Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Deel 1
Hoofdstuk 1
Marketing
Philip Kotler definieert marketing als volgt: “een proces waarmee bedrijven waarde creëren voor de klant en sterke klantrelaties opbouwen om in ruil daarvoor waarde van de klant te krijgen”. (Philip Kotler, Principes van marketing (zesde editie), Pearson education, 2013, p.11).
B2B-marketing
Wanneer bedrijven waarde creëren voor andere bedrijven en daarmee een krachtige klantrelatie opbouwen met als doel waarde terug te krijgen, spreken we van business-to-business-marketing (B2B).
Consumentenmarketing
Wanneer bedrijven waarde creëren voor consumenten en daarmee een krachtige klantrelatie opbouwen met als doel waarde terug te krijgen, noemen we dit proces consumentenmarketing.
Behoefte
Wanneer iemand het idee heeft dat het hem aan iets ontbreekt, zeggen we dat deze persoon behoefte heeft aan iets.
Wens
Afhankelijk van iemands cultuur en zijn persoonlijke karakter, noemen we de concrete behoefte een wens.
Vraag
Wanneer iemand naast een wens ook de koopkracht voor deze wens bezit, spreken we van de vraag.
Marketingaanbod
Wat een bedrijf zijn klanten aanbiedt aan informatie, producten en diensten.
Marketingmyopia
Wanneer een bedrijf zich zo sterk focust op zijn eigen product en daarin voorbijgaat aan de behoeften van de klant, spreken we van marketingmyopia.
Relatiemarketing
Het behouden van klanten en het aantrekken van nieuwe klanten, beide met als doel om zo omzet te generen.
Klanttevredenheid
De verhouding tussen de verwachting die een klant heeft van een product en zijn daadwerkelijke ervaringen met het product, noemen we de klanttevredenheid.
Markt
De klanten en potentiële klanten van een product of dienst.
Kopersmarkt
Markt waar de kopers meer macht hebben en het marketingnetwerk meer de zaak is van de verkopers.
Verkopersmarkt
Het omgekeerde van een kopersmarkt.
Marketingmanagement
De kunst van het kiezen van de juiste markt en de opbouw van rendabele relaties met de markt.
Demarketing
Het tijdelijk of permanent terugdringen van de vraag.
Waardepropositie
Alle benefits of waarden samen die een bedrijf met zijn product aan zijn klanten belooft.
Productieconcept
Bij dit concept richt de bedrijfsvoering zich voornamelijk op efficiënter produceren en distribueren. Deze overtuiging komt voort uit de gedachte dat klanten de voorkeur geven aan producten die beschikbaar zijn en die ze zich gemakkelijk kunnen veroorloven.
Productconcept
Bij dit concept richt de bedrijfsvoering zich voornamelijk op het continu verbeteren van het product. Deze overtuiging komt voort uit de gedachte dat klanten het liefst producten willen hebben van de beste kwaliteit, die de beste prestaties leveren en de beste functionaliteit bieden.
Verkoopconcept
Bij dit concept richt de bedrijfsvoering zich voornamelijk op verkoop en promotie. De overtuiging is dat klanten pas genoeg producten kopen wanneer ze daartoe genoeg verleid worden.
Marketingconcept
Bij dit concept richt de bedrijfsvoering zich voornamelijk op het bepalen van de wensen en behoeften van de doelgroep. Pas wanneer ze deze duidelijk in kaart hebben, kunnen ze doelmatiger en efficiënter (in verhouding tot de concurrent) in deze behoeften van de klanten voldoen.
Maatschappelijk marketingconcept
Bij dit concept richt de bedrijfsvoering zich voornamelijk op het voorzien in de behoeften van de klanten. Niet alleen voor de klanten van nu, maar ook de toekomstige klanten. Het welzijn van de consumenten en de maatschappij als geheel moet voorop staan.
Marketingmix
Om het juiste effect te behalen bij de doelgroep zet een bedrijf de marketingvariabele in waarop ze greep heeft. Dit zijn de vier P’s: prijs, product, plaats, promotie. De verhoudingen tussen deze vier p’s noemen we de marketingmix.
CRM
Customer Relationship Management. Beslaat het totale proces van werven, vasthouden en ontwikkelen van winstgevende klantrelaties.
Waardeketen
Een keten die alle primaire activiteiten in de organisatie omvat: inkomende logistiek, productie (operationele activiteiten), uitgaande logistiek, verkoop, marketing en de dienstverlening na de verkoop. Evenals de ondersteunende activiteiten zoals de inkoop, technologieontwikkeling, HRM en de bedrijfsinfrastructuur.
Customer value delivery system
Een systeem van waardeketens waarbij een bedrijf samen met zijn leveranciers, distributeurs en zijn uiteindelijke klanten probeert waarde te leveren aan de klant.
Customer lifetime value
De constante waarde van de inkomsten aan een klant tijdens de duur van de relatie, na aftrek van de kosten die gemaakt moeten worden om de klant te werven, aan hem te verkopen en hem service te verlenen.
Klantaandeel van het bedrijf
Het totaal aan gekochte producten of diensten in een productcategorie door een klant.
Customer equity
De som van de klantwaarde (de customer lifetime value) van alle huidige klanten plus de potentiële klanten van het bedrijf.
Hoofdstuk 2
SBU
Staat voor Strategic Business Unit en kenmerkt zich door een eigen missie en doelstellingen. Daarnaast hebben ze een eigen afnemersgroep en concurrenten.
Missie
Formulering van de bestaansreden van een bedrijf.
BCG-matrix
Ook wel groei/aandeelmatrix genoemd. De SBU’s worden in deze vorm van portfolioplanning beoordeeld op hun marktgroei en relatieve marktaandeel.
Stars
De activiteiten of producten die het grootste aandeel hebben in een sterk groeiende markt.
Cash cows
De activiteiten of producten die het grootste aandeel hebben in een zwak groeiende markt.
Question Marks
De activiteiten of producten die een klein aandeel hebben in een sterk groeiende markt.
Dogs
De activiteiten of producten die een klein aandeel hebben in een zwak groeiende markt.
MABA-matrix
De SBU’s worden in deze vorm van portfolioplanning beoordeeld op hun aantrekkelijkheid van de bedrijfstak en de bedrijfssterkte daarin.
Balans
De bezittingen, schulden en het eigen vermogen van een bedrijf op een bepaald moment, weergegeven in een financieel overzicht.
Winst-en-verliesrekening
De kosten van de producten en diensten die verkocht zijn plus de omzet samen, over een bepaalde periode, weergegeven in een financieel overzicht.
SWOT-analyse
De uitkomst van de interne en externe analyse weergegeven in kritische sterke en zwakke punten van de organisatie plus de kansen en de bedreigingen vanuit de omgeving.
Kritische succesfactoren
De succesbepalende sterke en zwakke factoren van een bedrijf ten opzichte van de concurrentie.
Marketingstrategie
Een marketingfilosofie waarmee een businessunit zijn marketingdoelstellingen hoopt te bereiken.
Product-/marktontwikkelingsmatrix
Portfolioplanningsinstrument om bedrijfsgroei te bepalen door marktpenetratie, marktontwikkeling, productontwikkeling of diversificatie.
Doelgroepmarketing
Een bedrijf richt zijn activiteiten op het bedienen van een groep of groepen klanten die gelijke behoeften en kenmerken hebben.
Marktsegmentatie
Het proces waarbij consumenten worden ingedeeld in te onderscheiden groepen met gelijke behoeften, kenmerken en gedragen.
Doelgroepkeuze
Het proces waarin de aantrekkelijkheid van de verschillende marktsegmenten wordt geëvalueerd en waarna een bedrijf voor één of meerdere doelgroepen kiest waarop het zich gaat richten.
Positionering
Het streven van een bedrijf naar een duidelijk, onderscheidend marktaanbod dat een wenselijke plaats inneemt in het hoofd van de doelgroepconsument.
Differentiatie
Een bedrijf laat zijn marktaanbod verschillen met dat van de concurrenten, zodat hij de consumenten een uitzonderlijke waarde kan bieden.
