Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering
Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.
Oriëntatie op het Werkveld
College 1 Introductie & Jeugdzorg en Jeugd GGZ (ADHD)
College 2 School en leerlingbegeleiding
College 3 Forensische Psychologie (antisociaal gedrag)
College 4 Jeugdzorg & Jeugd GGZ (autisme)
College 5 Kinderen en jongeren met een lvb
College 6 School en leerlingbegeleiding (dyslexie)
College 7 Jeugdhulpverlening, jeugdbescherming, mishandeling, verwaarlozing en maatregelen (huiselijk geweld & kindermishandeling)
College 1 Jeugdzorg en Jeugd GGZ – ADHD
Deze cursus zal zich richten op verschillende werkvelden rondom de psychologie, namelijk;
jeugdzorg
school en leerling begeleiding
forensische werkveld
licht verstandelijke beperking
jeugdbescherming
In de jeugdzorg is veel heterogeniteit en versnipperheid -> er zijn 3 grote lijnen (eigenlijk 4) met eigen bureaus -> deze hebben allemaal hun eigen theorien en ideen, zij moeten echter meer samenwerken!
De algemene missie van de jeugdzorg is; belemmeringen (risico’s / problemen) in de ontwikkeling van jeugdigen en hun opvoeding oplossen, verminderen of compenseren, zodat een gezonde, evenwichtige uitgroei van jeugdigen tot volwassenen plaatsvindt die zij zelfstandig of met steun van basisvoorzieningen kunnen volbrengen.
Er zijn verschillende kerndoelen en prestatie- indicatoren voor de jeugdzorg;
(1) De hulpvragen van de cliënt zijn beantwoord.
mate van doelrealisatie
mate van cliënt tevredenheid over de resultaten van hulp.
Mate van reguliere beëindiging van de hulp (reden beëindiging hulp).
(2) De autonomie van cliënten is versterkt.
mate waarin de ernst van de problematiek is verminderd.
Mate waarin de cliënten herhaal beroep doen op jeugdzorg (uitblijven van nieuw beroep op jeugdzorg)
Mate waarin cliënten doorstromen naar lichtere of juist zwaardere vormen van hulp
(3) De veiligheid van de jeugdige is hersteld.
mate waarin het gedwongen kader van de ondertoezichtstelling of de voogdij niet langer nodig is (reden beëindiging beschermingsmaatregel).
Mate waarin de ondertoezichtstelling en de voogdij succesvol zijn beëindigd (uitblijven van nieuwe beschermingsmaatregel).
(4) De jeugdige vormt geen bedreiging voor de veiligheid van de samenleving.
mate waarin jeugdreclassering niet langer mogelijk is (reden beëindiging jeugdreclassering)
mate waarin recidive van jeugdige delinquenten uitblijf
Dan kijken we nu naar de actuele thema’s omtrent ADHD.
THEMA 1; De Media
ADHD is erg veel in de media door verschillende redenen, dit is ook belangrijk bij deze stoornis!
toename voorschrijven medicatie
geen objectieve test
over of juist onderdiagnose
ADHD een sociaal cultureel construct? -> hebben we er in de huidige maatschappij gewoon geen plek voor mensen met ADHD? Is er een geen ruimte voor deze drukte makers?
Consensus Statement
Veel ouders weten veel over ADHD; hebben zij het over hun kind of over info op internet?
THEMA 2; Multidisciplinaire Richtlijn ADHD
Altijd psychiatrisch onderzoek?
Nieuwe interventies? Er zijn er al super veel komen er steeds meer bij.
De beperkte houdbaarheid van medicatie (Pellser onderzoek is goede studie maar niet meegenomen in Meta analyse omdat het niet blind was uitgevoerd, moeder wist of kind wel of niet het dieet volgde)
THEMA 3; Waar is de zuivere ADHD-er?
ADHD-ers hebben bijna nooit alleen ADHD. We hebben dus weinig kennis over deze groep.
comorbiditeit is zeer hoog
roept twijfels op over specifiteit van de diagnose
implicaties voor behandelingaanbod en behandelingsplanning
In de praktijk is er zelden sprake van enkelvoudige diagnoses, maar het aanbod van behandelingen is vaak wel in vorm van specifieke protocollen. Dit zorgt ervoor dat stoornis specifieke protocollen in de praktijk vaak slechts ten dele gebruikt worden. Ze zijn beperkt effectief bij comorbide en complexe groepen.
Voor het comorbiditeit probleem zijn 2 oplossingen;
Transdiagnostische benadering -> je pakt de overkoepelende problemen aan, bijvoorbeeld iemand met ADHD + agressie pak je emotieregulatie aan.
Modulaire benadering -> je combineert verschillende losse protocollen om de problemen afzonderlijk aan te pakken.
THEMA 4; Discrepantie tussen informanten
Je behandelt niet alleen het kind zelf maar moet ook rekening houden met de ouders, school etc.. -> deze verschillende partijen zijn het vaak niet met elkaar eens. Conclusie over dit onderwerp is; is dat het niet ligt aan de betrouwbaarheid van het instrument.
informanten vaak geen overeenstemming
er is geen ‘ gouden standaard’ informant
pervasiviteitscriterium onder druk?
ER zijn 3 kernpunten betreft dit onderwerp;
discrepantie = geen onbetrouwbaarheid meetinstrumenten; die zijn namelijk goed
gedrag is contextafhankelijk in belangrijke mate en dus nemen observatoren verschillend gedrag valide waar
verschillen in gedragswaarnemingen door informanten moeten bezien worden vanuit het Attributie-Bias-Context Model (ABC model)
Het ABC model stelt dat informanten verschillen op het punt van;
Attributies; waaraan schrijven zij oorzaken van gedrag toe (aanleg/vs omgeving)
Biases/ vertekeningen; of bepaald gedrag behandeld moet worden hangt af van de biases of de decision thresholds
Contexten; context waarbinnen informat gedrag observeert (school/thuis) en/of context waarin gedragsrapportage wordt verzameld (klinische praktijk, ozoek)
THEMA 5; Medicatie is beperkt houdbaar
MTA studie (lange termijn verschillen tussen groepen zijn weg) Na 3 jaar follow up zijn de verschillen al bijna weg, na 8 jaar nog steeds. Maar moet met dan verwachten dat er na 8 jaar nog werkzame effecten zijn? Zet niet al je heil op medicatie maar leer het kind iets!
Lange termijn effecten stimulantia
Leveler = ik weet alles al, ik heb dit al een keer gehad.
