Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering
Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013.
F. College 7
door: Mariette de Haan
De cursus gaat over de invloed van de sociale maatschappij op de interacties, dus de invloed op het microniveau. Het gaat dus over de invloed van de sociale maatschappij op de directe interacties.
De centrale vraag in dit college is wat er in het leven van jongeren verandert onder invloed van de digitalisering en hoe hiermee de opvoeding verandert.
Digitalisering van de samenleving
Er is in de samenleving een verandering gaande van een niet/digitale samenleving naar een digitale samenleving. De digitalisering is een issue omdat veel van wat wij ervaren, onze tradities etc, voort komen uit het niet-digitale tijdperk.
Studies die opkomen in onderzoek naar de effecten van digitalisering van de samenleving, gaan vaak over of de invloed van de digitalisering goed of slecht is. Er zijn niet alleen studie die gaan over dat het slecht is. Bijvoorbeeld een studie over gamen, laat zien dat gamen een positieve invloed heeft op de cognitieve ontwikkeling. Er zijn steeds meer studies die tegen de negatieve paniekreacties ingaan. Dit is normaal bij vernieuwingen: eerst twijfel, daarna gedomesticeerd (mensen raken er gewoon aan).
De digitale revolutie heeft voor de wetenschap veel gevolgen, er zijn ten eerste meer technologische mogelijkheden. Maar er zijn ook conceptuele gevolgen bijvoorbeeld voor hoe wij kijken naar identiteit. Je kan op het internet bijvoorbeeld een heel andere identiteit aannemen. De vraag voor psychologen en pedagogen is dan ook of de online identiteit wel echt is en hoe moeten we nadenken over identiteit.
Effecten van digitalisering
Notie van tijd
De plaats waar communicatie plaats vindt, maakt niet meer uit en de tijd is bijna nihil, die speelt geen rol meer. Het kost geen tijd meer op een boodschap van A naar B te doen, het zijn allemaal ‘flows’ van info die allerlei kanten op gaan: timeless time.
De aard van de communicatie
Ook de aard van de communicatie verandert. Vroeger dacht men in termen van reduced cue: hoe communicatie door het internet zou veranderen. Door de communicatie op internet heb je niet meer in de gaten met wie je aan het praten bent want het is alleen maar tekst, statusverschillen zijn hierdoor minder belangrijk.
Aard van gemeenschapsvorming
Veranderde vormen van communicatie heeft gevolgen voor hoe wij gemeenschappen vormen. Lokale gemeenschappen worden overstegen omdat men zonder te reizen kan communiceren, door internet worden de mogelijkheden groter. We zijn na gaan denken over de gemeenschap, en bekijken nu een gemeenschap niet meer als iets dat gebonden is aan een bepaalde afgesloten plaats. Tegenwoordig kan je meer denken in termen van netwerkgemeenschappen, dus niet kijken met wie je dagelijks in contact staat maar met wie je communiceert.
Barry Wellman heeft het over de term networked individualism dat is het idee dat netwerken van mensen in sterke mate geïndividualiseerd zijn omdat we door technologische mogelijkheden individuele netwerken kunnen maken.
De aard van de cultuur
Een geleerde uit India, kwam met het idee van flows: de informatiewereld bestaat niet meer uit pakketjes die cultureel ingebed zij, maar er is sprake van scapes, beweging (mobility). Cultuur is niet meer stabiel, maar bewegelijk, media heeft een grote rol in de aard van cultuur, er komen steeds meer flows opgang. Er is sprake van een versnelde confrontatie en uitwisseling (door media).
Cultuur is niet langer meer gebonden aan een bepaalde plek.
Door internet worden dualismen verbroken
De traditionele scheidslijn wordt doorbroken door internet, als samenleving heb je opnieuw de kans om je op een nieuwe manier neer te zetten. Dingen waarvan we dachten ze zeker te weten komen opnieuw onder spanning te staan, het is niet meer duidelijk wat nu echt is en wat niet. Het is ook niet meer duidelijk wat nu de echte identiteit van iemand is, en wat niet. Sommigen vinden het niet zo zeer de invloed van internet, maar internet versterkt trends die er al waren. Het is de invloed van het postmoderne: identiteit als fragmentatie.
Kortom in de vroege studies had men veel meer het idee dat internet een aparte wereld is die we erbij krijgen maar langzaamaan zien we dat dit niet zo is. Nu steeds meer kijken hoe online en offline samenhangen, dus kijken naar de samenhang op internet en in het echte leven. Dit onder invloed van het feit dat we erachter zijn gekomen dat internet niet alleen een plek is waar we connecties maken met heel ver weg maar dat we ook connecties maken in onze eigen wereld.