Marketingcontrole
Het meten en beoordelen van de marketingstrategieën en het eventueel corrigerend optreden van een bedrijf om de marketingdoelstellingen te kunnen realiseren.
Operationele controle
De controle of de werkelijke prestaties overeenkomen met de plannen en de eventuele correctie.
Strategische controle
De controle of de basisstrategie aansluit bij de kansen en sterke punten voor het bedrijf.
Marketing accountability
De marketinginspanningen inzichtelijk maken en de effecten aantonen.
Deel 2
Hoofdstuk 1
Marketingomgeving
De externe omgeving van spelers en krachten die de mate aangeven waarin het marketingmanagement in staat is succesvolle transacties met de klanten uit zijn doelgroep te beginnen en te onderhouden.
Micro-omgeving
Alle interne krachten in het bedrijf die het bedrijf kunnen beheersen of beïnvloeden.
Meso-omgeving
De min of meer beïnvloedbare maar onbeheersbare omgevingsfactoren buiten het bedrijf op bedrijfskolomniveau, inclusief de bedrijven in het distributiekanaal, de consumentenmarkten, de belangengroepen en de concurrenten.
Macro-omgeving
De demografische, economische, ecologische, technologische, politieke en culturele krachten die de hele micro- en meso-omgeving beïnvloeden.
Accountability
(Marketing)activiteiten verantwoorden door de effecten van de marketinginspanningen aan te tonen.
Leveranciers
Zij, bedrijven of individuen, die aan het bedrijf en eventueel ook aan de concurrenten van het bedrijf, middelen en materialen leveren die het bedrijf nodig heeft om zijn producten of diensten te kunnen leveren aan de klant.
Tussenhandelaren
Externen die helpen om de producten te promoten, te verkopen en te distribueren onder de eindafnemers.
Wederverkopers
Organisaties en personen die producten van een bedrijf kopen met als doel om ze vervolgens met winst aan iemand anders te verkopen.
Logistieke dienstverleners
Bedrijven die helpen met de opslag en het transport van producten, zoals op- en overslagbedrijven en transportbedrijven.
Marketingservicebureaus
Dienstverlenende bedrijven die helpen de juiste doelgroep voor een product te kiezen en daarmee op de juiste wijze weten te communiceren.
Financiële dienstverleners
Bedrijven die financiële transacties regelen en daarmee risico in de koop of verkoop van producten verzekeren.
Demografie
Beschrijving van de bevolking naar grootte, dichtheid, plaats, leeftijd, geslacht, bezigheid, ras en andere gegevens.
Economische omgeving
De factoren die van invloed zijn op de koopkracht en het uitgavenpatroon van de consument.
De Wet van Engel
De waarneming dat naarmate het inkomen stijgt, het percentage van het inkomen dat wordt besteed aan noodzakelijke producten (voedsel, onderdak, vervoer en gezondheidszorg) afneemt.
Culturele omgeving
De instellingen en andere krachten die de elementaire waarden, de perceptie, voorkeuren en het gedrag beïnvloeden binnen een maatschappij.
Ecologische omgeving
De benodigde natuurlijke bronnen die marketeers nodig hebben als input of die door marketingactiviteiten worden beïnvloed.
Technologische omgeving
De krachten die leiden tot nieuwe technologieën en op die manier nieuwe kansen creëren voor producten en markten.
Politieke omgeving
De wetten, overheden en actiegroepen waardoor organisaties en individuen in een maatschappij worden beïnvloedt en beperkt.
Hoofdstuk 2
MIS
Afkorting voor marketinginformatiesysteem en omhelst alle mensen, apparatuur en procedures waarmee de correcte, tijdige en benodigde informatie kan worden verzameld, gesorteerd, geanalyseerd, geëvalueerd en verspreid kan worden onder de medewerkers die marketingbeslissingen nemen.
Interne database
De informatiebronnen binnen een bedrijf.
Marktinlichtingensysteem
De dagelijkse ontwikkelingsinformatie in de marketingomgeving welke managers nodig hebben bij het opstellen en aanpassen van hun marketingplannen.
Marktonderzoek
Voor een specifieke marketingsituatie worden relevante gegevens systematisch ontworpen, verzameld, geanalyseerd en gerapporteerd.
Secundaire informatie
De informatie die elders is opgeslagen omdat het al eerder gebruikt is voor een ander doel.
Primaire informatie
De informatie die voor een bepaald specifiek onderzoek wordt verzameld.
Kwalitatief onderzoek
Een verkennend onderzoek met als doel de beweegredenen, houding en gedrag van consumenten te leren kennen.
Kwantitatief onderzoek
Onderzoek dat gebaseerd is op gegevensverzameling via post, internet of persoonlijke gesprekken en onder een consumentenaantal dat groot genoeg is voor een statistische analyse.
Verkennend onderzoek
Verzamelen van voorbereidende informatie aan de hand waarvan de probleemstelling wordt geformuleerd en een hypothese wordt opgesteld.
Causaal onderzoek
Verrichten van marktonderzoek waarbij oorzaak- en gevolghypothesen worden getest.
Beschrijvend onderzoek
Verrichten van marktonderzoek met als doel om de marketingproblemen, de marketingsituaties of de markten beter te kunnen beschrijven.
Focusgroepgesprek
Een kleine steekproef onder representatieve consumenten waarbij de groepsleider reacties op een prikkel ontlokt.
Observatie
Onderzoeksmethode waarbij relevante mensen, verrichtingen en situaties worden geobserveerd met als doel primaire gegevens te verzamelen.
Etnografisch onderzoek
Een onderzoek waarbij observatie en contact wordt verricht met consumenten in hun natuurlijke omgeving.
Survey
Onderzoeksmethode waarbij de ondervraagden ondervraagd worden over hun kennis, houding, voorkeuren en koopgedrag met als doel om primaire gegevens te verzamelen.
Online marktonderzoek
Marktonderzoek dat wordt verricht via online surveys of andere online panels, experimenten et cetera.
Steekproef
Selectie voor een marktonderzoek van een populatiesegment dat representatief wordt gesteld voor de hele populatie.
Totale marktvraag
De som van de totale hoeveelheid van een product of dienst die gekocht zou worden door een de afgebakende consumentengroep in de afgebakende geografische regio tijdens een afgebakende periode in de afgebakende marketingomgeving op een afgebakend niveau en in een afgebakende marketingactiviteitenmix.
Primaire vraag
De hoogte van de totale vraag naar alle merken van een specifiek product of een specifieke dienst.
Selectieve vraag
De specifieke vraag naar een merk van een product of dienst.
Formule van Parfitt & Collins
Op basis van penetratiecijfers en verbruikscijfers het marktaandeel van een verbruiksgoed schatten.
Prognose
Het anticiperen op wat klanten in een gegeven situatie gaan doen om deze informatie vervolgens te gebruiken om de toekomstige vraag te voorspellen.
Data warehouse
Wanneer gedetailleerde klantinformatie samen wordt gebracht in een elektronische database op een centrale en goed toegankelijke locatie binnen een bedrijf, noemen we dat een data warehouse.
Data mining
Om grote hoeveelheden data op volgorde te kunnen doorzoeken is techniek nodig. We noemen technieken data mining.
Hoofdstuk 3
Consumentengedrag
Het gedrag met betrekking tot de consumptie van individuen en huishoudens die voor eigen gebruik producten en diensten kopen.
Consumentenmarkt
De markt van alle individuen en huishoudens samen, die producten en diensten kopen of verwerven voor persoonlijk gebruik.
Neuromarketing
Het gebruik van neurotechnologie om de marketingbesluitvorming te verbeteren.
Membership group
De groep waardoor een lid direct beïnvloed wordt.
Primaire memberships groups
Groepen waarmee een lid regelmatig, informele communicatie over en weer heeft.
Secundaire memberships groups
Groepen waarmee een lid formeler en minder frequent communicatie over en weer heeft.
Referentiegroep
De groep die de houding en het gedrag van een bepaald individu beïnvloedt, dan wel direct of indirect.
Aspiratiegroep
De groep waar een individu graag tot wil behoren.