Sharperners= bekijken alles vanuit nieuw aspect
Deel 2 -> gastdocent Maloe Beemsterboer
Is werkzaam op Lucertis in Zaandam hier werken ze vanuit de 2e lijnszorg, dit wil zeggen met een verwijzing van arts etc (3e lijnszorg is een verplichte opname). Er wordt in Lucertis vanuit een multidisciplinair team gewerkt, met eigen caseload en er worden kinderen van 0-21 jaar behandeld.
Werken in de GGZ;
Pluspunten;
mensen werk; spiegels
volgen van hele proces
puzzelen
verlengstuk zijn
unieke gevallen
steeds weer anders
Minpunten;
grens van hulpverlening
administratie
druk op efficientie en productie
stress
de GGZ in Nederland verandert veel;
Zorgverzekeraars; Diagnose Behandel combinatie (DBC) wordt ingekocht. Hoopt op marktwerking en goede prijs/ kwaliteit verhouding. Er zin nu verschillende zorgpaden, wanneer iemand wordt aangemeld valt hij op bepaald pad. Dit hele proces van de zorgverzekeraars zorgt voor vermindering van kwaliteit.
Transitie jeugdzorg; op dit moment is het idee dat gemeente de regie krijgen over hoe de jeugdzorg in deze gemeente is ingericht.
Uitgangspunten mbt ADHD;
ADHD is een ingewikkeld construct, het kan helaas niet aan de hand van een scan/ bloedtest worden vastgesteld
Grenzen huidig zorgstelsel; deze zijn minder gericht op de vraag ouders maar steeds meer op de diagnose en behandelingen
Vraaggericht en klachtgericht blijven werken, richt je op de cliënt!
Onderzoeken -> vragen blijven stellen - > nieuwsgierig zijn!
Op de ADHD poli in Lucertis gaat met als volgt te werk;
Eerst een telefonische screening
Intakegesprek, dit duurt ongeveer 1,5 uur, waarin ouders en kind samen komen. Vaak worden zij daarna apart nog bekeken. De anamnese en vragenlijsten worden al voor de intake opgestuurd.
Overleg in team wanneer nodig is, echter op dit moment wordt er in twee tallen gewerkt, pas wanneer met er niet uitkomt valt men terug op het team
Men werkt volgens een holistisch model waarbij men hypotheses opstelt, wanneer dit niet lukt en de diagnostiek nog niet helder is;
schoolobservatie, psychologische onderzoek of thuis observatie (dit is puur gericht op gedrag)
Het interventie aanbod op de ADHD poli bestaat uit;
Psycho educatie voor ouders en kind (bij kinderen kan je denken aan het hoofd teken voorbeeld, om van taak a naar b te gaan gaat dit bij normale mensen via een redelijke geordende weg, bij ADHDers niet, zij zien onderweg nog allemaal andere taken waardoor ze worden afgeleid, het is druk in hun hoofd)
Medicatie
Ouderbegeleiding
Barkley-oudertraining (wat kunnen ouders doen om ADHD symptomen van hun kind ietwat te controleren)
psychoeducatie groep voor kind SDD (stop denk doe)
contact met school, individuele therapie
ATA training voor pubers (organisatie +planning voor pubers)
computertraining voor kinderen tussen 9-12 (braingame) (EF training)
Er zijn ook veel positieve kanten aan een stoornis!! Bij ADHD kan je denken aan; creatief en fantasierijk, energiek, kan goed oplossingen bedenken, enthousiast, beweegt graag en snel, eerlijk en rechtvaardig, groot gevoel voor humor, heeft originele ideen, is vrolijk en spontaan, doet direct wat er gevraagd wordt, meelevend, onderneemt en onderzoekt van alles, kan intens en onbezorgd genieten, is stoer en durft veel, gek op een feestje en is scherpzinnig.
Aantal thema’s worden nog is aangehaald door gastspreekster; hier wordt duidelijk dat;
er geen zuivere ADHD’ers in de praktijk bestaan!
Medicatie wordt vaak niet erg positief beoordeeld, maar uit eigen ervaring kon ze vertellen dat het voor sommige kinderen WEL echt een uitkomst biedt. Kinderen kunnen beter concentreren op school en leren opnieuw succes ervaren hierdoor, dit kan ook zorgen voor verhoging van het zelfbeeld.
Niet evidence based maar practice based behandelen -> de stop denk doe (ssd) cursus is hier een voorbeeld van. Er is geen echt bewijs gevonden voor de werkzaamheid, maar wordt toch veel uitgevoerd. Dit komt door de positieve ervaringen die men ermee heeft. Het versterkt bijvoorbeeld ook de band tussen client en therapeut.
Informanten discrepantie
Comorbiditeit compliceert de situatie
College 2: Omgaan met verschillen op school
Schoolpsychologie = Ontwikkelingspsychologie
Ieder kind is een individueel visje in de grote zee, iedereen is anders. Het is gericht op groepen hoe ontwikkelt een kind zich binnen een groep, bieder zij jou genoeg aan? Het gezin en de school lijken dus op elkaar.
In de schoolpsychologie wordt gekeken hoe we er in een klas voor kunnen zorgen dat iemand geen buitenbeentje blijft. Wat doe je om het individuele kind tot zijn recht te laten komen. Dit buitenbeentje aspect speelt niet alleen op school, maar kan ook thuis spelen.
Bij het kiezen van een interventie hou je rekening met;
-doel
-doelgroep; betrokkenen
-thema’s (bv pesten, cultuurverschillen)
-technieken, strategie, aanpak (bv psycho educatie, training)
-effect, effectiviteit
Doelen op casus Petra (transseksueel) kunnen zijn;
acceptatie vermeerderen
verwerping verminderen
kennis vergroten
technieken die toegepast kunnen worden zijn;
instrueren/regels geven
regels handhaven
structureren/ overzichtelijk maken
psycho educatie
oefenen; voordoen/feedback
EHBO -> NJI. Op de NJI site kan je alle interventies voor verschillende gebieden terugvinden. Je kan zoeken op bepaald gebied maar ook op effectiviteit. De interventies zijn op gebied van effectiviteit onderverdeeld in;
theoretisch goed onderbouwd
waarschijnlijk effectief
bewezen effectief
Het positieve uitvergroten is belangrijk.
Gelijk = gelijk is een interventie op klas niveau. Het wordt gebruikt voor groepen 6,7 en 8. Het doel hier is voorkomen en tegengaan van ;
vooroordelen
discriminatie wegens (religie, cultuur, seksuele voorkeur)
pesten
polorisatie
en het gaat om het vergroten van de tolerantie.