Invloed op de jeugd
Livingstone: Vroeger was het heel normaal dat heel het gezin in de huiskamer samen naar hetzelfde programma keek. Tegenwoordig staat op elke slaapkamer een eigen tv, hierdoor krijgt iedereen heel andere wereld. De jeugd heeft steeds meer eigen media dan de vorige generatie.
Diversificatie van de inhoud van media: er is een divers aanbod. Jongeren kunnen eerder hun eigen voorkeuren ontwikkelen: in muziek, sites etc. Jongeren worden ook steeds vaker producer van media: een profielpagina aanmaken bijvoorbeeld.
De traditionele scheidslijnen verdwijnen volgens haar. Het vervaagt de grenzen tussen bijvoorbeeld thuis en school. Gezagsrelaties staan daardoor onder druk.
Valkenburg deed onderzoek naar of het effect van media wel zo slecht was voor jongeren. Hier zijn twee studies naar gedaan. Paniekverhalen bleken niet helemaal te kloppen.
Er was namelijk een positief effect van internet massaging op vriendschappen. Omdat mensen via instant messaging eerder intieme zaken met elkaar delen.
Ook werd er een positief van experimenteren met identiteit op de sociale competentie gevonden. Mensen stonden meer open voor mensen die een heel andere achtergrond hebben.
Ook eenzame adolescenten bleken te profiteren van media, maar dit spreken andere studies tegen.
Er zijn veel paniekverhalen en men is ongerust als opvoeder. Dit blijkt uit de media, maar dit kan ook een selectie zijn, want de media is vaak uit op paniekverhalen.
Opvoeding
In sommige culturen is het ideaal van de kindertijd helemaal niet zo. Een vraag die gesteld kan worden, is of digitalisering het einde van de moderne kindertijd? Door de digitalisering is de scheidslijn tussen de kinderwereld en de volwassenwereld verdwenen. Is het voor ouders dan nog wel mogelijk om de leefwereld van hun kinderen te reguleren? Ouders hebben namelijk geen invloed meer op de dingen die jongeren doen bijvoorbeeld op het internet. Het gevolg hiervan is dat mensen opnieuw na moeten gaan denken over opvoedingsrollen.
Nieuwe leerecologieen
Gemedieerde interactie: internet komt tussen de directe interactie van ouder-kind. Technologie leidt dus tot fragmentatie en individualisering. Kinderen moesten maar hun eigen leerecologieen gaan creëren, kinderen zijn steeds minder met ouderen in contact. Kinderen hebben niet echt meer interactie met ouders. Dit zou het einde van de pedagogiek betekenen volgen Heath.
Heath heeft in de jaren '80 een studie gedaan in drie gemeenschappen (2 arbeidersklasse en 1 middenklasse) hieruit bleek dat de geletterdheid van kinderen uit de middenklasse beter aansluit bij de school. Jaren later is Heath terug gegaan naar ditzelfde gebied. De gemeenschap was onder invloed van de digitalisering erg verandert. Jongeren zaten na school op hun kamer met hun eigen tv en computer waardoor het contact met volwassenen sterk gereduceerd is en jongeren veel meer connecties hebben via de media. De conclusie hieruit is dat digitalisering leidt to fragmentatie van de gemeenschap maar ook tot fragmentatie van de ouder-kind relatie. Dit leidt tot opvoedingsonmacht omdat ouders niet meer weten hoe ze hun kind kunnen begeleiden naar de volwassenheid.
Een tegenbeweging geeft juist aan dat er voortdurend contact is tussen ouder en kind. Bijvoorbeeld door mobieltjes en mailtjes.
Is er een digitale kloof?
Ja, er is verschil in de generaties in applicaties die jongeren gebruiken, en die ouderen gebruiken. Jongeren zijn bijvoorbeeld beter met mobieltjes, terwijl ouders juist beter zijn met bepaald soort internet. Er ontstaat daardoor een verschil in vaardigheden. Over het algemeen bleef de moeder het meest achter. Ook ligt het aan het beroep van mensen. Kinderen moeten vaak uitleggen hoe een mobiel werkt, en vaders moeten internet uitleggen. Ook is er kopieergedrag binnen het gezin, dus in die zin kun je niet spreken van een kloof.