Opinieleider
Degene die binnen een referentiegroep vanwege speciale vaardigheden, kennis, karakter of andere eigenschappen invloed op anderen uitoefent.
Online sociaal netwerk
Wanneer een organisatie of een individu via netwerksites contacten onderhoudt met vrienden, kennissen of met nauwelijks bekende mensen.
Besluitvormingseenheid
Alle personen samen die tijdens het aankoopbeslissingsproces van de consument invloed uitoefenen. (Of in het Engels: decision making unit, afgekort tot DMU).
Initiatiefnemer
Degene die het idee opvat om een bepaald product of een bepaalde dienst te kopen.
Beïnvloeder
Degene wiens mening of advies van invloed is op de uiteindelijke koopbeslissing.
Beslisser
Degene die beslist wat, waar, hoe en of een product uiteindelijk gekocht wordt.
Gezinslevenscyclus
De fasen wat betreft samenstelling en leeftijd (van de gezinsleden) binnen een gezin.
Levensstijl
Hoe een individueel leefpatroon tot uiting komt in activiteiten, interesses en opinies.
Persoonlijk
Het redelijk consequent en permanent patroon van reacties op de omgeving, voortkomend uit unieke psychische eigenschappen.
Zelfbeeld
Het beeld, vaak zeer complex, dat iemand van zichzelf heeft.
Motief
Een behoefte die zo sterk is geworden dat het naar bevrediging streeft.
Perceptie
De selectie, indeling en interpretatie van informatie om een zinnig beeld van de wereld te vormen.
Selectieve aandacht
De neiging bij een individu om zich af te sluiten voor de informatie die niet op de gewenste manier binnenkomt.
Selectieve interpretatie
Informatie wordt aangepast aan persoonlijke opvattingen.
Selectieve herinnering
Mensen onthouden alleen maar een deel van de informatie en dan doorgaans alleen de informatie die hun standpunt en overtuiging ondersteunt.
Overtuiging
De beschrijving van een zaak door een individu.
Attitude
Het consequente standpunt dat een consument heeft ten opzicht van een object of een idee (al dat niet gunstig).
Complex koopgedrag
De situatie waarin een consument sterk betrokken is bij de aankoop en aanzienlijke verschillen ziet tussen de verschillende merken.
Dissonantiereducerend koopgedrag
De situatie waarin een consument hoog betrokken is bij de aankoop en weinig verschil ziet tussen de verschillende merken.
Gewoontekoopgedrag
De situatie waarin een consument laag betrokken is bij de aankoop en weinig belang hecht aan de verschillen tussen merken.
Variatiezoekend koopgedrag
De situatie waarin een consument weinig betrokken is bij de aankoop en open staat voor verschillen met andere merken.
Behoefteherkenning
De eerste fase van het koopbesluitvormingsproces waarin een consument een probleem of een behoefte constateert.
Merkimago
De gedachte van een consument over een bepaald merk.
Cognitieve dissonantie
Een consument is ontevreden na de aankoop van een product en krijgt een gevoel van ongemak als gevolg van het innerlijke conflict dat hij er aan overhoudt.
Het (mentale) adoptieproces
Vanaf het moment waarop een consument voor het eerst van een nieuw product hoort tot de uiteindelijke acceptatie van dit product.
Hoofdstuk 4
Bedrijfsmatige inkoop
Een organisatie stelt vast aan welke goederen en diensten behoefte is en spoort de verschillende merken en leveranciers op, evalueert deze en maakt hieruit een keuze.
Businessmarkt
De organisaties samen die producten of diensten kopen om deze vervolgens te gebruiken in de productie van andere producten of diensten met als doel deze vervolgens weer te verkopen of te verhuren met winst.
Afgeleide vraag
De organisatievraag die is afgeleid van de vraag van de finale consumenten.
Inelastische vraag
Op korte termijn zijn prijswijzigingen niet of nauwelijks van invloed op de totale vraag naar een product.
Fluctuerende vraag
De vraag naar consumentengoederen en –diensten, schommelt ten opzichte van de vraag naar businessproducten en –diensten sterker.
Routinematige heraankoop
(Of in het Engels: straight rebuy). Een bedrijfsmatige inkoop wordt zonder wijzigingen weer besteld.
Gewijzigde heraankoop
Of in het Engels: modified rebuy). Een bedrijfsmatige inkoop met wijzigingen (betreft de productspecificaties, de prijs, de voorwaarden of de leverancier) wordt gedaan.
Systeemverkoop
(Of in het Engels: systems selling).Er wordt een complete oplossing voor een probleem verkocht, waarbij de koper niet alle afzonderlijke beslissingen hoeft te nemen.
Besluitvormingseenheid
(of in het Engels: decision making unit, afgekort tot DMU). Alle personen samen die tijdens het aankoopbeslissingsproces van de consument invloed uitoefenen.
Gebruikers
Zij die het product gebruiken en vaak initiatief nemen tot het koopvoorstel en helpen bij het opstellen van de productspecificaties.
Beïnvloeders
Zij die in het inkoopcentrum invloed hebben op de koopbeslissing en helpen bij het opstellen van de productspecificaties en informeren over alternatieven.
Inkopers
Zij die in het inkoopcentrum officieel gemachtigd zijn om een leverancier te selecteren en koopvoorwaarden te sluiten.
Beslissers
Zij die in het inkoopcentrum al dan niet officieel gemachtigd zijn om een leverancier te selecteren of te fiatteren.
Poortwachters
(Of in het Engels: gatekeepers) Zij die in het inkoopcentrum verantwoordelijk zijn voor het beheersen van de informatiestroom naar anderen toe.
PSU
PSU staat voor Problem Solving Unit en omvat alle personen en eenheden die meewerken om problemen van B2B-klanten op te lossen.
Probleemherkenning
De fase waarin iemand in het bedrijfsmatig koopproces zich realiseert dat er een probleem is en dat het probleem kan worden opgelost door de aanschaf van een product of dienst.
Algemene beschrijving
De fase waarin iemand in het bedrijfsmatig inkoopproces van de behoefte een beschrijving maakt van de algemene kenmerken en
de hoeveelheid van het benodigde product.
Productspecificatie
De fase waarin iemand in het bedrijfsmatig inkoopproces vastlegt wat de beste technische productspecificaties zijn voor een benodigd product.
Waardeanalyse
Aanpak van kostenvermindering waarbij componenten zorgvuldig worden bestudeerd met als doel om te weten of ze opnieuw ontworpen moeten worden of gestandaardiseerd of wellicht goedkoper geproduceerd kunnen worden.
E-procurement
Elektronisch bestelproces om goederen en diensten vanuit een decentraal punt in te kopen. Dit bestelproces verloopt sneller, efficiënter, met lagere transactieskosten en met een hogere interne procescontrole.
Internetveilingen
Internetmarktplaatsen waarop leveranciers aanbiedingen kunnen doen op basis van reacties of vragen die ze krijgen van inkopende bedrijven.
Institutionele markt
Instellingen die producten en diensten leveren aan mensen die aan hun zorg zijn toevertrouwd.
Overheidsmarkt
De overheidsorganisaties die producten of diensten inkopen of verhuren om de belangrijkste overheidstaken te kunnen uitvoeren.
Deel 3
Hoofdstuk 1
Doelgroepmarketing
Een bedrijf richt zijn activiteiten op het bedienen van een groep of groepen klanten die gelijke behoeften en kenmerken hebben.
Marktsegmentatie
Het proces waarbij consumenten worden ingedeeld in te onderscheiden groepen met gelijke behoeften, kenmerken en gedragen.
Doelgroepkeuze
Het proces waarin de aantrekkelijkheid van de verschillende marktsegmenten wordt geëvalueerd en waarna een bedrijf voor één of meerdere doelgroepen kiest waarop het zich gaat richten.
Positionering
Het streven van een bedrijf naar een duidelijk, onderscheidend marktaanbod dat een wenselijke plaats inneemt in het hoofd van de doelgroepconsument.
Geografische segmentatie
Het proces waarin een markt wordt opgesplitst in verschillenden geografische eenheden.