Gelijk = gelijk werkt via peers. Dit zijn leeftijdsgenoten, iemand waarmee jij je vergelijkt. Daar gelijk is wel een beetje in. Dit is ook belangrijk in therapeutische relatie. De band tussen client en therapeut is belangrijk. Het programma;
onderwerpen bespreekbaar maken
vooroordelen uitdagen
bewust maken van gevolgen van vooroordelen
plan maken om: discriminatie/pesten te voorkomen of te verminderen
Effecten van gelijk = gelijk
A.
Toename: waardering interculturele vriendschappen; bekendheid met discriminatie en vooroordelen; bespreekbaarheid homoseksualiteit
Afname: vooroordelen; waardering schelden op basis van geloof, cultuur en seksuele geaardheid
Bewijskracht: zwak
B.
Toename: openheid, bewustwording, kritisch denkvermogen
Afname: denken in stereotypen
Bewijskracht: zwak
C.
Toename: bespreekbaarheid en bewustwording vooroordelen; acceptatie spelen met kinderen uit andere cultuur
Afname: vooroordelen.
Bewijskracht: matig
Het programma is veel onderzocht maar de effectiviteit blijkt algeheel zwak. Dit komt waarschijnlijk door plafond effect, dit betekent; dat kinderen vaak al op de voormeting zeiden dat zij nooit discrimineerden/ schelden etc.
Een ander programma is de SOGOS voor op het MBO. Dit werkt in op ongewenst gedrag ten aanzien van schoolwerk, delinquent gedrag, onvriendelijkheid en teruggetrokken gedrag.
Nog een ander programma is de SCOL, wordt gebruik in groep 1 tot 8. Het is een sociale vaardigheidstraining, waarin onderwerpen als; aardig doen, keuze maken, taak uitvoeren, ervaringen delen, jezelf presenteren, omgaan met ruzie, opkomen voor jezelf en samen spelen en werken worden behandeld.
In een groep zijn warmte, saamhorigheid, erbij horen, sturing, invloed en hiërarchie belangrijk. Groepsdynamiek; tijdsverloop.
| Sturing | + | - |
Warmte + |
| Autoritief (++) | Permissief (+-) |
_ |
| Autoritair (-+) | Neglect (--) |
(dit schema speelt in verschillende interacties een rol, ook in pesten)
Pesten is uitsluiten en vernederen.
(1) Het slachttoffer;
passief, provocerend
(2) Pester
verdediger (lak aan pester, helpt slachtoffer)
buitenstaander (richt zich af, snel weg, bemoeit zich er niet mee)
meeloper (doen niks, lachen toe)
Pestgedrag is van alle tijden en door de jaren heen, ok vanwege de komst van sociale media een hardnekkig probleem gebleken. Thuis, op werk, op straat en op school. De school is als ontmoetingsplaats van alle jongeren de uitgelezen plek om pesten bespreekbaar te maken. In het plan van aanpak; de leerling, de ouders, de leraar, de school en het bevoegd gezag.
Doel: Om pesten te voorkomen of verminderen, door;
acceptatie vermeerderen
verwerping verminderen
angst en agressieve reacties (verminderen/ ombuigen in positiever gedrag)
positief onderwijsklimaat bevorderen
De PRIMA methode is een anti pest programma.
Doel; pestgedrag verminderen en voorkomen
Doelgroep; leerlingen in regulier basisonderwijs. Via ; ouders, directie, leerkrachten en andere betrokken volwassenen.
PRIMA pakt pesten aan op drie niveaus;
School & Ouders (kernteam pesten, antipestbeleid, schoolbrede ouder avond)
Groep (regels, lessenserie)
Individu (pestincidenten -> signaleren, onderzoeken en behandelen).
1; Bewustzijn van en de kennis over pestgedrag vergroten
School: instellen van kernteam pesten op school (training door regionaal begeleider)
Leerkrachten: inzicht in pestgedrag met de PRIMA-Pestmeter en het sociogram (training door regionaal begeleider)
Ouders: kennis vergroten en betrekken bij pesten door middel van een ouderavond
Medeleerlingen: lessenserie over pesten
Actieve betrokkenheid van leerkrachten, ouders en anderen om situatie te veranderen
School en leerkrachten: ouderavond, Gedragscode: heldere regels en sancties uitvoeren van surveillanceplan
Ouders (door middel van ouderavond): kennis vergroten en betrekken bij pesten
3. Het ontwikkelen van duidelijke regels tegen pesten.
- School: gedragscode, regels en sancties
- Leerkrachten: regels pesten in de klas; Opstellen regelmatig bespreken
- Medeleerlingen: Gedragscode heldere regels sancties
4. Steun en bescherming van de slachtoffers van pesten (individueel)
School: richtlijnen voor het zoeken naar hulp buiten de school
Bij pestincidenten: gesprekken van de leerkracht met slachtoffer, pester en hun ouders aan de hand van protocollen
College 3 – Anti Sociaal gedrag
* Zie .pdf voor illustratie horend bij college 3
Wat is anti sociaal gedrag eigenlijk?
Agressief gedrag en oppositioneel gedragn, in gewoon Nederlands; slecht luisteren. Het is grens overschrijdend gedrag, de grenzen van een ander worden niet gerespecteerd. Het gaat hierook om een maatschappelijk oordeel. Agressie/oppositie neemt ongeveer een derde van alle kjp verwijzingen voor zijn rekening. Agressief gedrag is geen losse diagnostische categorie in de DSM.
Een derde van de DSM gediagnosticeerde mensen valt onder de categorie van anti sociaal gedrag.
Wat is dat een oppositioneel gedragstoornis? (ODD)
Deze stoornis kenmerkt zich door een negativistsich, opstandig en vijandig gedrag patroon. Dit patroon duurt minimaal zes maanden. Het kind/jongere moet minimaal vier van de volgende kenmerken vertonen; driftig, ruzie met volwassen, weigert zicht te voegen naar verzoeken, ergert met opzet anderen, geeft anderen de schuld van eigen fouten, prikkelbaar, boos, hatelijk en wraakzuchtig. De gedragstoornissen veroorzaken significante beperkingen in het sociale, schoolse of beroepsmatige functioneren. Vooral schade aan zich zelf.