Ook is er sprake van ‘mobile learning’, dit is het aansturen van ouders op afstand. Ouders kunnen kinderen op afstand helpen. Als het kind bijvoorbeeld de weg kwijt is, kan het één van de ouders bellen, en die kunnen helpen.
Een conclusie over de opvoeding:
De interactie tussen ouder en kind wordt steeds meer gemedieerd, dit is een feit. Dit heeft voor- en nadelen, in verschillende richtingen. Daarnaast is opvoeding niet place-based. Ook moet er geaccepteerd worden de opvoeder en het kind niet dezelfde wereld delen.
Iets om rekening mee te houden als orthopedagoog is: met welke technologie mensen opgegroeid zijn. Dit heeft dus invloed op de pedagogiek.
Hoe internet nieuwe leerecologieen creëert, het gaat om netwerkkapitaal, niet om geld.
We leren onbewust om op de een of andere manier om te gaan met informatie. Jeremy Rifkin had het over ‘the age of acces’, kennisoverdracht vind in de huidige maatschappij op een andere manier plaats dan vroeger omdat kennis meer verspreid is, het kapitaal dat wij bezitten is niet meer in termen van materie maar het is toegangskapitaal tot de netwerken die ons informatie geven. Je kan spreken van een gedecentraliseerde kennisoverdracht.
Kennis is tegenwoordig niet meer in handen van autoriteiten waardoor hiërarchische relaties anders worden.
Veranderingen in de nieuwe leerecologieën
New networks ethos/ Netwerklearning, zij willen aantonen dat het niet meer gaat om het individu en zijn cognitie (boek), maar in de sociale netwerken, welke internetnetwerken. Als je nu iets wilt weten ga je dit gericht zoeken en als je het gevonden hebt stop je ook met leren. Vroeger leerde je een heleboel informatie waarvan je hoopte dat het ooit van pas komt.
Kennis wordt niet ontwikkeld door samen in een klasje te gaan zitten, maar als je kennis wil, dan zoek je daarnaar en niet verder: Just in time… Dit staat haaks op het institutioneel leren op scholen/universiteiten.
Kennis is niet meer op één plek (instituut) aanwezig, maar meer verspreid (gedistribueerd). Als je als leek toegang hebt tot kennis, sta je ook anders tot experts. Als je een medische klacht hebt, ga je vaak al zoeken op internet voordat je naar de dokter gaat, je staat dan anders tegenover een dokter, dan wanneer je er niets vanaf weet. Instituten zullen er wel voor zorgen om hun positie te bewaren.
Ook ontstaat er een grotere afstand.
Mensen maken interest based networks gebaseerd op kennis rond een bepaald thema in plaats van netwerken op basis van sterke banden zoals familie.
Drotner
Je hebt veel meer te maken met verschillende kennisbronnen, je moet dan wel weten wat je met die kennis moet doen (betekenis kunnen geven aan info). Dus door de toegenomen complexiteit, is er meer ‘semiotic competence’ nodig. Semiotic = betekenis, dus je moet steeds beter betekenis kunnen geven aan informatie, je moet informatie kunnen interpreteren.
Ook is er sprake van semiotic otherness.
In de 21e eeuw: je doet een beroep op andere competencies.
Er is meer aanbod, dus je moet het goed kunnen vinden.
Ook meer interpretatievaardigheden zijn nodig.
Ook moet je informatie samen kunnen brengen, er iets mee doen (synthetiseren).
Er is diversiteit: de wereld wordt groter, dus ook diverser. Je moet dus ook kunnen samenwerken in interdisciplinaire teams.
Toekomst
Interacties tussen ouder en kind blijven niet stabiel. De pedagogiek is dus een dynamische wetenschap.
G. College 8 (Oorspronkelijk College 4)
door: Koops
Einstein zegt: Verbeelding is belangrijker dan kennis. Het ontwikkelen van hypotheses/theorieën is belangrijker dan feiten die kennis bevatten. En hoe we kinderen bekijken is belangrijker dan wetenschappen, wetenschappen zijn ook belangrijk om misvattingen over kinderen uit de wereld te helpen, maar kunnen nooit bereiken wat verbeelding kan.
Aries: een historicus in de vrije tijd. ‘Het kind en het leven van de familie in het oude regime’ wordt het boek genoemd, dit is verkeerd vertaald in het Engels.
Dit boek samenvatten: het boek komt neer op 2 hypothesen:
De discontinuïteits (= er verandert iets) hypothese. In de middeleeuwen werd er geen onderscheid gemaakt tussen kind en volwassene (kinderen bestonden eigenlijk niet), na de middeleeuwen opeens wel. Maar deze hypothese klopt niet, het proces ging veel geleidelijker. Het draait veel meer om de tweede hypothese.