Demografische segmentatie
Het proces waarin een markt wordt opgesplitst in verschillende demografische bepaalde variabelen.
Levensfasesegmentatie
Een bedrijf biedt producten of marketing aan die de veranderende behoeften van de consumenten onderkent in hun verschillende leeftijdfases.
Etnische segmentatie
Een bedrijf houdt rekening bij het aanbieden van een product of hun keuze voor een marketingaanpak met de specifieke sterkten en behoeften van een etnische groep.
Segmentatie naar geslacht
Opsplitsen van een markt in verschillende groepen naar geslacht.
Segmentatie naar inkomen
Opsplitsen van een markt in verschillende groepen naar inkomen.
Psychografische segmentatie
Opsplitsen van een markt in verschillende groepen op grond van hun sociale klasse, levensstijl of persoonlijkheid.
Gedragssegmentatie
Opsplitsen van een markt in verschillende groepen op grond van hun kennis van, hun houding ten opzichte van en hun gebruik van of hun reactie op een bepaald product.
Segmentatie naar gelegenheid
Opsplitsen van een markt in verschillende groepen op grond van wanneer een consument er aan denkt (het tijdstip) om een product te kopen, het product werkelijk koopt en of het gekocht product daadwerkelijk gaat gebruiken.
Benefitsegmentatie
Opsplitsen van een markt in verschillende groepen op grond van de verschillende productvoordelen (benefits) die de consument verwacht van dat product.
Geodemografie
Onderzoek naar de relatie tussen de geografische locatie en de demografie.
Intermarktsegmentatie
Een bedrijf segmenteert enkel op basis van de eigenschappen van de consument en los van de nationaliteit van de consument
Meetbaarheid
De schaal waarin een marktsegment naar de grootte, de koopkracht en de winstgevendheid kan worden gemeten.
Bereikbaarheid
De mate waarin een marktsegment kan worden bereikt en bediend.
Omvang
De maat van een marktsegment wanneer het groot of winstgevend genoeg is.
Differentieerbaarheid
De mate waarin segmenten conceptueel zijn te onderscheiden en verschillend reageren op marketingprikkels.
Bewerkbaarheid
De mate waarin effectieve programma’s kunnen worden opgesteld met als doel een bepaald segment aan te trekken en te bedienen.
Ongedifferentieerde marketing
Marketingstrategie waarin een bedrijf de verschillen in de markt negeert en zich richt op de hele markt met één aanbod.
Segmentmarketing
Een segmentatiestrategie waarin een bedrijf zich met verschillende marketingprogramma’s op verschillende marktsegmenten richt.
Geconcentreerde marketing
Een segmentatiestrategie waarin een bedrijf zich richt op een groot deel van één of meerdere submarkten met één bepaald marketingprogramma.
Nichemarketing
Een bedrijf past zijn aanbiedingen zo aan dat ze beter aansluiten op de behoeften van één of meerdere subsegmenten waarin vaak weinig concurrentie is.
Micromarketing
Een vorm van doelgroepmarketing waarin een marketingprogramma wordt toegespitst op de behoeften en wensen van een gedefinieerd geografisch, demografisch, psychografisch of gedragssegment.
Lokale marketing
Merken en promotieacties worden aangepast aan de behoeften en wensen van de lokale groepen klanten.
Individuele marketing
Producten en marketingprogramma’s worden aangepast aan de behoeften en wensen van de individuele klanten.
Massamaatwerk
Op grote schaal produceren van individueel ontworpen producten en mededelingen.
Concurrentievoordeel
Voorsprong op de concurrent doordat een bedrijf zijn consument een grotere waarde biedt dan zijn concurrent, of een lagere prijs of meer benefits (die een hogere prijs rechtvaardigen).
USP
USP staat voor Unique Selling Point (of in het Nederlands: een uniek verkoopargument). Dit verkooppunt brengt een bedrijf steeds op een agressieve wijze onder de aandacht van de consument. Denk hierbij aan superioriteiten als de beste kwaliteit of de beste prijs.
Waardeaanbod kiezen
De manier waarop een bedrijf gedifferentieerde waarde wil creëren voor zijn doelgroep en de keuze voor de posities die ze willen innemen in deze segmenten.
Hoofdstuk 2
Het tastbare product
Alle onderdelen van een product die fysiek waarneembaar zijn.
Core product
Een verzameling kernbenefits die een klant ontvangt wanneer hij een product koopt.
Convenience products
(Of in het Engels: convenience goods). De goederen en diensten waarvoor consumenten weinig moeite willen doen om ze te kopen; veelal frequente en routinematig aangekochte producten.
Shopping product
(Of in het Engels: shopping goods). Producten waarvoor een consument wel bereid is om enige moeite te doen voordat hij een product aanschaft.
Speciality products
(Of in het Engels: speciality goods) Producten voor consumenten die unieke kenmerken of een speciale merkidentiteit hebben en waarvoor een aanzienlijke groep klanten een bijzondere koopinspanning voor over heeft.
Niet gezochte producten
(Of in het Engels: unsought products) Producten die een consument koopt, maar die hij anders niet zomaar zou kopen.
Producten voor de industrie
Producten die worden gekocht door organisaties of personen die er mee als doel hebben deze te gebruiken voor verdere verwerking of gebruik in het bedrijf of de instelling.
Merk
Elk teken, zoals een naam, een logo of een pay-off, waarmee een bedrijf in staat is zijn producten of diensten te onderscheiden van zijn concurrenten en welke een zeker betekenis hebben.
Co-branding
Merknamen van twee verschillende bedrijven worden op een product gezet.
Handelsmerklicentie
Licentievorm waarbij een bedrijf zijn bedrijfshandelsmerk of logo dat in een productcategorie bekend is, tegen betaling laat gebruiken in een andere productcategorie.
Lijnextensie
Merkenstrategie waarin de merkeigenaar een al gevoerde merknaam gebruikt om extra productvariaties in deze productgroep te introduceren.
Merkextensie
Merkenstrategie waarin een merkeigenaar de merknaam van een bepaald product in een bepaalde productgroep ook gebruikt in een voor de merkeigenaar andere productgroep.
Individuele merkenstrategie
Merkenstrategie waarin een aanbieder twee of meerdere merken in dezelfde productcategorie ontwikkelt.
Familiemerkenstrategie
Merkenstrategie waarin één merknaam en één visuele stijl gebruikt worden door een bedrijf. Deze worden voor producten gebruikt binnen verschillende productgroepen.
Bedrijfsmerkenstrategie
Merkenstrategie waarbinnen de bedrijfsnaam de belangrijkste component is voor de identiteit van het merk. In alle producten van het bedrijf komt deze naam terug.
Hoofdstuk 3
Crowdsourcing
Communities worden betrokken bij het productinnovatieproces. Deze communities kunnen klanten zijn, maar ook onafhankelijke wetenschappers of bijvoorbeeld de werknemers.
Marketingstrategie
Een marketingfilosofie waarmee een businessunit zijn marketingdoelstellingen hoopt te bereiken.
Bedrijfseconomische analyse
Een controle waarbij gekeken wordt of het nieuwe product overeenkomt met de bedrijfsdoelstellingen. Hierin gaat het voornamelijk om de verwachte omzet, de kosten en de winst van het nieuwe product.
Productontwikkeling
Deze ontwikkeling beslaat het proces van het productconcept tot aan het fysieke product.
Testmarketing
Ontwikkelingsfase waarin het nieuwe product met zijn marketingstrategie getest worden in een realistische situatie.
Commercialisering
Introductie van een nieuw product op de markt.
PLC
PLC staat voor Productlevenscyclus en omvat de vijf verloopfasen van een product.
Hoofdstuk 4
Dienst
Een ontastbare activiteit die relatief snel vergaat, onscheidbaar is, geen eigendom kent en heterogeen variabel is.
Interactieve consumptie
Aan de productie van een dienst nemen de klanten actief deel.
Ontastbaarheid van diensten
Diensten die niet vooraf door de consument zichtbaar zijn, geproefd kunnen worden of vastgepakt kunnen worden.