Wat is een conduct disorder? (CD)
Een zich herhalend en aanhoudend gedragspatroon waarbij de grondrechten van anderen of belangrijke bij de leeftijd behorende sociale normen of regels worden overtreden. Het kind moet de laatste 12 maanden drie of meer van de volgende kenmerken hebben vertoond: pesten, bedreigen, anderen intimideren, vechten, toebrengen van lichamelijk letsel, dieren mishandelen, een ander dwingen tot seks, brand stichten, vernielen, liegen, inbreken, stelen, van huis weg lopen, spijbelen. De gedragsstoornissen veroorzaken significante beperkingen in het sociale, schoolse of beroepsmatige functioneren. Vooral schade aan anderen.
Het is altijd heel belangrijk om de context mee te nemen!
Wat is een anti sociale persoonlijkheidsstoornis?
Een diepgaand patroon van gebrek aan achting voor en schending van de rechten van anderen vanaf het vijftiende jaar aanwezig, zoals blijkt uit drie (of meer) van de volgende:
Niet in staat zich te conformeren aan de maatschappelijke norm dat men zich aan de wet moet houden, zoals blijkt uit het bij herhaling tot handelingen komen die reden voor arrestatie kunnen zijn.
Oneerlijkheid, zoals blijkt uit herhaaldelijk liegen, het gebruik van valse namen of anderen bezwendelen ten behoeve van eigen voordeel of plezier.
Impulsiviteit of onvermogen om vooruit te plannen.
Prikkelbaarheid en agressiviteit zoals blijkt uit bij herhaling komen tot vechtpartijen of geweldpleging..
Roekeloze onverschilligheid voor de veiligheid van zichzelf of anderen
Constante onverantwoordelijkheid zoals blijkt uit het herhaaldelijk niet in staat zijn geregeld werk te behouden of financiële verplichtingen na te komen.
Ontbreken van spijtgevoelens.
De leeftijd van 18.
Er zijn geen aanwijzingen voor een gedragsstoornis.
Het gedrag komt niet uitsluitend voor in periodes van manie of schizofrenie.
De leeftijd van 18 is een discutabel punt, aangezien kinderen hiervoor veranderen maar daarna ook. Daarom vraagt men zich af of dit een goede grens is. Bij het hebben van drie van bovenstaande – heb je eigenlijk al een antisociale persoonlijkheid. Deze 3 symptomen moeten echter wel actief zijn.
Wat is psychopathie?
Psychopathie is de ergste in het rijtje. Psychopathie laat zich onderscheiden van andere persoonlijkheidsstoornissen op basis van het karakteristieke patroon van interpersoonlijke, affectieve en gedragsmatige symptomen. Op interpersoonlijk gebied zijn psychopaten arrogant, manipulatief, egocentrisch, dominant en koudbloedig. Op affectief gebied laten zij oppervlakkige en labiele emoties zien. Kunnen geen lange termijn band aangaan met mensen, problemen met principes en doelen, gebrek aan angst, empathie en schuld. Gedragsmatig zijn psychopaten impulsief en sensatiezoekend, hebben de neiging tot het schenden van sociale normen en dit uit zich onder andere in crimineel gedrag, het gebruik van middelen en het falen in volbrengen van sociale verplichtingen en verantwoordelijkheden.
Dit schema is vaak gebruikt met anti sociaal gedrag.
Op de psychopathy checklist is gekeken naar het verschil tussen studenten , scholieren en gedetineerden. Allen blijken zij manipulatief te zijn. Het uitvoeren anti sociaal gedrag tussen de groepen verschilt, bij de gedetineerden licht dit hoger. Echter is het belangrijkste verschil tussen deze groepen het hebben van spijt/tonen van berouw. Het hebben van spijt/berouw is het grootste verschil tussen anti sociale/psychopaten en normale mensen.
Ook blijkt dat wanneer de anti sociale groep wel spijt/berouw toont het vooral vanuit het ‘ik’ perspectief komt, en niet tegenover degene die leed is aangedaan.
Anti sociale personen hebben nog iets meer gevoel dan psychopaten. Deze groep kent namelijk totaal GEEN perspectief, dit kenmerkt hen.
Er zijn een hele hoop risicofactoren die een rol kunnen spelen voor delinquente jongeren, deze zijn onder te verdelen in een aantal categorieën.
Historische factoren; leeftijd tijdens eerste delict, delict frequentie
Kind factoren; antisociale houding, depressieve stemming, middelengebruik
Gezins factoren; antisociale houding ouders, slechte relatie moeder, slechte communicatie, fysieke straffen, stress in het gezin, gebrekkig toezicht, gebrekkige steun, antisociale gezinsfamilieleden
School factoren; slechte resultaten, blijven zitten
Leeftijdgenoten; geen pro sociale vrienden, delinquente vrienden, middelen misbruik onder vrienden
Demografische factoren; afrikaans amerikaans
Het is belangrijk in het achterhoofd te houden dat risicofactoren geen causale relaties zijn. Als je risicofactorenvind wil dat niet zeggen dat je een anti sociaal persoon wordt/bent.
Ook angst en depressie bij ouders blijken een rol te spelen. Wanneer jongeren geen vrienden hebben zijn ze nog slechter af.
Bij slecht gehechte kinderen werkt de stress respons anders. Weinig/veel zorg beinvloed stress -> cortisol. Tevens is de prefontale cortex belangrijk.
Theorie van Erikson waarin binding en exploratie belangrijk zijn, kan ook worden losgelaten op anti sociaal gedrag.
College 4 – Autismespectrumstoornissen in het werkveld
Dit college is gebaseerd op hoe het er aan toe gaat in de instelling Lucertis. Autisme bestaat uit; stoornis van asperger, autistische stoornis, desintegratiestoornis, syndroom van rett en pdd-nos. In Lucertis worden de autistische stoornis, asperger en pdd nos vooral behandeld.
Onderscheid in de verschillende diagnoses verdwijnt bij ingang van de nieuwe DSM V. Er wordt nu gekozen voor een meer dimensionele insteek. Er komt onderscheid in hevigheid en niet meer in verschillende soorten. Er is namelijk veel overlap tussen de verschillende soorten, te weinig onderbouwing voor verschil vanuit onderzoek en de behandeling komt erg overeen. Qua aanpak is er weinig verschil. Nu dus alleen nog; autismespectrumstoornis.
Criteria om aan een autismespectrum stoornis te voldoen zijn straks opgedeeld in tekorten in de sociale communicatie en interactie & stereotype gedraginen, fixaties.