De veranderingshypothese: vanaf het einde van de middeleeuwen een continue toename van de kinderlijkheid ofwel infantilisatie.
Infantilisatie: een toeneming van de duur van het kinderlijk stadium
Ariès verwees vaak naar de schilderkunst, omdat hier duidelijk in te zien was hoe kinderen geinfantiliseerd werden
Schilderij 1 (begin 15e eeuw): de baby ziet eruit als een oud mannetje.
Schilderij 2 (begin 15e eeuw): de baby ziet er nog uit als een volwassene.
Schilderij 3 (16e eeuw): het kind wordt al wat meer als kind afgebeeld.
Schilderij 4 (17e eeuw): kinderen worden als eerste in Nederland afgebeeld als object van tederheid.
Als we kinderen genoeg geinfantiliseerd hebben, dus wanneer de afstand tussen de kindertijd en volwassenheid groot is, moet er een overbruggingsperiode komen. Deze overbruggingsperiode is de adolescentie.
Emile or On Education: Dat jongetje op de afgebeelde kaft, stond ook op de oorspronkelijke kaft in de 18e eeuw.
Rousseau vond dat je sentimenteel gevoel met je kinderen moest hebben. De moeder moest zelf borstvoeding geven (in de literatuur gaat het altijd over de rijke bovenlaag van de samenleving). De rijke vrouwen gaven echter niet zelf de borst, maar huurde een min die hun kinderen dan borstvoeding gaf. Dit was vaak een boerenvrouw die haar borstvoeding verkocht. Maar waarom deden rijke vrouwen dat? Daar zijn meerdere verklaringen voor gegeven. Zo wordt er beweerd dat vrouwen dachten dat ze niet meer aantrekkelijk waren voor mannen als ze borstvoeding gaven.
Op het schilderij is te zien dat de vader thuiskomt en hij ziet dat de kinderen borstvoeding willen. (Volgens kunsthistorici moet je dat Freudiaans opvatten = onzin volgens Koops).
Er is onderzoek gedaan om Phillip Aries’ ongelijk te bewijzen. Schilderijen waarop kinderen afgebeeld waren, werden verzameld uit de Vlaamse/Nederlandse kunstgeschiedenis. Men ging toen onderzoeken of die afgebeelde kinderen ook kinderlijk afgebeeld zijn, want als Aries gelijk had, dan werden kinderen steeds kinderlijker afgebeeld. Dit werd onderzocht door gebruik te maken van het schema van Lorenz, (hij bestudeerde Ethologie van dieren, dus waarom dieren zich op een bepaalde manier gedragen. Lorenz was degene die ‘imprinting’ ging onderzoeken bij ganzen. Hij was het eerste bewegende object dat ganzen zagen toen ze uit het ei kwamen, vervolgens gingen ze hem volgen.) Het schema van Lorenz heette het Kindchen Schema. de hoofden links zijn schattig, de hoofden staan verder voorover, het voorhoofd is boller/groter/opvallender, de ogen zijn groter/opvallender (ogen hebben bij geboorte al de uiteindelijke grootte). Deze kenmerken maken allemaal schattig (vrouwen daarom mascara op bijvoorbeeld). Als je de linker hoofden schattig vindt, dan ben je gevoeliger/sensitiever voor kinderen. De Zwitsalbaby is een supernormale baby. Het voorhoofd is namelijk groter dan ooit kan en de oortjes zitten lager dan ooit kan. Dit is dus een overdreven baby, en de makers geloven dat het product daardoor eerder gekocht wordt.
In het onderzoek zijn 17.900.733 miljoen meesterwerken. Dat is veel, maar kunst was vroeger vermaak onder rijke mensen. Ze hadden namelijk geen tv, kunst werd dus ook redelijk vaak vervangen. Waar je ook bent in de wereld, in musea is altijd een onderdeel Vlaamse/Nederlandse kunst. Het is dus onzin dat Aries zegt dat hij alle Vlaamse/Nederlandse kunstwerken heeft bestudeerd, dat kan niet.
Volgens het Kindchenschema is het jaartal te correleren met de kinderlijkheid volgens het Kindchenschema. De correlatie tussen kinderlijkheid en het jaartal van het schilderij is 0.6.