Onscheidbaarheid van diensten
Diensten die tegelijk worden gemaakt én verbruikt en onscheidbaar zijn van de dienstverlener.
Prosumer
Een term voor klanten die wordt gebruikt wanneer productie en consumptie van een dienst gelijktijdig plaatsvinden.
Dienstenmarketingsysteem
Een systeem waarin de klant centraal staat en de dienstontmoeting plaatsvindt.
Heterogeniteit van diensten
De afhankelijkheid van de dienstenkwaliteit aan de aanbieder en de plaats van de diensten.
Winst-waardeketen
(Of in het Engels: service profit chain). Deze keten geeft de rol van het personeel weer in het proces van de dienstverlening. Maar ook hun rol in het behoud van de klanten en in het uiteindelijke organisatieresultaat.
Interne marketing
De marketing van een dienstverlenend bedrijf gericht op zijn dienstverlenend personeel en ondersteunende medewerkers.
Sociale marketing
Om het maatschappelijk welzijn te verbeteren worden in deze marketingvorm commerciële principes toegepast.
Hoofdstuk 5
Prijs
De ruilwaarde van een dienst of een goed uitgedrukt in een rekeneenheid.
Op beleefde waarde gebaseerde prijszetting
Prijszetting die vraaggeoriënteerd is en niet op grond van de kosten, maar op de waardeperceptie van de klant.
Vraaggeoriënteerde prijszetting
De uiteindelijke prijs voor een product wordt bepaald door de consument die bepaalt of hij een product of dienst de prijs waard vindt.
Kostengeoriënteerde prijszetting
De prijs voor een product wordt bepaald aan de hand van de kosten voor het product.
Waar-voor-je-geldprijszetting
De prijs biedt een juiste combinatie tussen de kwaliteit van het product (of dienst) en de service.
Toegevoegde waardeprijszetting
Een strategie van bedrijven om hun prijsmacht te verhogen door niet hun prijzen tot het niveau van de concurrent te verlagen, maar hun aanbod te differentiëren door middel van waarde toevoeging aan hun diensten om zo een hogere prijs te kunnen vragen.
Kostengeoriënteerde prijszetting
Een prijs wordt gebaseerd op de productiekosten, de distributiekosten en de verkoop van een product plus het redelijke rendement voor de aanbieder.
Ervaringscurve
De lijn die de dalende kosten per eenheid als een functie van de verzamelde productie weergeeft.
Kostprijs-plus-methode
Een methode waarbij de standaardopslag bij de kosten van het product wordt opgeteld.
Put-out pricing
Prijsstrategie waarbij een aanbieder om zijn concurrentie uit de markt te dwingen (tijdelijk) zijn prijzen verlaagt.
Premium pricing
Tegen een hogere prijs producten aanbieden van een goede kwaliteit.
Gangbare prijs
(Of in het Engels: going rate). Prijszetting gebaseerd op de marktprijs of concurrentieprijs. De eigen kosten van de aanbieder zijn daarin van onderschikt belang.
Stay-out pricing
Prijsstrategie waarbij een aanbieder zijn prijzen zo laag houdt, dat het voor zijn concurrenten onaantrekkelijk is om dezelfde markt te betreden.
Inverse prijszetting
Er wordt uitgegaan van een verkoopprijs die voor de afnemers acceptabel is. De verkoopprijs wordt verminderd met de marge voor de tussenhandel en de gewenste winstmarge.
Zuivere concurrentie
Veel afnemers en aanbieders handelen in uniforme bulkgoederen waarbij geen enkele individuele afnemer of aanbieder veel invloed heeft op de gangbare markprijs.
Monopolistische concurrentie
Veel afnemers en aanbieders bieden een verschillend maar gelijksoortig product aan.
Homogeen oligopolie
Een relatief beperkt aantal concurrerende aanbieders biedt een volledig identiek product aan, waarbij geen van de individuele aanbieders de vrijheid heeft om zijn eigen verkoopprijs vast te stellen.
Heterogeen oligopolie
Een beperkt aantal aanbieder biedt binnen een bepaalde productcategorie een variant aan, waarbij elke aanbieder zijn eigen prijs vaststelt.
Zuiver monopolie
Er is maar één aanbieder van een product, zoals
een overheidsmonopolie, een gereguleerd particulier monopolie of een niet gereguleerd particulier monopolie.
Elastische vraag
De vraag naar een product verandert sterk na een prijswijziging.
Inelastische vraag
De vraag naar een product verandert nauwelijks na een prijswijziging
Prijselasticiteit
De verandering (uitgedrukt in procenten) van de vraag naar een product in verhouding tot de procentuele verandering van de productprijs.
Brutowinst
Het verschil tussen de netto-opbrengst van de afzet en de kosten van de verkochte producten.
Nettowinst
Het bedrag dat overblijft nadat alle kosten zijn afgetrokken.
Afroomprijszetting
De prijs voor een nieuw product wordt in eerste instantie hoog ingeschaald.
Penetratieprijsstrategie
De prijs voor een nieuw product wordt in eerste instantie laag ingeschaald met als doel om een zo groot mogelijk aantal kopers aan te trekken.
Productlijnprijszetting
De tussenstappen die worden gemaakt tussen de verschillende producten in het assortiment, gebaseerd op de kostenverschillen van de producten, de klantwaardering voor de verschillende functies en concurrentieprijzen.
Productopties
Een prijszetting waarbij optionele producten of accessoires worden aangeboden bij een hoofdproduct.
Noodzakelijke toebehoren
Een prijszetting waarbij producten worden aangeboden die noodzakelijk zijn voor het gebruik van het hoofdproduct.
Bijproducten
Een prijszetting waarbij producten worden geproduceerd ten gevolge van het hoofdproces.
Productpakketten
Een prijszetting waarbij voor gebundelde producten een gereduceerde prijs wordt gerekend.
Tweeledige prijszetting
De prijs (in het geval van diensten) wordt opgesplitst in twee delen: de vaste kosten en het variabele gebruikstarief.
Korting voor contante betaling
Kopers krijgen een prijsverlaging wanneer ze hun rekeningen direct bij aankoop of op korte termijn betalen.
Kwantumkorting
Kopers krijgen een korting wanneer ze een grote hoeveelheid in één keer afnemen.
Functionele korting voor
Korting voor tussenhandelaars wanneer ze taken tussenhandelaren uitvoeren als verkoop, opslag en documentatie.
Seizoenskorting
Korting voor afnemers wanneer ze buiten het hoogseizoen producten of diensten kopen.
Inruilkorting
Korting voor afnemers wanneer ze in ruil voor een oud product een nieuw product kopen.
Promotiekorting
Een korting of een toelage voor tussenhandelaren wanneer ze een bijdrage leveren aan de reclame- en verkoopbevorderende programma’s.
Prijsdiscriminatie
Bij de prijszetting wordt rekening gehouden met de verschillen tussen klanten, producten en plaatsen waarbij het product of de dienst verkocht wordt voor verschillende prijzen terwijl in de kosten geen verschil zit.
Psychologische prijszetting
Bij de prijszetting wordt rekening gehouden met de prijspsychologie en niet enkel met de economische factoren.
Referentieprijs
De prijs die klanten in hun hoofd hebben en waaraan ze refereren wanneer ze een product bekijken.
Promotieprijszetting
Een product wordt onder de catalogrijs of zelfs onder de kostprijs geprijsd met als doel om op korte termijn de afzet te verhogen.
Geografische prijszetting
De prijs wordt gebaseerd op de woonplaats of vestigingsplaats van de klant.
FOB
Free On Board, producten worden gratis verplaatst in een voertuig waarna de klant zelf betaalt voor het vervoeren naar de plek van bestemming.
Uniforme levertijd
Een bedrijf rekent aan al zijn afnemers dezelfde prijs, inclusief vrachtkosten en ongeacht de afstand voor het transport.
Prijszetting naar zone
Een bedrijf splitst zijn afzetgebied op in meerdere zones, waarin klanten in dezelfde zone dezelfde prijs betalen.