Tekorten in sociale communicatie en interactie (alle 3 bezitten voor classificatie)
‘Ontbreken van wederkerigheid
‘Tekorten in non verbale communicatie
‘Tekorten in aangaan en onderhouden van sociale contacten
Stereotype gedragingen, fixaties (2 vd 4 voor classificatie)
‘Stereotype of repetitieve spraak
‘Rigiditeit/vastzitten aan niet functionele patronen
‘Preoccupaties/fixaties op delen van voorwerpen
‘Overgevoelig of juist weinig gevoelig voor prikkels
Er zijn verschillende dilemma’s die hangen aan de nieuwe classificatie;
Een eerste dilemma is dat mensen die volgens de DSM IV wel aan de diagnose voldoen maar door de nieuwe criteria in de DSM V niet meer. Dit is kwalijk want vaak hebben mensen eindelijk begrepen waarom ze zijn hoe ze zijn en vallen nu weer buiten de boot. Ook zal de hulp voor deze mensen dan vervallen.
Binnen de autismespectrumstoornis zijn er verschillende gedragskenmerken, 6 aandachtsgebieden zijn; (1) sociale interactie, (2) communicatie, (3) spel en verbeelding, (4) motorische ontwikkeling (denk hierbij aan tenen lopen/ fladderen), (5) stereotiepe patronen in gedrag, belangstelling en activiteiten (structuur nodig/ bepaalde interesse -> liften)en (6) zintuigelijke prikkelverwerking (onder of over gevoelig).
Een tweede dilemma is vroegdiagnostiek. Het is opzich goed om zo vroeg mogelijk hulp te bieden. Vroegdiagnostiek vergroot het inzicht, geeft ouders erkenning, gezinsplanning, verkorte weg naar juiste hulp, vroeg interventies bieden en zo ontwikkeling stimuleren en daarmee hopelijk prognose verbeteren. Echter moet men wel oppassen met vroegdiagnostiek aangezien dit kan zorgen voor vroege stigmatisering, ouders zijn nog niet aan diagnose toe, verkeerde diagnose (door bijvoorbeeld leeftijd gerelateerde gedragingen en geen autisme) en geen behandeling op maat. De meerderheid van de kinderen met autisme wordt aangemeld tussen het 5-10 de jaar. Wanneer kinderen pas op 11-12 jarige leeftijd worden aangemeld, kan de tijd hiervoor van invloed zijn geweest op het zelfbeeld. Het toen nog niet begrepen ‘rare’ gedrag kan een negatieve invloed hebben gehad. In de DSM V wordt leeftijd losgelaten.
Ook belangrijk om in het achterhoofd te houden is informaten discrepantie, kinderen kunnen bijvoorbeeld op school een ‘masker’ dragen maar thuis onhandelbaar zijn (of andersom). Ouders bellen vaak op verwijzing van (huis)arts.
Wanneer een kind wordt aangemeld verloopt het diagnostisch proces als volgt;
Aanmelding en telefonische screening. Hier wordt de problematiek meteen ingedeeld in bepaalde grove categorie.
Invullen en opsturen vragenlijsten (CBCL, TRF, VISK). Opsturen eerder onderzoeksverslagen.
Intake gesprek/ anamnesegesprek (klachten/vrienden/opvoeding/clubjes etc)
Teambespreking en een onderzoeksplan maken. In een teambespreking wordt alle informatie beoordeeld en afgewogen. De diagnose wordt vastgesteld uit de afweging van alle onderzoeken. Er wordt een behandelplan gemaakt. Adviesgesprek met ouders en op school. Met afname ADOS en/of, schoolobservatie en/of, thuisobservatie en/of, intelligentie/persoonlijkheidsonderzoek. Zo nodig psychiatrisch onderzoek.
Psychologen doen alles behalve psychiatisch onderzoek.
Je moet nooit opzoek gaan naar autisme, het is belangrijk om het beeld breed te houden -> mogelijk differentiaal diagnostiek.
ADOS -> Autisme Diagnostisch Observatie Schema -> hierin worden allemaal activiteiten/gedrag wat te maken heeft met autisme uitgelokt. Activiteiten hangen af van de leeftijd. De ontwikkelingsleeftijd is groter of gelijk aan 2 jaar. Er zijn 4 modules. De afname duurt drie kwartier tot een uur. En er wordt getest op 5 domeinen, namelijk;
Taal en communicatie
Wederkerige sociale interactie
Fantasie
Stereotiepe gedragingen en beperkte interesses
Andere afwijkende gedragingen ivm andere verklaringsmodellen
Er tellen 2 domeinen mee voor classificatie. Als er op een domein hoog gescoord wordt, is er waarschijnlijk iets aan de hand.
Mogelijke differentiaal diagnostiek bij autismespectrum stoornissen; perceptuele stoornissen, verstandelijke beperking, hoogbegaafdheid, onderliggend syndroom, taal en spraakstoornissen, angststoornis, ADHD, selectief mutisme, hechtingstoornis en kinderschizofrenie.
Overeenkomsten en verschillen autisme/ADHD; In de DSM IV kunnen adhd en autisme niet samen voorkomen. In de DSM V kunnen autisme en ADHD wel samen voorkomen.
(ass)Begrijpt niet wat er in de ander omgaat, mist inlevings-vermogen, gaat van zichzelf uit, houdt geen rekening met de ander. (adhd)Snapt wel wat er in anderen omgaat, maar is te chaotisch om dat door te laten dringen.
(ass) Sociale problemen zijn kenmerken van de stoornis. (adhd)Verkeerd aangeleerd sociaal gedrag. Sociale problemen als gevolg van impulsiviteit en hyperactiviteit.
(ass) Bij toename concentratie blijven de problemen bij de sociale informatieverwerking. (adhd) Bij toename concentratie verbetering sociaal contact.
(ass) Geen contactgroei en wedekerigheid. (adhd) Wel contactgroei en wederkerigheid.
(ass) Druk om onveilig gevoel, angst kwijt te raken. (adhd) Druk om laag alertheid gevoel te compenseren.
(ass) Onrust weerspiegelt de innerlijke verwarring als gevolg van informatieverwerkingsproblematiek. (adhd)Afgeleid door uitwendige prikkels.
(ass)Concentratie vergroten zorgt vaak voor meer angt, rusteloosheid en stereotypie. (adhd) Concentratie vergroten zorgt voor verminderen van hyperactiviteit.
(ass) Naast achterstand ook afwijkend taalgebruik. (adhd) Expressieve en/of receptieve taalachterstand.
(ass) Non-verbalen communicatie ook gebrekkig. (adhd) Non verbale communicatie juist sterk ontwikkeld
(ass) Beperkt verbeeldend vermogen, geen fantasiespel. (adhd) Spelontwikkeling verloopt normaal, wel fantasiespel. Stereotype gedragingen en obsessies ontbreken.
