
Auteur(s): Verheij, F. & Verhulst F.C.Druk/Jaar van uitgave: 2010ISBN: 9789023243083 PsychoeducatieZiektebeeld: DSM-V-TR geeft de volgende beschrijving bij een reactieve hechtingsstoornis: er zijn vanaf het vijfde levensjaar problemen in het aangaan van sociale relaties in verschillende situaties, waarbij de band tussen het kind en verzorger niet goed tot stand komt (hechting), doordat deze band niet stabiel is en er niet ingegaan wordt op de lichamelijke en emotionele behoeften van het kind (pathogene zorg).Er zijn twee vormen van de reactieve hechtingsstoornis:Geremde type: dit type lijkt gerelateerd te zijn aan ernstige mishandeling. Er is sprake van een gebrek aan initiatief en het kind kan niet op een passende manier inspelen op sociale relaties. Kenmerkend voor dit type is een geremde, angstige wantrouwende en dubbelzinnige houding in het aangaan of vermijden van contacten. Troost wordt afgewezen.Ontremde type: dit type komt voor bij kinderen waar in de eerste jaren van de ontwikkeling weinig zorg is geweest en bij kinderen die opgroeiden in kindertehuizen. Het ontremde type maakt geen onderscheid in contacten en maakt gemakkelijk contact met zowel bekenden als...
Access options
The full content is only visible for Logged in World Supporters.
More benefits of joining WorldSupporter
- You can use the navigation and follow your favorite supporters
- You can create your own content & add contributions
- You can save your favorite content and make your own bundles
- See the menu for more benefits
Full access to all pages on World Supporter requires a JoHo membership
- For information about international JoHo memberships, read more here.
Support JoHo and support yourself by becoming a JoHo member
Become a Member
- for free to follow other supporters, see more content and use the tools
- for €10,- by becoming a member to see all content
Why create an account?
- Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
- Once you are logged in, you can:
- Save pages to your favorites
- Give feedback or share contributions
- participate in discussions
- share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
- 1 of 209
- next ›
Samenvatting Kinder- en Jeugdpsychiatrie deel 2: onderzoek en diagnostiek, deel 2 (DSM-IV)
Auteur(s): Verheij, F. & Verhulst F.C.
Druk/Jaar van uitgave: 2010
ISBN: 9789023235897
- 13. De pervasieve ontwikkelingsstoornissen Het diagnostisch proces dat vooraf gaat aan het classificeren van een pervasieve stoornis moet leiden tot een profiel van de sterke en zwakke kanten in het functioneren.
- 14. Schizofrenie bij kinderen en jeugdigen
- 15. Stoornissen in de stemming
- 16. Stoornissen met betrekking tot angst
- 17. Stoornissen met betrekking tot dwang
- 18. Lichamelijke klachten: somatoforme stoornissen
- 19. ADHD
- 20. Gedragsstoornissen: opstandig-oppositioneel en antisociaal gedrag
- 21. Diagnostiek bij dove kinderen
- 22. Mensen met een verstandelijke beperking
- 23. Sociale of psychosociale problematiek
- 24. Leer- en gedragsproblemen op school
- 25. Onderzoek in een forensisch kader
13. De pervasieve ontwikkelingsstoornissen Het diagnostisch proces dat vooraf gaat aan het classificeren van een pervasieve stoornis moet leiden tot een profiel van de sterke en zwakke kanten in het functioneren.
Het spectrum van pervasieve ontwikkelingsstoornissen
De problemen die kinderen met een pervasieve ontwikkelingsstoornis hebben, zijn te verdelen in een aantal domeinen. Deze zijn: tekortkomingen in het contact, de taalontwikkeling, de reactie op interne en externe prikkels, de motoriek, het snappen en aanvoelen van sociale informatie, het besturen van het gedrag, zodat dit adequaat past bij de actuele sociale context en het flexibel kunnen reageren op veranderende informatie. Deze waaier van problemen in verschillende mate van ernst wordt een spectrum genoemd. Hierom wordt ook vaak de naam spectrumstoornissen gebruikt.