Prijszetting gebaseerd op
Een bedrijf kiest een gebied of een stad als uitgangspunt verzendpunt waarvandaan hij zijn vrachtkosten berekent en maakt
geen verschil of de verzending daadwerkelijk vanuit dit gebied of deze stad wordt verzonden.
Franco huis
Een bedrijf neemt alle vrachtkosten voor zijn eigen rekening, maar de vrachtkosten worden vaak ruimschoots gecompenseerd doordat deze methode vaak leidt tot een hogere afzet en aantrekking van nieuwe klanten.
Dynamische prijszetting
Een aanbieder vraagt verschillende prijzen en laat deze afhangen van de individuele afnemer en van de specifieke situatie.
Kartel
Om onderlinge concurrentie te verminderen maken bedrijven onderlinge overeenkomsten over bijvoorbeeld de prijs.
Hoofdstuk 6
Supply chain
Een bedrijfskolom die bestaat uit partners die zich zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts in het bedrijf kunnen bevinden.
Demand chain
Marktplanning die begint vanuit de behoefte van de doelconsumenten en niet, zoals bij supply chain, vanuit de grondstoffen, productie-input en fabriekscapaciteit.
Value delivery network
Een netwerk dat bestaat uit het bedrijf, de leveranciers, de distributeurs en de uiteindelijke klanten.
Distributiekanaal
Een marketingkanaal dat bestaat uit een groep onderling afhankelijke organisaties dat als doel heeft om het product of de dienst bereikbaar te maken voor een consument of voor een bedrijf om te gebruiken of te verbruiken.
Distributieschakels
De tussenhandelaren die bijdragen aan het dichter bij de afnemer brengen van het eindproduct.
Directmarketingkanaal
Kanaal zonder tussenschakels.
Kanaalconflict
Schakels onderling in het kanaal zijn het niet eens over de doelstellingen, de taakverdeling of de beloning.
Horizontaal conflict
Conflict tussen bedrijven op hetzelfde niveau.
Verticaal conflict
Conflict tussen bedrijven tussen verschillende niveaus van hetzelfde kanaal.
Conventioneel distributiekanaal
Distributiekanaal dat bestaat uit één of meerdere onafhankelijke producenten, groothandelaren en detaillisten.
Verticaal marketingsysteem
Distributiekanaal dat bestaat uit producenten, groothandelaren en detaillisten die samenwerken als één harmonisch systeem.
Geïntegreerd verticaal
In een verticaal marketingsysteem zijn de productie- en marketingsysteem distributiefasen eigendom van één bedrijf dat daarover de leiding heeft.
Contractueel verticaal
Op contractuele basis werken onafhankelijke bedrijven marketingsysteem in verschillende productie- en distributiefasen met elkaar
samen met als gemeenschappelijk doel om de kosten te verminderen en de afzet te vergroten.
Franchising
Een producent, een groothandel of een dienstverlenende organisatie en een onafhankelijke ondernemer gaan een contractuele samenwerking aan waarmee de franchisenemer het recht verwerft om goederen of diensten te verkopen onder dezelfde naam of merk als de franchisegever.
Geleid verticaal marketingsysteem
De opeenvolgende productie- en distributiefasen worden gecoördineerd door de grootste of machtigste partij(en).
Distributiekanaal met een horizontaal marketingsysteem
Samenwerking tussen twee of meer bedrijven op hetzelfde niveau binnen een kanaal met als doel om nieuwe marketingkansen te realiseren.
Hybride marketingkanalen
De distributie verloopt via meerdere kanalen.
Disintermediatie
Trend waarin de tussenhandel steeds meer wordt uitgeschakeld en producenten zich direct richten tot de eindverkopers.
Directmarketing
Via verschillende reclamemedia vindt er een directe interactie plaats met de klant.
Detaillisten
Bedrijven die relatief kleine hoeveelheden verkopen aan de consumenten.
Vrijwillig filiaalbedrijf
Samenwerkingsverband tussen een grossier en een zelfstandige winkelier waarbij de winkelier de winkelformule van de grossier exploiteert.
Inkoopcombinatie
Samenwerkingsverband waarbij winkeliers gezamenlijk inkopen.
Intensieve distributie
Het streven om een product aan te bieden in zoveel mogelijk distributie- en verkooppunten.
Exclusieve distributie
Slechts een beperkt aantal dealers krijgt de exclusiviteit om een product in hun rayon te distribueren.
Selectieve distributie
Een geselecteerde groep tussenhandelaren of kanaaldeelnemers mag de distributie voeren voor een product.
Distributiekengetallen
Verhoudingsgetallen. Deze geven een beeld weer van de fabrikantpositie ten aanzien van zijn merkartikel bij de detailhandel.
Fysieke distributie
Alle taken die noodzakelijk zijn om met winst in de behoefte van de klant te voorzien.
Geïntegreerd logistiek management
Concept waarin een bedrijf de noodzaak inziet van het integreren van zijn eigen logistiek systeem met dat van zijn leveranciers en zijn klanten.
Logistieke dienstverlener
Een onafhankelijke dienstverlener van opslag en vervoer die alle functies vervult die nodig zijn om de goederen van de klant op de markt te kunnen brengen.
Hoofdstuk 7
Detailhandel
Tot de detailhandel rekenen we alle verkoopactiviteiten van producten die zich richten op de eindconsumenten. Deze eindconsumenten gebruiken het gekochte artikel voor persoonlijk gebruik.
Retail
Tot de retail rekenen we alle verkoopactiviteiten van producten én diensten die zich richten op de eindconsumenten. Deze eindconsumenten gebruiken het gekochte artikel of dienst voor persoonlijk gebruik.
Detaillisten
Bedrijven die relatief kleine hoeveelheden verkopen aan de consumenten.
Detailhandelmarketing
Ook wel retailmarketing genoemd. Het marketingbeleid van beide richt zich op de eindconsumenten.
Detaillistenmarketing
In deze vorm van marketing door fabrikanten richt het beleid zich op de detaillisten.
Shopper marketing
Een marketingbeleid waarbij het gehele marketingproces gericht is om van klanten in de winkel ook daadwerkelijk kopers te maken.
Category killers
Discountwinkels waar merkproducten met hoge kortingen worden aangeboden. Deze merkproducten worden aangeboden in een beperkt aantal duidelijk afgebakende productcategorieën.
Hypermarkt
Combinatiewinkel van een supermarkt, discountwinkel, magazijnverkoop en speciaalzaken.
Magazijnclub
Ook wel groothandelsclub genoemd. Deze clubs zijn eigenlijk koopjeshallen waar een beperkt assortiment tegen grote kortingen wordt aangeboden aan leden. Deze leden betalen een jaarlijks lidmaatschapsgeld.
Vrijwillig filiaalbedrijf
Een zelfstandige winkelier en een grossier sluiten een samenwerkingsverband met als doel om de winkelformule van de grossier te exploiteren. Daarom levert de grossier ook een groot deel van het assortiment.
Inkoopcombinatie
Samenwerkingsverband waarbij winkeliers gezamenlijk inkopen.
Franchising
Een producent, een groothandel of een dienstverlenende organisatie en een onafhankelijke ondernemer gaan een contractuele samenwerking aan waarmee de franchisenemer het recht verwerft om goederen of diensten te verkopen onder dezelfde naam of merk als de franchisegever.
Pop-upstore
Een tijdelijke kleine winkel op een bijzondere plek.
Fysieke distributie
Alle taken die noodzakelijk zijn om met winst in de behoefte van de klant te voorzien.
Wheel of retailing
Concept waarin nieuwe detailhandelsvormen zich ontwikkelen van ondernemingen met een lage status, lage marges en lage prijzen tot langzamerhand ondernemingen met hogere prijzen en een verbeterde dienstverlening waardoor ze steeds meer lijken op de conventionele detaillisten
Hoofdstuk 8
Promotiemix
Ook wel marketingcommunicatiemix genoemd. Deze mix bevat het mengsel van alle reclame, sales, promotions, pr en persoonlijke verkoop die een bedrijf inzet om zijn marketingdoelstellingen te behalen.
Reclame
Alle betaalde promotie van ideeën, producten of diensten die plaatsvindt via niet persoonlijke presentaties door een met naam genoemd bedrijf.