(ass) geen contactgroei en wederkeringheid. (adhd) Wel contactgroei en wederkerigheid.
Er wordt nooit een diagnose gesteld aan de hand van een onderzoek, alles wordt altijd bij elkaar gelegd. Psycho educatie is de basis, eerst moet men leren over de stoornis van eht kind.
Behandelmodules Autisme Lucertis Purmerend:
Speel-leergroep (kinderen groep 2)
Sociaal-emotionele vaardigheidstraining: Samen spelen met Piep en Pats (5-9 jaar)
Sociale vaardigheidstraining: Sociaal Wijzer (10-12 jaar)
Pubergroep (14-16 jaar)
E-Health psycho-educatie cursus voor kinderen
E-Health psycho-educatie cursus voor ouders
Oudertraining
Online basiscursus autisme voor leerkrachten
Individuele ouderbegeleiding
Cognitieve gedragstherapie
Medicamenteuze therapie
Brusjes bijeenkomsten (via afdeling Context)
In de nieuwe wereld bij Lucertis wordt gebruik gemaakt van verschillende fronten. Denk hierbij aan ontwikkelde apps voor kinderen met autisme. Ook kan nu bijvoorbeeld psych educatie online worden gegeven, in de groepsbijeenkomst is dan meer verdieping mogelijk. Ook is online goedkoper, dit wil overheid daarom zo!
College 5 – Licht verstandelijke beperking
Groot-Emaus is een residentiele instelling voor jongeren met een licht verstandelijke beperking en ernstige gedragsproblematiek.
Over een licht verstandelijke beperking wordt gesproken als het IQ tussen de 50-85 zit en er problemen zijn in adaptief functioneren. Kinderen op Groot Emaus zijn tussen de 12 en 23 jaar oud. Er wordt hulp geboden op drie niveaus dit zijn de leefgroep, school en vrije tijd. Het is een 24 uurs voorziening. Op Groot Emaus wordt er gewerkt met open en besloten groepen. In een groep zitten 8 jongeren en 2 groepsleiders.
Over een verstandelijke beperking wordt in het algemeen gesproken als het IQ lager is dan 70. Er zijn problemen in het adaptief functioneren (sociale, conceptuele en praktische vaardigheden). Ook vindt de oorsprong van de stoornis voor het 18e levensjaar plaats.
Adaptief functioneren kan je dus scheiden in drie vaardigheden. Bij de praktische vaardigheden kan je denken aan motoriek en zelfredzaamheid. Bij sociale vaardigheden kan je denken aan taalpragmatiek, ToM en perspectiefnemen. De conceptuele/communicatieve vaardigheden zijn bijvoorbeeld IQ, taalbegrip, EF en communicatie. Niet alle jongeren met een laag IQ hebben dezelfde sociale problemen daarom valt conceptuele niet onder sociale vaardigheden.
In Nederland is de definitie van een licht verstandelijke beperking echter iets aangepast. Hier spreken we van een licht verstandelijke beperking als jongeren op een zwakbegaafd niveau functioneren dus ook IQ tussen de 70-85 kan meespelen. En een kind moet ernstige beperkingen in het adaptief functioneren ervaren.
Een verstandelijke beperking kan verschillende oorzaken hebben, de oorzaken zijn vooral biologisch. Hierbij kan je denken aan genen, zwangerschap en geboorte. Maar ook zijn er veel licht verstandelijke beperkte mensen waar geen oorzaak is aan te wijzen.
Verstandelijke beperking kent verschillende niveaus, met verschillende IQ scores;
Licht verstandelijk beperkt -> 50/55 tot 85
Matig verstandelijk beperkt -> 35/40 tot 50/55
Ernstig verstandelijk beperkt -> 20/25 tot 35/40
Zeer ernstig verstandelijk beperkt -> 20/25
Er zijn dus verschillende niveaus verstandelijk beperkte, maar vandaag gaan we vooral in op LVB.
Kenmerken van een licht verstandelijke beperking;
ontwikkeling abstract-logisch denkvermogen mogelijk
redelijk zelfredzaam
onderwijs en beroepsontwikkeling mogelijk
Kenmerken van matig verstandelijke beperking;
redelijke spraakontwikkeling
denken overwegend op concreet niveau
begeleiding noodzakelijk
redelijke ontwikkeling motoriek
Kenmerken ernstig verstandelijke beperking;
minimale spraak
weinig ontwikkelde motoriek
niet logische denkwijze
enig vermogen totleggen van verbanden, eenvoudige dagelijkse vaardigheden te trainen
Kenmerken zeer ernstige verstandelijke beperking
nauwelijks herkenning van bekende personen
spraak beperkt tot maken van geluiden
geen vermogen tot het leggen van verbanden
Groot verschil tussen LVB en zwaardere VB, namelijk de zichtbaarheid van de problematiek. LVB kan je vaak niet zien. De jongeren met een redelijke verbale intelligentie kunnen hun beperking goed verbogen houden.
Waar komen kinderen en jongeren met LVB terecht?
speciaal onderwijs (cluster 3 met gedragsproblemen, anders cluster 4)
jeugdzorg (bureau jeugdzorg en kinderbescherming)
ambulante en residentiele jeugdzorg (JZ+, justitiele jeugdinrichtingen en gehandicaptenzorg)
verslavingszorg
Een psycholoog heeft afhankelijk van de setting verschillende verantwoordelijkheden zij verricht mogelijk indicatiestelling, gezinsonderzoek, diagnostisch onderzoek, individuele behandeling en behandelverantwoordelijke (semi) residentiele leefgroep.
Het gebeurt vaak dat een jongere het verpest op de leefgroep. Er wordt dan geprobeerd iemand op een plek te zetten waar diegene wel op zijn plaats is. Echter is het ook belangrijk rekening te houden met hechtingsrelaties van een kind, bij vele overplaatsingen krijgt een kind niet de mogelijkheid zich te hechten. Dit kan zorgen voor latere problemen. Het leven in een leefgroep is sowieso heel anders dan het leven in een gezin. Je wordt opgevoed door professionele opvoeders. Voor deze opvoeders is het ook belangrijk om een bepaalde professionaliteit te behouden, en zo de veiligheid te bewaken (knuffel verhaal). Kinderen in de inrichting zien hun ouders heel verschillend, sommige kinderen willen hun kind ook even niet zien doordat het door de vele problemen uit huis is geplaatst. Meestal de meeste kinderen hebben om de 2 weken weer een weekend met hun ouders. Ouders kunnen overigens ook op afspraak langskomen.