Aan de ene kant van het spectrum staat de groep met de ernstig gehandicapte kinderen. Deze kant wordt autisme genoemd. Bij autisme is sprake van tekortkomingen in meerdere domeinen en is de ernst van de tekortkomingen groot. Aan de andere kant van het spectrum staan de kinderen met een enkelvoudige handicap, ze hebben problemen binnen één domein. Dit wordt ook wel een ontwikkelingsstoornis genoemd. Hier onder vallen de kinderen met hyperactiviteit, kinderen met een erg onhandige motoriek, kinderen met specifieke leerstoornissen, kinderen met taalstoornissen en kinderen met een zwak begrip van de sociale omgeving. In het midden van deze twee ligt de problematiek die wordt aangeduid met de term Pervasieve Ontwikkelingsstoornis Niet Anderszins Omschreven (PDD-NOS). In deze groep vallen veel kinderen met veel onderlinge verschillen. Ten eerste kunnen er problemen zijn op enkele, meerdere of alle probleemgebieden. Ten tweede kan de ernst van de symptomen binnen een domein onderling erg verschillen. Ten derde kunnen bij de kinderen met meerdere probleemgebieden de ernst tussen de problemen verschillen. En tenslotte veranderen ontwikkelingsstoornissen met de leeftijd. De problemen uiten zich anders en daarnaast kunnen de problemen ook vervagen wanneer het kind ouder wordt.
Gedrag van kinderen met ernstige pervasieve ontwikkelingsstoornissen
Contact: Een belangrijk probleem is de stoornis in het contact. Sommige kinderen reageren niet of weinig op het sociale appèl dat de ouders op hen doen. Andere kinderen reageren wel maar nemen zelf niet het initiatief wanneer het appèl van de ouders weg valt. Vooral op oudere leeftijd zijn er veel kinderen die claimend contact zoeken. Er is dan sprake van eenrichtingsverkeer. Een pervasieve ontwikkelingsstoornis bestaat dus onder andere uit een contactstoornis die zich uit als een communicatiestoornis.
Praten: Bij sommige kinderen komt de taalontwikkeling niet tot stand, ze praten nooit. Bij de kinderen die wel gaan praten, gebeurt dit vaak pas later. Ze blijven het lastig vinden om taal als communicatiemiddel te gebruiken, waardoor er meestal eenrichtingsverkeer is. Vaak ontstaat er geen natuurlijke intonatie, worden veel woorden vaak herhaald en worden de zinnen niet goed opgebouwd.
Reageren op interne en externe informatie: Kinderen met een pervasieve stoornis gaan vaak anders om met indrukken vanuit de omgeving of indrukken vanuit zichzelf. Sommige kinderen reageren te weinig op de prikkels vanuit de omgeving, andere juist te veel. Kinderen die niet goed kunnen omgaan met prikkels vanuit zichzelf hebben vaak bewegings-, en draaisensaties en pijngevoelens. Een voorbeeld hiervan is veel om je as cirkelen om de draaisensatie te ervaren.
Ontwikkeling van de motoriek: Veel kinderen bewegen zich wat houterig en missen de natuurlijke souplesse. Een voorbeeld is een kind die bij sensatie fladderende bewegingen maakt met zijn armen en handen.
Sociale intelligentie en sociale intuïtie: Veel kinderen interacteren wel, maar de regels waarlangs ze dit doen zijn afwijkend. Ze zeggen en doen dingen op het verkeerde moment of zeggen en doen dingen die mensen niet zouden verwachten.
Gedrag van kinderen met minder ernstige vormen van pervasieve ontwikkelingsstoornissen
De problemen die voorkomen bij kinderen met autisme komen ook voor bij kinderen met een lichtere variant van pervasieve ontwikkelingsstoornissen, alleen dan vaak in lichtere mate. Normale kinderen handelen op basis van allerlei impulsen. Door feedback van de ouders leren ze naarmate ze ouder worden hun impulsen te onderdrukken. Hierdoor krijgt het kind een beter begrip en gevoel voor de sociale context waarbinnen gebeurtenissen plaatsvinden.
