat hij het script heeft dat het normaal is om zich in die situatie agressief te gedragen |
Cultivatietheorie Cultivation Theory | Door blootstelling aan agressie op tv, kan men gaan denken dat er vaak agressie in het echte leven voor komt. Hierdoor wordt men bang in het dagelijks leven en dit leidt ertoe dat men zelf sneller agressief wordt |
Desensitisatie Desensitization | Als je vaak wordt blootgesteld aan agressie, ga je het minder erg vinden. Als er dus vaak agressie op tv te zien is, ga je het in het dagelijks leven minder erg vinden. Dit kan ertoe leiden dat je denkt dat het niet erg is om agressief te worden |
Indirecte agressie Indirect agression | Verbale agressie (op iemand schelden) en relationele agressie (pogingen om sociale of romantische relaties te verbreken, zoals roddelen) |
Expliciet seksuele pornografie Explicit sexual pornography | Materiaal dat ontwikkelt, geselecteerd en geconsumeerd wordt om als kijker seksueel opgewonden te raken. Het is niet bedoelt om op te voeden of als artistieke expressie |
Hoofdstuk 2
Gezondheidscommunicatie Health communication | Het gebruik van en de studie naar communicatiestrategieën om persoonlijke en maatschappelijke beslissingen te beïnvloeden die de gezondheid verbeteren |
Gezondheid Health | Een staat van complete fysiek, mentaal en sociaal welzijn en niet alleen gedefinieerd door de absentie van ziekte of zwakte |
Primaire doelgroep Primary audience | Mensen die de campagne probeert te beïnvloeden |
Secundaire doelgroep Secundary audience | Mensen, groepen, maatschappijen en organisaties die keuzes en gedrag van de primaire doelgroep kunnen beïnvloeden |
Segmentatie Segmentation | Informatie aanpassen aan de doelgroep. Als dit bijvoorbeeld hoogopgeleiden zijn kan het daarop aangepast worden |
Rol van theorie Role of theory | Segmenteren wordt gedaan door middel van een theorie. Bij het Health Belief Model is dit bijvoorbeeld door de nadruk op kosten en baten te leggen |
Negativiteitsbias Negativity bias | Mensen hangen meer gewicht aan negatieve dan aan positieve boodschappen |
Beroep op angst Fear appeals | Angst wordt gebruikt om mensen over te halen om gedrag te veranderen. Dit werkt goed bij campagnes, behalve als de angst te erg wordt |
Gelimiteerde capaciteitsmodel Limited Capacity Model | Mensen verwerken en onthouden berichten en verschillende factoren hebben hier invloed op. Dit model zegt dat mensen beperkte cognitieve middelen hebben en de verspreiding van deze middelen naar media-gerelateerde taken beïnvloedt hoeveel van de gepresenteerde informatie ze coderen, opslaan en ophalen |
Hoofdstuk 3
Lichaamsbeeld Body Image | Cognities en gevoelens over iemand fysieke vorm en verschijning |
Sociale Vergelijkingstheorie Social Comparison Theory | Het eigen lichaam wordt vergeleken met die van modellen, waarbij het eigen lichaam vaak als minder aantrekkelijk wordt beschouwd |
Zelf-Ideaal Discrepantie Self-Ideal Discrepancy | Sommige individuen maken een vergelijking tussen hun “echte zelf” en “ideale zelf”. Wanneer hier verschil tussen zit (kan ook waargenomen worden wanneer er geen verschil is) is er motivatie om dit verschil te verminderen |
Cultivatietheorie Cultivation Theory | Representaties van sociale fenomenen in de media kunnen mediaconsumenten beïnvloeden. Zij geven voorbeelden die zij op moeten volgen, en geven hen een beeld van de wereld die een overdreven of vertekend beeld van de alledaagse werkelijkheid is. Regelmatige blootstelling hieraan kan leiden tot bias of stereotypering, waarbij het dagelijks leven zo moet zijn als die in de media |
Hoofdstuk 4
Adverteren Advertising | Communicatie die ingezet wordt om de consument over te halen om een product of dienst te kopen |
Product placement Product placement | Een product of dienst van een merk die in de media komt, maar niet herkent wordt als reclame |
Hiërarchie van Effecten Model Hierarchy of Effects Model | De consument reageert op reclame in stadia, namelijk eerst cognitief (denken), dan affectief (gevoel/emotie) en dan met een reactie (actie en gedag) |
Elaboratie Waarschijnlijkheidsmodel Elaboration Likelihood Model | Volgens het model zijn er twee routes van overhalen (en een verandering in |
Add new contribution