Promotionele actie
(Of in het Engels: sales promotions). De koop of verkoop van producten of diensten wordt bevorderd door middel van kortetermijnstimulansen.
PR (Public Relations)
Er wordt geprobeerd om goede relaties op te bouwen met verschillende stakeholders (belangengroepen) door middel van gunstige publiciteit, het creëren van een goed imago of door negatieve verhalen en gebeurtenissen te voorkomen of aan te pakken
Persoonlijke verkoop
Via een mondelinge presentatie of gesprek met een klant een product of dienst proberen te verkopen.
Directmarketing
Via verschillende reclamemedia vindt er een directe interactie plaats met de klant.
Geïntegreerde marketingcommunicatie
Een bedrijf integreert en coördineert al zijn communicatiekanalen zorgvuldig met als doel om een overzichtelijke, consistente en overtuigende boodschap naar zijn publiek te communiceren over zijn bedrijf en zijn producten.
Persoonlijk communicatiekanaal
Communicatie tussen twee of meer mensen die direct met elkaar communiceren.
Mond-tot-mondreclame
Communicatie over een product dat plaatsvindt tussen doelgroepen en buren, vrienden, familieleden en zakenrelaties.
Buzz-marketing
De speciale aandacht die aan de opinieleider wordt gegeven met als doel dat ze in hun gemeenschap informatie over een product gaan verspreiden.
Pullstrategie
Promotiestrategie waarbij de marketingactiviteiten gericht zijn op de eindgebruikers.
Hoofdstuk 9
Reclamedoelstelling
Een specifieke communicatietaak waarmee wordt beoogd een specifieke doelgroep aan te spreken gedurende een vastgestelde periode.
Informatieve reclame
Reclamevorm waarin consumenten worden geïnformeerd over een nieuw product of functie en er geprobeerd wordt om de primaire vraag naar het product op te bouwen.
Overredende reclame
Reclamevorm waarin geprobeerd wordt om consumenten te overtuigen dat een merk hen de beste kwaliteit voor hun geld biedt en geprobeerd wordt om de selectieve vraag naar een merk op te bouwen.
Vergelijkende reclame
Reclamevorm waarin een merk direct dan wel indirect vergeleken wordt met een ander merk of andere merken.
Herinneringsreclame
Reclamevorm waarin reclame wordt gemaakt om de consument te herinneren aan een product.
Reclamemedium
De drager die de reclameboodschap draagt en levert aan de doelgroep.
Bereik van de reclameboodschap
Het aantal mensen, uitgedrukt in een percentage, dat tijdens een bepaalde periode de reclame ziet.
Frequentie van de reclameboodschap
De veelvuldigheid van de reclameboodschap dat een aantal mensen ziet tijdens een bepaalde periode.
Media-effect
De kwalitatieve waarde van een exposure binnen een bepaald medium.
Continu tijdschema
Tijdschema waarin reclameboodschappen gelijkmatig worden verdeeld over een bepaalde periode.
Pulserend tijdschema
Tijdschema waarin reclameboodschappen ongelijkmatig worden verdeeld over een bepaalde periode.
Rentabiliteit op reclame-investering
Het nettorendement gedeeld door de kosten van de reclame-investering.
Hoofdstuk 10
Verkoopmanagement
De analyse, planning, implementatie en controle van de activiteiten van de verkooporganisatie.
Workload approach
De hoeveelheid af te leggen bezoeken door de verkoper.
Telemarketing
Directe marketing die plaatsvindt via de telefoon.
Teamverkoop
(Of in het Engels: teamselling). Door middel van teams wordt geprobeerd om grote klanten van dienst te zijn.
Trademarketing
Marketingactiviteiten die zich richten op de distribunaten. Deze marketingvorm bestaat uit drie delen: kennis over de koper en de retailer, de merkstrategie vertalen naar de retailomgeving en het inzicht om optimalisatie te realiseren van de eigen business en die van de retailer.
Consumentenpromoties
Promoties die tot doelen hebben om de klant tot kopen te verleiden.
Handelspromoties
Promoties waarmee de steun van wederkopers wordt beoogd.
Zakelijke promotie
Promoties waarmee geprobeerd wordt om toegang te krijgen tot een bedrijf of de aankopen ervan te bevorderen.
Vertegenwoordigerspromotie
Promoties die gericht zijn op motivatieverhoging van de verkooporganisatie of om de verkoopinspanningen effectiever te laten verlopen.
Hoofdstuk 11
Directmarketing
Rechtstreekse communicatie met een zorgvuldig uitgekozen doelgroep (bestaande uit individuele klanten) met als doel om een directe respons te krijgen en een blijvende relatie met de klant op te bouwen.
Geïntegreerde directmarketing
Een directmarketingcampagne wordt gefaseerd in meerdere media ingezet met als doel de respons en de winst te verhogen.
Directmailmarketing
Vorm van directmarketing waarbij marketeers een mailing met brieven, reclame, monsters en dergelijke versturen naar potentiële klanten op een verzendlijst.
Catalogusmarketing
Vorm van directmarketing waarbij marketeers een catalogus in een winkel tonen of deze versturen naar een geselecteerde groep consumenten.
Telemarketing
Directmarketing via de telefoon.
DRTV
Direct-response tv-marketing. Een directmarketingvorm waarbij marketeers producten of diensten via televisiereclameboodschappen bij de consument onder de aandacht proberen te krijgen.
Kioskmarketing
Bedrijven plaatsen informatie- en bestelapparaten (kiosken) waar het product direct te koop is in winkels, vliegvelden en dergelijke locaties.
Online marketing
Directmarketingvorm met gebruik van internettechnologie.
B2C
Business-to-consumer: alle online verkoop van goederen en diensten door bedrijven aan eindklanten.
Geïntegreerde multichannelstrategie Strategie waarbij het internet wordt ingezet om ook via andere kanalen van marketing omzet te genereren.
B2B
Business-to-business: online middelen om nieuwe klanten te bereiken en huidige klanten beter te bedienen. Deze vinden plaats via online handelsnetwerken.
Online handelsnetwerken
Virtuele markten waar informatie wordt gedeeld tussen aanbieders en afnemers, waar ze communiceren en efficiënt transacties uitvoeren.
C2C
Consumer-to-consumer: alle online uitwisselingen van goedereninformatie tussen eindconsumenten.
C2B
Consumer-to-business: consumenten zoeken aanbieders om informatie te vinden over hun aanbod en eventueel een koop te sluiten.
Gecombineerde fysiek/ virtuele spelers
Traditionele spelers die e-marketing toevoegen aan hun andere marketingactiviteiten en ook wel click-and-mortarspelers worden genoemd.
Zuiver virtuele spelers
Spelers die uitsluitend opereren via het wereldwijde web en worden ook wel click-onlyspelers genoemd.
Corporate website
Bedrijfswebsite met als doel klantrelaties op te bouwen, vragen van klanten te beantwoorden en goodwill voor het bedrijf op te bouwen.
Marketingwebsite
Bedrijfswebsite met als doel interactief te communiceren met de klanten om hen bijvoorbeeld tot een aankoop te brengen.
Online reclame
Uitingen van reclame op het internet, zoals een banner.
Zoekmachinemarketing
Met behulp van zoekmachines informatie, producten of diensten onder de aandacht van de doelgroep brengen.
Zoekmachineoptimalisatie
De activiteiten die als doel hebben om een webpagina hoog te laten scoren in de organische of natuurlijke zoekresultaten van een zoekmachine.
Opt-in
Het proactief akkoord gaan van een klant om verdere communicatie te ontvangen.
Opt-out
De weigering van een klant om verdere communicatie te ontvangen.
Permissiemarketing
Noodzakelijke opt-in van klanten om betrokken te raken bij de marketingactiviteiten van een bedrijf.
Bounce rate
De uitkomst van het aantal bounces gedeeld door het aantal bezoekers.
Affiliate marketing
Marketingvorm waarbij de uitgevers (affiliates) commissies ontvangen van de adverterende bedrijven.