Bij kinderen met een lichte variant van een ontwikkelingsstoornis vindt deze ontwikkeling niet of onvoldoende plaats. In de problematiek van deze kinderen zijn er vier aspecten te onderscheiden:
Zwakte in het ‘oppakken’ van sociale informatie en het ontwikkelen van een vermogen tot interpretatie van de sociale context, sociaal begrip en sociale intuïtie: het jonge kind is niet gevoelig voor wat de ouders zeggen. Ouders hebben het gevoel hem niet te bereiken. Een ouder kind mist sociale intuïtie en begrijpt niet wat er in anderen omgaat. Het kind snapt het niet wanneer iemand iets niet letterlijk bedoelt (een ‘normaal’ kind gaat dit begrijpen vanaf een jaar of zes). Het kind ziet de wereld om zich heen, maar ziet deze niet in perspectief. De sociale aspecten van de dingen om hen heen worden niet goed beleefd, waardoor ze niet
Read more
Samenvatting Kinder- en Jeugdpsychiatrie deel 2: onderzoek en diagnostiek, deel 1 (DSM-IV)
- 1. De opkomst van de kinder- en jeugd-psychiatrie
- 2. De principes van het jeugdpsychiatrisch onderzoek
- 3. De verschuiving van multidisciplinair onderzoek naar interdisciplinair denken
- 4. Interview met het kind Inleiding
- 5. Interview met ouders
- 6. Interview met het gezin
- 7. Persoonlijkheidsonderzoek
- 8. Neuropsychologisch onderzoek
- 9. Diagnostiek naar het functioneren op school
- 10. Diagnostiek van het lichamelijk functioneren
- 11.1 Groeistoornissen, regulatiestoornissen en hechtingsstoornissen
- 11.2 Stoornissen bij het slapen
- 11.3 Stoornissen van de genderidentiteit
- 11.4 Eetstoornissen: Anorexia Nervosa en Boulimia Nervosa
- 11.5 Tics
- 12. Stoornissen met een organisch component
Auteur(s): Verheij, F. & Verhulst F.C.
Druk/Jaar van uitgave: 2010
ISBN: 9789023235897
1. De opkomst van de kinder- en jeugd-psychiatrie
In de oudheid bestond al interesse voor de kinderontwikkeling. Toch bestonden er in het oude Griekenland en in het Klassieke China geen woorden die de kindertijd aanduidden. In Griekenland werd grote waarde toegekend aan het latere belang van het kind voor de maatschappij. In de middeleeuwen werden kinderen als kleine volwassenen beschouwd met belangrijke economische waarde. Door het sterk christelijke karakter van de middeleeuwen, werden kinderen enerzijds gezien als een wonder en anderzijds was het kind het bewijs van een zonde van de ouders. Ten tijde van het Calvinisme werden kinderen gezien als weinig belangrijk en ze werden vaak vergeleken met gekken en dronkaards.
Erasmus (1469-1536) benadrukte het belang van een liefdevolle omgang met het kind en goed onderwijs. Kinderen moesten goed opgevoed worden: verdraagzaam, ridderlijk en hoffelijk en met een groot gevoel van verantwoordelijkheid.
Maar toch is er ook onderzoek dat aantoont dat de kindertijd, te herkennen aan beperkingen op gebied van emoties, cognities en sociaal gedrag, ook vroeger herkend werd.
Rond de 18e en de 19e
eeuw begonnen er dingen te veranderen. Aan het einde van de 17e
eeuw werd een school opgericht (door Itard) voor dove en stomme kinderen. Locke en Rousseau hebben er deels voor gezorgd dat kinderen anders werden gezien. De eerste opvoedkundige materialen, zoals speelgoed en plaatjes, komen uit het einde van de 17e
eeuw. Rond de 19e
eeuw werd de eerste school voor verstandelijk gehandicapten en voor mishandelde kinderen opgericht. In 1852 ging de eerste school in Nederland open voor zwakzinnigen. Een kind werd nu gezien als een economisch goed en het kind moest worden getraind, gedisciplineerd en getuchtigd. Daarnaast had het kind opvoeding nodig en je kon het kind niet dwingen om iets te leren.