Maar er zijn bezwaren voor het onderzoek (limitations):
Op de oudste schilderijen staat altijd een Christuskind, en het Christuskind zou afgebeeld kunnen worden als een bijzonder kind. Vanwege dat speciale kind zou het effect vergroot kunnen zijn. Want dit bijzondere kind zou bijvoorbeeld volwassen afgebeeld kunnen worden, om het een bijzonder kind was. Maar als je alle schilderijen met een Christuskind weglaat, dan blijft er nog een correlatie over van 0.51. De volledige correlatie was dus niet weg.
Schilders zouden vroeger niet in staat zijn geweest om de goede verhouding te schilderen omdat er pas begin 17e eeuw voorschriften kwamen voor hoe men kinderen moest schilderen. Dit is te verwerpen omdat ik de 13e eeuw schilders als zeer nauwkeurige spiermassa’s konden schilderen, ver voordat de anatomie begon. De schilders konden dus perfect op zicht verhouding goed schatten.
Schilders kregen vaak opdracht van rijke mensen, je weet niet wat de eisen van deze mensen waren.
Striptekenaars maken ook gebruik van het Kindchenschema. Zo worden schurken altijd afgebeeld met een langere snuit. Mickey had eerst een redelijk volwassen uiterlijk en werd sympathiek gevonden. Ze gingen daar strips van maken, maar om Mickey populair te laten blijven, hebben ze Mickey onbewust kinderlijker gemaakt. Mickey kwam uiteindelijk op ongeveer hetzelfde niveau als het jeugdige neefje Morty.
Neotenie is het langer blijven staan in de kindertijd, dus steeds jonger worden in de revolutie. Dit is de biologische kijken. Het blijkt namelijk als je naar zoorgdieren kijkt (met name naar primaten), dat de ontwikkelingssnelheid afneemt. (Zie de volgorden van mensen en apen in volwassenheid). Ook is er culturele neotenie, daarvan is bijvoorbeeld sprake bij infantilisatie. De periode van kindertijd wordt daarbij namelijk opgerekt binnen de cultuur, dat is geen biologisch proces.
Een korte samenvatting van de pedagogiek
Klassieken, daarin is voor het eerst aandacht voor de specifieke positie van kinderen.
Montaigne plaatste kinderen nog niet echt apart, Locke kwam met ‘tabula rasa’ (onbeschreven blad) en Rousseau kwam met het idee dat kinderen, als ze op de wereld komen, al wel wat primaire ideeën hebben.
Filantropijnen, daarbij speelden de onderwijsinzichten volgens de beginselen van Emile, dus volgens de beginselen van Rousseau. Maar Rousseau had juist aangegeven dat ze zijn boek juist niet moesten gebruiken. Ook kwamen ze met het idee dat het onderwijs nauwkeurig aan moet sluiten bij de ontwikkeling van het kind aan moet sluiten.
Reform-Pedagogiek, dit was een tegenreactie op het benauwende van de Filantropijnen. Maar ze grepen juist terug naar Rousseau, ze vonden de Filantropijnen te benauwend in fasen. Ze namen juist het spontane van Rousseau over.
Er was sprake van een positieve ontwikkeling: we gingen kinderen namelijk steeds beter begrijpen. Pestalozzi zei: het onderwijs moet de lijnen van Rousseau volgen.
De ontwikkelingsideeën achter de vormen van het Reform-onderwijs, zoals in sheet afgebeeld, blijken niet te kloppen uit huidig wetenschappelijk onderzoek.
Het afgebeelde citaat van Key, dat is waarschijnlijk wel de meest extreme expressie voor kinderlijkheid.
Guus Kuijer zei: kinderen worden vanuit een verheven volwassen wereld gefantaliseerd. Dat is, dat ze onterecht gefantaliseerd worden, terwijl ze juist een goede gesprekspartner zijn. Er is sprake van ontwikkelingsfasen in een serie van sluizen, waarbij er geen één druppeltje kinderlijkheid bij volwassenheid mag komen. Dan loopt het namelijk helemaal onder water.
Uitvinding van de boekdrukkunst = uitvinding van de kinderlijkheid.