In Groot Emaus is tevens een interne school, het onderwijs is gericht op mbo onderwijs.
Blowen is veelvoorkomend onder LVBers, dit werkt als soort zelfmedicatie en verzwakt emoties.
Rond het onderwerp intelligentie spelen verschillende dilemma’s;
intelligentie onderzoek wordt vaak uitgevoerd naar aanleiding van problemen op school
intelligentie onderzoek wordt vaak uitgevoerd naar aanleiding van crisissituaties
IQ scores en beeldvorming
(on)betrouwbaarheid IQ scores
Intelligentie scores kunnen op vele vlakken verschillen en zijn dus nooit hetzelfde. Vaak bieden IQ scores daarom geen hele sterke houvast. Daarom biedt een sterkte-zwakte profiel uitkomst, deze kan informatie verschaffen over executieve functies, aandacht, sociaal emotionele ontwikkeling, sociale cognitie en persoonlijkheidsontwikkeling. Ook is het zo dat een IQ score lading met zich mee brengt. Zwakbegaafd klinkt ernstig, het een boodschap wordt geformuleerd wordt naar ouders toe is dus belangrijk.
algemeen schema lvb
Een ander dilemma is bijkomende problematiek.
Een DSM diagnose geeft een beschrijving van het gedrag. Het geeft dus geen verklaring voor de problematiek. De diagnose geeft wel aanknopingspunten voor evidence based behandelingen. Voor op maat gemaakt advies; is een sterkte/zwakte profiel.
Tot slot is er het dilemma gezinnen. Veel ouders hebben namelijk ook een verstandelijke beperking. Ook is er bij jongeren met ernstige gedragsstoornissen is sprake van ‘ multiproblem gezinsproblematiek’ , denk hierbij aan verwaarlozing, financiele problemen, psychiatrische problemen ouders, verslavingsproblematiek en huiselijk geweld.
Als ontwikkelingspsycholoog kijk je naar een kind een bepaalde omgeving, in een bepaald gezin en in een bepaalde context. Hier moet je altijd rekening mee houden. Denk bijvoorbeeld aan hechtingsproblematiek: Dit kind heeft een verstandelijke beperking en maakt een langzamere ontwikkeling door. De moeder weet dit niet een probeert zo goed mogelijk bij het kind aan te sluiten. Maar lukt niet helemaal door achterstanden van het kind (of vb van moeder zelf bv) -> dit kan leiden tot onveilige hechting.
Het functioneren hangt af van het kind zelf, de omgeving, gezin en de ouder en opvoeding.
Op basis van theorie gaat men in de praktijk aan het werk. In de praktijk is het belangrijk om specifiek te formuleren en positief te formuleren.
De problematiek: cognitieve factoren; er zijn problemen in de executieve functies (werkgeheugen, inhibitie, interferentie controle, planning & organisatie en cognitieve flexibiliteit). Op het sociale niveau zijn ook problemen, namelijk in ToM, perspectief nemen, emotieherkenning en sociale informatie verwerking (vijandige attributies).
De psycholoog
Deze heeft goede theoretische kennis van de doelgroep/stoornis. Ook heeft zij op basis van deze kennis is de psychologen in staat hypothesen op te stellen over de ontstaansgeschiedenis/ betekenis van de klachten. Dit is van belang voor goede diagnostiek en behandeling. Specifiek bij LVB is dat het vaak gaat om ingewikkelde casussen en weinig tot geen geprotocolleerde diagnostiek/behandelingen.
Er is goede kennis van theorie nodig in de praktijk. Maar er worden voor elk individueel geval nieuwe hypothesen opgesteld. Welke sterktes/zwaktes er aanwezig zijn bij deze persoon. Tot slot wordt er gekeken op welke manier deze hebben bijgedragen aan de problemen. Dan moet dit abstracte sterkte/zwakte profiel in adviezen voor ouders/groepsleiders/leerkrachten worden vertaalt.
DSM IV classificatie;
As 1; gedragsstoornis beginnend in de kinderleeftijd
As 2; lichte zwakzinnigheid
As 3; geen diagnose
As 4; problemen binnen het primaire steunsysteem, ouder kind relatie problemen
As 5; GAF 60 (matige symptomen of matige problemen in het sociaal functioneren)
Het competentiemodel stelt dat competentievaardigheden moeten worden aangeleerd om competentievaardigheden te verbeteren. Er moet namelijk balans zijn tussen ontwikkelingstaken en ontwikkelingsvaardigheden. Een persoon met een licht verstandelijke beperking heeft te weinig vaardigheden om de ontwikkelingstaken goed te laten verlopen.
College 6; Dyslexie
Wat is dyslexie nu eigenlijk? -> Dyslexie is een specifieke lees- en spellingstoornis met een neurobiologische basis, die wordt veroorzaakt door cognitieve verwerkingsstoornissen op het raakvlak van fonologische en orthografische taalverwerking. Deze specifieke taalverwerkingsproblemen wijken proportioneel af van het overige cognitieve, en m.n. taalverwerkingsprofiel en leiden tot een ernstig probleem met het lezen en spellen van woorden ondanks regelmatig onderwijs. Dit specifieke lees- en spellingprobleem beperkt in ernstige mate een normale educatieve ontwikkeling, die op grond van de overige cognitieve vaardigheden geïndiceerd zou zijn.
Men spreekt echter niet van dyslexie wanneer het gaat om algemene leerproblemen. Dit is belangrijk om te weten.
Fonologie houdt de koppeling tussen letters en klanken in. Er zijn verschilllende klanken bij dezelfde letters. Dit zijn abstracte representaties, deze kennis sla je op in het semantische systeem. Bij dyslecten treden hier echter moeilijkheden op.
In de praktijk schamen kinderen met dyslexie zich vaak voor hun leesniveau en prestaties. In testsituaties willen deze kinderen vaak niet dat er iemand meekijkt bijvoorbeeld. Maar door het bieden van hulp gaat het niveau vooruit.
Dyslexie zorgt ook voor sociaal emotionele problemen. Het kan zorgen voor depressieve symptomen, zelfverwijtingen, geen energie, faalangst, stress en slaapproblemen. Dyslexie is dus van belang om te signaleren, omdat het ook zorgt voor problemen in het algemeen welbevinden en functioneren.