De eerste psychiatrische afdelingen voor kinderen werden in de tweede helft van de 19e eeuw gesticht in Parijs en Frankfurt. Tachtig jaar later volgde Nederland ook. Er werd toen onderscheid gemaakt tussen de ‘simpele’, de ‘idioot’ en de ‘natuurlijke of geboren krankzinnige’. ‘Krankzinnige kinderen’ werden ook wel ‘overprikkelde idioten’ genoemd. In de 19e
eeuw verschenen ook de eerste publicaties (Frankrijk). In een later onderzoek werd vermeld dat veel condities die beschreven zijn voor volwassenen, ook voor kinderen konden gelden. Weer later ontstonden ook publicaties die het hadden over verschillende ontwikkelingsstadia in de kindertijd. Ook werd op een gegeven moment gedacht dat geestesziekten niet altijd hoefde te komen door erfelijke en biologische factoren, maar dat het ook zou kunnen komen door psychologische factoren en door milieu- en sociale invloeden. In de literatuur bleven kinderen echter nog wel lang gezien als kleine volwassenen, waardoor een goede benadering ook niet mogelijk was. De voorschriften op therapeutisch gebied voor geesteszieke kinderen waren dan ook hetzelfde als de voorschriften voor geesteszieke volwassenen: fysieke en morele beïnvloeding in de vorm van kruidenthee, bedrust, medicijnen en arbeid. Ondanks dit voorschrift, werd niet veel resultaat verwacht, omdat geestesziekten werden gezien als een biologisch, onomkeerbaar gevolg. Ook had het deels te maken met de zonden van de ouders.
In het begin van de twintigste eeuw werden op verschillende plaatsen in Europa en de Verenigde Staten klinische psychiatrische inrichtingen gestart, als onderdeel van al bestaande organen. Op deze manier kon de invloed van de ouders beperkt worden. Later werd het meer gezien als bescherming voor het kind, ontlasting van de ouders en in het geval van psychotische stoornissen of gedragsstoornissen, was er regulatie ten opzichte van de maatschappij. In de eerste helft van de 20e eeuw werd de term ‘kinderpsychiatrie’ steeds meer geaccepteerd. Eerst was nog veel weerstand tegen deze term. Tramer (1945) schreef dat kinderpsychiatrie bepaald wordt door twee feiten: het houdt zich uitsluitend bezig met kinderen en het houdt zich bezig met de psychische kant van het leven, zoals de psychiatrie.
Door toename van kennis op gebied van de normale ontwikkeling, de pedagogiek, de psychodiagnostiek en de psychotherapie in de eerste jaren van de 20e eeuw, kon kinderpsychiatrie zich in de jaren ’30 als vakgebied gaan profileren. Vanaf het begin van de 20e
eeuw werden twee psychotherapeutische referentiekaders, het behaviorisme en de psychoanalyse, ontwikkeld die tot aan het eind van die eeuw een grote plaats zijn blijven innemen. Inzichten van Sigmund Freud en van een Amerikaanse psychiater (Adolf Meyer), veranderden de oriëntatie van psychiatrie: van een beschrijvende, statische, op de ziekte gerichte psychiatrie naar een verklarende, dynamische, op de patiënt gerichte psychiatrie. Kinderanalyse, een beschrijving van gebeurtenissen in de kindertijd, werd onderdeel van het zoeken naar verklaringen voor de psychiatrische stoornissen. Er werden zelfs verschillende methodieken voor kinderanalyse ontwikkeld, passend bij de ontwikkelingsfasen van de kinderleeftijd. In deze tijd ontstonden ook intelligentietesten (Binet). Ook het justitiële circuit had invloed op de ontwikkeling van de kinderpsychiatrie. Als iemand van nature slecht is, kan dat niet behandeld worden met een straffende maatregel.
Het wetenschappelijk onderzoek liet nog even op zich wachten. De geschiedenis vanRead more
Add new contribution