We vinden nu namelijk nog dat we kinderen nooit moeten confronteren met agressie en seksualiteit. Een voorbeeld daarvan is het ABC-systeem bij kinderboeken. Mensen die geletterd zijn, hebben bovendien meer toegang de seksualiteit en agressie. In Sesamstraat was veel sprake van Jazz muziek. Dit was om de cultuur tussen blanke en donkere kindjes te lijmen. Kinderen leren woordjes, letters en cijfers bij het kijken naar Sesamstraat. Ook laten we kinderen kijken naar het jeugdjournaal in plaats van naar het volwassen journaal. Maar ook in het jeugdjournaal worden soms al heftige beelden getoond, dus kinderen krijgen op die manier weer meer toegang tot de volwassenwereld. Televisie heeft er dus voor gezorgd dat kinderen voor het eerst geconfronteerd werden met de volwassenwereld. Want over boeken heb je nog controle, maar over tv en computer niet. Een voorbeeld is de discrepantie die ontstaat tussen traditioneel opvoeden en modern opvoeden, als je wil dat je kind een boekje leest in plaats van computert. We zijn dus eigenlijk een beetje terug in de middeleeuwen gegaan, want kinderen hebben weer meer toegang tot de volwassenwereld.
De fasen van Piaget zijn gebaseerd op modern empirisch onderzoek. De vier fasen van Piaget bestaan uit de structuren van denken die van elkaar verschillen op verschillende leeftijden van kinderen. Deze fasen lopen echter parallel (als twee druppels water) aan de fasen in Emile. Hoe zou het kunnen dat Rousseau ideeën heeft bedacht, zonder kinderen ooit aan te raken, en dat Piaget (grondlegger van de ontwikkelingspsychologie) met dezelfde resultaten kwam op basis van empirisch onderzoek? Rousseau’s boek was als revolutionair bedoeld, als kritiek op de beschaving in Parijs, daar moest je je kind niet op laten groeien. Maar het boek was niet bedoeld voor gebruik in onderwijs.
We hebben al 150 jaar kinderen tot hun zesde jaar laten spelen, omdat Rousseau dat zei. Pas vanaf hun zesde jaar worden kinderen onderwezen. Als kinderen zes jaar zijn, kunnen ze pas conserveren (bijvoorbeeld met glazen: in een hoog, dun glas is even veel als in een kort, breed glas). Het besef dat het drinken geconserveerd kan worden (=gelijk blijft) komt dus pas als ze zes jaar zijn. Piaget vond dus dat ze dat niet konden, dus kunnen kinderen tot hun zes jaar ook nog niet rekenen. Maar kinderen gaan op die leeftijd ook pas naar school, als ze al eerder naar school gingen, dan zouden ze misschien ook wel eerder kunnen conserveren. Het resultaat van het empirisch onderzoek van Piaget is dus het resultaat/zo ontstaan doordat we het kind cultureel zo gemaakt hebben, doordat we de ideeën van Rousseau hebben gebruikt. Die ideeën hebben namelijk de basis voor ons onderwijs gevormd.
In de adolescentie moet je conflicten hebben met je ouders, zonder dat kun je namelijk niet volwassen worden. Volgens Aries en Postman is adolescentie eigenlijk verdwenen, we worden niet meer volwassen. De kleding van bijvoorbeeld adolescenten en volwassenen zijn steeds dichter bij elkaar gekomen. De adolescentie is dus verdwenen, dus de klassieke adolescentie bestaat niet meer. Adolescenten gaan bijvoorbeeld veel minder snel op kamer dan eerst.
De kindertijd is dus steeds langer gemaakt, zoals de fasen van Rousseau/Piaget. Kinderen zijn eigenlijk teruggekeerd naar de middeleeuwen. Als er vroeger mensen onthoofd werden, dan werd iedereen naar het dorpsplein getrokken, en keek iedereen, ook de kinderen. Dat is nu eigenlijk ook zo, maar dan via de media.
Rousseau schreef een boek dat bepalend is voor hoe we nu met kinderen omgaan, en hoe we kinderen hebben gemaakt. Wetenschap had nooit zo ver kunnen komen, zoals Einstein al zei, verbeelding (in deze situatie van Rousseau) wel. Wetenschap kan echter wel dit soort misvattingen de wereld uit helpen.