Viral marketing
Marketingvorm waarbij entertainmentuitingen (of informatie-uitingen) worden gecreëerd om online of via e-mail door te sturen.
Buzz-marketing
De speciale aandacht die aan de opinieleider wordt gegeven met als doel dat ze in hun gemeenschap informatie over een product gaan verspreiden.
Mobiele marketing
Marketingvorm waarbij via een mobiel apparaat of netwerk wordt gecommuniceerd met de doelgroep.
Deel 4
Hoofdstuk 1
Concurrentievoordeel
Voorsprong op de concurrent doordat een bedrijf zijn consument een grotere waarde biedt dan zijn concurrent, of een lagere prijs of meer benefits (die een hogere prijs rechtvaardigen).
Concurrentieanalyse
Proces waarin de belangrijkste concurrenten van een organisatie worden vastgesteld en geanalyseerd en geëvalueerd, waarna wordt gekozen welke concurrenten de organisatie gaat aanvallen en welke hij uit de weg gaat.
Concurrentiestrategieën
Strategische ontwikkelingen van een bedrijf die zo worden gepositioneerd tegenover de concurrent dat ze zich een zo groot mogelijk strategisch voordeel geven.
Strategische groep
Een groep bedrijven in een bedrijfstak die een zelfde strategie volgt.
Benchmarking
Het proces waarin producten en processen op regelmatige basis worden vergeleken met die van de concurrent of van een belangrijk bedrijf in een andere bedrijfstak die op vergelijkbare punten het beste presteert, met als doel de kwaliteit en de prestatie van het eigen bedrijf te versterken.
Analyse van de waarde die de klant ervaart
Een analyse van een bedrijf aangaande de benefits die de doelklanten waarderen in verhouding tot hun waardering van het concurrerende aanbod.
Marktleider
Het bedrijf dat het grootste marktaandeel heeft in een bedrijfstak.
Uitdager
Het bedrijf dat net niet de toppositie heeft in een bedrijfstak en dat probeert om zijn marktaandeel te vergroten door de marktleider en/of andere concurrenten aan te vallen.
Marktvolger
Wanneer het bedrijf dat net niet de toppositie heeft in een bedrijfstak probeert om zijn marktaandeel vast te houden zonder de concurrentie met de marktleider aan te wakkeren.
Nichebedrijf
Een bedrijf dat een klein segment in een bedrijfstak bedient dat andere bedrijven negeren of over het hoofd zien en waar een bedrijf zeer nauwkeurig op de afnemerswensen binnen de niche inspeelt.
Concurrentiegericht bedrijf
Een bedrijf dat zich vooral richt naar het optreden en de reactie van de concurrent door het marktaandeel en de concurrentiezetten te volgen en strategieën probeert te vinden om tegenzetten te kunnen doen naar de concurrent.
Klantgericht bedrijf
Een bedrijf dat bij het formuleren van zijn marketingstrategieën zich vooral concentreert op de klant en op het vaststellen van de klantgroepen die hij wil bedienen ten aanzien van zijn middelen en doelstellingen.
Marktgericht bedrijf
Een bedrijf dat bij het formuleren van zijn marketingstrategie zijn aandacht gelijkmatig probeert te verdelen over zijn klanten en zijn concurrenten.
Hoofdstuk 2
Mondiale bedrijfstak
De positie op de wereldmarkt beïnvloedt in deze bedrijfstak de strategische positie van concurrenten binnen een markt.
Invoerrecht
Overheidsbelasting op ingevoerde producten met als doel om de import van bepaalde producten tegen te gaan.
Quotum
Een vastgestelde hoeveelheid van een product uit het buitenland die geïmporteerd mag worden.
Embargo
Een bepaald product mag onder geen enkele voorwaarde geïmporteerd worden.
Deviezenbeperking
Treffen van overheidsregelingen met betrekking tot het maximale bedrag dat mag worden ingewisseld van een valuta evenals de koers die hierbij gerekend mag worden.
Cultuur
De waarden, perceptie, wensen en gedrag van mensen in een maatschappij.
Joint venture
Een bedrijf werkt samen met een ander (buitenlands) bedrijf als het gaat om de productie of marketing met als doel om een (buitenlandse) markt te betreden.
Contractproductie
Een bedrijf besteedt in een joint venture de productie van zijn producten uit aan een fabrikant in het buitenland.
Managementcontract
Een bedrijf probeert een (buitenlandse) markt te betreden door managementkennis te leveren aan bedrijven met kapitaal.
Gezamenlijk eigendom
Een bedrijf probeert een (buitenlandse) markt te betreden door samenwerkingen aan te gaan met (buitenlandse) beleggers.
Standaardmarketingmix
De verkoopstrategie voor een product blijft in zowel het product zelf, als in de reclame, de distributie en andere delen van de marketingmix ongewijzigd wanneer het wordt aangeboden op alle (buitenlandse) markten.
Aangepaste marketingmix
Een verkoopstrategie in de marketingmix voor een product waarbij het proces voor elke markt wordt aangepast.
Rechtstreekse productextensie
Een bedrijf kiest ervoor om zijn product zonder enige verandering aan te bieden op een buitenlandse markt.
Productaanpassingen
Een bedrijf kiest ervoor om zijn product enigszins aan te passen aan de plaatselijke omstandigheden of behoeften van de plaatselijke markt (in het buitenland).
Productvernieuwingen
Een bedrijf kiest ervoor om een nieuw product of een nieuwe dienst te ontwikkelen voor een markt.
Communicatieaanpassingen
Een internationale communicatiestrategie waarbij een bedrijf zijn reclameboodschappen volledig aanpast aan de plaatselijke markt.
Hoofdstuk 3
Extern effect
Aankoopgevolg voor anderen dan de koper zelf, zonder dat zij daarin een keuze hebben of dat er met hun belangen rekening wordt gehouden.
Duurzame marketing
Marketingvorm waarin niet alleen met de behoeften van de huidige klanten rekening wordt gehouden maar ook met die van klanten en het bedrijf in de toekomst.
Greenwashing
Bedrijven zetten marketing in om te promoten dat zij duurzaam bezig zijn, terwijl dit in de praktijk niet of maar ten dele waar is.
Geplande veroudering
Wanneer producten al achterhaald zijn voordat ze aan vervanging toe zijn, is deze veroudering in de marketingstrategie ingepland.
Cradle-to-cradle
Principe waarbij het oude product dient als grondstof voor een nieuw product. Het milieu wordt hierbij niet belast en er ontstaat geen afval.
Klantgerichte marketing
Duurzaam marketingprincipe waarbij de marketingactiviteiten vanuit de consument bekeken en beheerd worden.
Waardemarketing
Marketing die zich richt op het verhogen van de waarde van de producten.
Innovatie marketing
Duurzaam marketingprincipe waarbij het bedrijf voortdurend zoekt naar essentiële marketing- en productverbeteringen.
Sense-of-missionmarketing
Duurzaam marketingprincipe waarbij het bedrijf zijn missie definieert in brede maatschappelijk termen.
Maatschappelijke marketing
Duurzaam marketingprincipe waarbij het bedrijf rekening houdt met zowel de eisen van de consumenten en het bedrijf, als met de belangen op langere termijn van de consumenten en de maatschappij.
PPP
People, Planet, Profit. MVO-principe waarbij het bedrijf rekening houdt met zowel de belangen van de maatschappij, het milieu als van het bedrijf zelf.
Wenselijke producten
Wanneer producten zowel direct als op langere termijn voorzien in een behoefte.
Bevredigende producten
Wanneer producten op korte termijn voorzien in een behoefte maar op de langere termijn mogelijk schade veroorzaken.
Heilzame producten
Wanneer producten niet op korte termijn voorzien in een behoefte, maar wel op de langere termijn.
Gebrekkige producten
Wanneer producten zowel op de korte als op de langere termijn niet voorzien in een behoefte.
- for free to follow other supporters, see more content and use the tools
- for €10,- by becoming a member to see all content
Why create an account?
- Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
- Once you are logged in, you can:
- Save pages to your favorites
- Give feedback or share contributions
- participate in discussions
- share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
- 1 of 2161
- next ›
Add new contribution