In het protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling;
schoolanamnese: lees/spelling problemen vs algemene leerproblemen/schoolafwezigheid. Deze kunnen natuurlijk beide voor problemen op het taal niveau zorgen. Echter voor een diagnose dyslexie mag de oorzaak niet algemene leerproblemen zijn. Wat is er op de school precies bekend van dit kind, zo kan men kijken of iemand specifieke problemen heeft op het gebied van lezen/spelling.
Differentiaaldiagnosiek; onderzoek van intacte, gestoorde functies en alternatieve verklaringen.
Indicatiestelling voor behandeling
De double deficit hypothese stelt dat er bij dyslexie sprake is van twee onafhankelijke beperkingen. Namelijk (A) problemen met fonemisch bewustzijn & (B) problemen met snel serieel benoemen.
In Nederland is de double deficit op t gebied van dyslexie als volgt;
fonologische problemen
traagheid van lezen meest hardnekkige kenmerk
implicaties voor diagnostiek en behandeling
diagnostiek; RAN taken/serieel benoemen
Behandeling; aandacht voor vlotheid/fluency
Saine en computertraining GraphoGame. Dit computerspel is ontworpen voor dyslecten. In dit programma ligt de focus op de letter-klank koppeling. Het programma is adaptief en er is veel individuele herhaling. Tevens is het programma vorm gegeven in een motiverende spelvorm.
In onderzoek over GraphoGame is een vergelijking gemaakt tussen een gemiddelde groep (mainstream), gewone behandelgroep (RRI) en de gewone behandeling + graphogame groep (CARRI). Op vier verschillende gebieden is gemeten, wat blijkt dat;
Letterkennis bij RRI en CARRI na 7 maanden op het zelfde niveau ligt als de mainstream groep.
Hardop lezen CARRI beter is dan RRI in follow up, na 16 mnd
Fluency: hier is CARRI effectiever dan RRI, na 12 maanden op mainstream niveau
Spelling; hier haalt alleen CARRI niveau van de mainstream in follow up
GraphoGame is dus veelbelovend!
Het Rudolf Berlin Center is een expertise centrum voor leerproblemen. Er wordt met kinderen gewerkt, de zorg voor dyslectische kinderen wordt hier verbetert.
Voor dyslecten is lezen super moeilijk, zij lezen zonder automatische herkenning.
Het is van belang om differentiaal diagnostisch onderzoek te doen omdat niet alle leesproblemen op dyslexie wijzen. Andere verklaringen voor de leesproblemen kunnen zijn; algemene leermoeilijkheden, ADHD, bredere taalproblematiek, epilepsie, meertaligheid en didactisch.
Standaardtermijn voor leren van klank-tekenkoppelingen is + een jaar. Dan leren de meeste kinderen dus de klank letter relaties. Uit fysiologisch onderzoek (ERP) blijkt echter dat er op neuraal niveau dan nog helemaal geen sprake is van beheersing. Zelfs na vier jaar leesinstructie is de kwaliteit van klank- tekenkoppelingen nog in ontwikkeling. Tijdens de ontwikkeling is er sprake van een geleerde associatie; na de ontwikkeling is sprake van integratie op neuraal niveau. Recent is aangetoond dat bij volwassenen met dyslexie de integratie van letters en spraakklanken op neuraal niveau verstoord is.
Diagnostisch onderzoek hoe gaat dit te werk? Het bestaat uit twee dagdelen. Met een week interval. De intake is de eerste 30 minuten van het dagdeel. Er is een rapportage na een maand en tot slot een eindgesprek.
Ran taken worden belangrijker met de leeftijd. Het is moeilijk een 16 jarige nog uit te laten vallen op fonologisch bewustzijn.
Deze grafieken worden gebruikt bij onderzoek naar dyslexie. Verschillende vaardigheden van kinderen worden getest. Hierboven zie je die op dyslexie vaardigheden. De Ctjes geven score aan. C1 is het slechtst en C9 het best. Kinderen met dyslexie zullen dus vaak laag scoren op de technisch lezen en spelling vaardigheden.
Advisering aan scholen richt zich vaak op technische hulpmiddelen;
verbeterde toegang tot informatiebronnen
gunstig voor zelfredzaamheid en motivatie
een noodzaak voor uitbehandelde dyslectici die nog onvoldoende lees- en spellingsvaardigheden hebben
sterke verbetering in kwaliteit de afgelopen jaren
hulpmiddelen zijn gericht op lezen, op schrijven of op beide
hulpmiddelen gericht op verschillende fases op school
Wat houdt de hulp in?
van tekst naar spraak
van spraak naar tekst
spellingcontrole
woordvoorspellers
software die meeleest als je schrijft
overhoorprogramma’s
mindmapping
hulp bij aantekeningen
Ginger is een programma waarin je engelse zinnen kan laten checken.
Onderzoeken naar behandelingen voor dyslexie kunnen bijna nooit de gehele achterstand inlopen. Maar wel een gedeelte van het gat dichten. Vooral spelling + nauwkeurigheid weer binnen normale range. Fluency blijkt echter moeilijker te verbeteren.
Een goede dyslexie behandeling heeft de volgende kenmerken;
is theoretisch gefundeerd en evidence based
traint letter klankkoppelingen, het fonologisch bewustzijn en het systematisch koppelen van gesproken en geschreven taal
gaat uit van het mastery learning principe
is systematisch, goed gestructureerd, multi sensorisch en analytisch
is expliciet met de beschikbare cognitieve capaciteit en faciliteert gerichte aandacht
kinderen met dyslexie hebben een afwijkende leerbehoefte;
de focus op vaardigheid ipv kennis
massieve audiovisuele feedback
sparen van beschikbare capaciteit
systeem wordt opnieuw opgebouwd
herhaald lezen technieken woordniveau
LEXY is een programma voor dyslectische kinderen, ook hier staan letter klank koppelingen centraal. Het is een individuele behandeling. Het is echter een computerondersteunend programma onder begeleiding van een vast behandelaar. Een client volgt elke week een sessie van 45 minuten. Er dient drie tot vijf keer per week 15/20 minuten geoefend te worden met materiaal dat aansluit bij de behandelde stof. Na elke 15 sessies volgt een evaluatie. De behandeling duurt gemiddeld een tot anderhalf jaar. Negen maanden na afloop is een follow up evaluatie.
- for free to follow other supporters, see more content and use the tools
- for €10,- by becoming a member to see all content
Why create an account?
- Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
- Once you are logged in, you can:
- Save pages to your favorites
- Give feedback or share contributions
- participate in discussions
- share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
- 1 of 2161
- next ›
Add new contribution