H: Stamplijst hoorcolleges
Begrippen hoorcollege 1
| Ze heeft een boek geschreven waarin ze vertelt dat de kindertijd te overdreven gerealiseerd wordt, waardoor kinderen te weinig verantwoordelijkheden krijgen. Dit wordt ook wel infantilisering genoemd. |
| Dit model ziet tekorten in opvoedingen van andere culturen, omdat het niet voldoet aan het westerse ideaal. Het opvoedhandelen van de westerse cultuur wordt dus als enige norm beschouwd. |
| Het westerse model van scholing werkte niet bij indianen, want indianen waren timide en kropen weg bij vragen, omdat ze niet gewend waren aan deze vorm van scholing. De indianen waren gewend om opdrachten collectief te maken en alle interactie was hiërarchisch gestructureerd en ging via de leraar. |
| Dit is een experiment waarbij de gehechtheid van een kind getest wordt door de moeder weg te laten gaan, waarna er naar de reactie van het kind wordt gekeken. |
| Een geloof waarbij hiërarchische relaties worden benadrukt en waarbij respect voor ouders belangrijk is. |
| Dit is een soort van ruimte die volwassenen maken waar het kind in opgesloten zit. Het is een tijdelijke bevriezing van het bestaan, waarbij het kind geen toegang krijgt tot de volwassen wereld. |
| Je beschrijft een cultuur van binnenuit. Je kan er pas iets over zeggen als je in de cultuur geleefd hebt. |
| Je beschrijft een cultuur van buitenaf. Je bent cultuur neutraal. Deze positie maakt het mogelijk om culturen met elkaar te vergelijken. |
| Iets dat voortvloeit uit een samenspel van culturele praktijken en opvattingen en de sociale organisatie van de samenleving. |
Begrippen hoorcollege 2
Stadia theorie (Jean Piaget) | Jean Piaget beweert met deze universalistische theorie dat alle kinderen dezelfde stadia doorlopen, namelijk: sensomotorisch, preoperationeel, concreet operationeel en formeel operationeel. |
‘Travel and translation’ | Het vertalen van cultuur.
|
Positionele cultuur | Dit begrip gaat over cultuur. De nadruk ligt op relaties en posities in de maatschappij.
|
Figuratieve cultuur | De betekenis van cultuur. Cultuur is veranderlijk en interactief.
|
Essentialistische verklaring | Dit is een verklaring waarin gesteld wordt dat mensen zijn zoals ze zijn en dat daar niks aan te veranderen is.
|
Cultuur | Het bewerken van de omgeving dor mensen en daar iets mee doen (een system om de wereld te begrijpen) |
Begrippen hoorcollege 3
Ariés / Bleak-traditionalist | Hij stelde dat in de middeleeuwen geen aparte kindertijd bestond. In de 17e en 18e eeuw kwam de kindertijd meer centraal te staan. Er kwam een scheiding met de volwassen wereld en er kwam meer aandacht voor zorg, opvoeding en scholing. Deze verandering ging gepaard met een daling van de geboorte cijfers. Hij vond dat de premoderne benadering van kinderen vele voordelen had boven de moderne benadering. |
Discontinuiteitshypothese | Dit is de hypothese dat de kindertijd er na de middeleeuwen ineens was. |
Veranderingshypothese | Dit de hypothese dat de kindertijd geleidelijk steeds meer centraal kwam te staan. |
Revisionisten | Zij verwierpen de interpretatie van de bleak-traditionalists, met name op twee punten: ze verwierpen het idee dat traditionele Europeanen geen beeld hadden van een kindertijd als apart stadium en ze verwierpen het idee dat ouders niet betrokken waren bij hun kinderen. |
Wetnursing | In Europa lieten de hogere klassen hun pasgeboren baby vaak voeden door een min. |
Lorenz | Hij ontdekte dat ganzen een sensitieve periode hebben voor het herkennen van de moeder. Als je de eerste maanden bij de kleine ganzen blijft, zullen ze achter je aan gaan lopen. |
Kindchen schema | Het schema van Lorenz, waarvan de linkerkant schattig is afgebeeld en de rechterkant volwassener en minder schattig is. |
Culturele neotonie | Op schilderijen worden mensen steeds kinderlijker afgebeeld |
Agrarische samenleving | Gekenmerkt door kleine gemeenschappen, een kleinen productie en generaties die samen werken. |
Transitie | Beweging van traditioneel naar modern. |
Enculturatie | Het verwerven van culturele representaties door een persoon. |
Begrippen hoorcollege 4
Bonding social capital | Sociaal kapitaal met mensen die je elke dag tegenkomt. Het is vertrouwd, maar het geeft weinig mogelijkheden tot eigen ambities. |
Bridging social capital | Je kunt je eigen ambities waarmaken door mensen die je uit je oorspronkelijke wereld halen. Het is dus sociaal kapitaal dat je kansen biedt voor je eigen ontwikkeling. |
Hiërarchische modellen | Er is één vast traject. Samenlevingen zullen zich via dit traject altijd ontwikkelen naar het moderne model. |
Contacthypothese | Deze hypothese stelt dat als er contact is tussen twee culturen dat ze elkaar beïnvloeden. Traditioneel en modern veranderen zo elkaar en daardoor zal ook de opvoeding in culturen veranderen. |
Cultural translation | Cultureel vertalen. |
Ligatures | In de agrarische samenleving ligt de nadruk op ligatures. Het betekent de blijvende verbintenissen tussen mensen. |
Options | In het westen ligt de nadruk op options. Het betekent dat de banden die je hebt je de mogelijkheid tot zelfontplooiing geven. |
Discontinuïteits hypothese | In de middeleeuwen geen onderscheid tussen kind en volwassene, na de middeleeuwen wel.
|
Infantilisatie | Een toename van de duur van het kinderlijk stadium. |
Begrippen hoorcollege 5
Het stadiamodel van migratie | R. Park beweerde dat in alle gevallen van migratie bepaalde fases doorlopen worden. Fase 1: : Vermijden van de groep die migreert. Voor de migranten betekent dit isolement. Fase 2: Er komt contact, dit kan confrontatie tot gevolg hebben. Deze fase is noodzakelijk voor de volgende fase. Fase 3: Opname in de nieuwe cultuur. |
Het generatie-effect (van Orozco & Orozco) | De eerste generatie voegt zich in de gastcultuur en krijgt daar conflicten mee, waardoor de tweede generatie nog meer problemen heeft met het gastland. |
De reconstructie gedacht | Opvoeding moet door migranten worden gereconstrueerd, want de traditionele opvoeding kan niet worden doorgezet in het gastland. Deze gedacht overheerste in de jaren 80/90. |
Discontinuiteitshypothese van migratie | Culturen die niet op elkaar aansluiten zorgen voor discontinuïteit. Het is dus eigenlijk een mismatch tussen culturen. Deze gedachte overheerste in de jaren 70/80. |
Migratie paradox | Er is een negatief verband tussen verblijfsduur van een migrant en welzijn. |
Cultural translation | Cultuur A heeft contact met cultuur B, hierdoor lijden ze allebei onder aanraking en komen ze er beide anders uit. |
Directe disciplinering | Het kind aansturen in dezelfde context waarin het gedrag plaatsvindt. |
Indirecte disciplinering | Regels stellen en er vanuit gaan dat het kind de regels handhaaft. |
Begrippen hoorcollege 6
Civil society | De maatschappij van de burgers. Hoe de burgers leven. |
Autoritatieve gemeenschap | Een gemeenschap waarbij de volgende kenmerken van belang zijn:
|
At-risk model | Tegenwoordig zien we het jeugdbeleid alleen in termen van risico’s die kinderen kunnen lopen. We kijken naar wat er mis kan gaan. Nadruk ligt op het individu en het is evidence-based. |
Ecologisch/contextueel model | Kijken naar de omgeving die kinderen nodig hebben om zich volledig te ontwikkelen, dus kijken naar de civil society. |
Medicalisering | De neiging om steeds meer aspecten van het dagelijks leven in medische termen te gieten, en zo mogelijk medisch/psychologisch te handelen. |
Achter de deur beleid | Bij gezinnen kijken of alles goed gaat. |
Begrippen hoorcollege 7
Reduced cue hypothese | Via internet vindt er een reductie plaats van communicatie, omdat je de emoties niet kan zien. Tegenwoordig is dit veranderd en kan je elkaar wel zien en horen tijdens de communicatie
|
Networked individualism | Iedereen heeft een eigen netwerk naar zijn of haar eigen interesses. |
Personificatie van media | Je kijkt niet meer met het hele gezin naar een programma, maar elke tiener kijkt in zijn/haar eentje op de kamer. |
Diversificatie van de inhoud van media | Door toegang tot media hebben jongeren veel controle over welke info ze toegang hebben. |
Semiotic otherness | Je hebt wel toegang tot kennis in de hele wereld, maar je weet niet van alles wat het betekent. Je moet het ook nog interpreteren. |
Space of flows | Informatie is niet meer een op een te krijgen, geen afgesloten informatie ruimten. |
Timeless time | Informatie en communicatie kan nu binnen een seconde bij een ander zijn, ongeacht waar hij/zij is. |
Diversificatie | Een eigen smaak opbouwen, zelf kiezen. |
- for free to follow other supporters, see more content and use the tools
- for €10,- by becoming a member to see all content
Why create an account?
- Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
- Once you are logged in, you can:
- Save pages to your favorites
- Give feedback or share contributions
- participate in discussions
- share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
- 1 of 2161
- next ›
Add new contribution