Inleiding Privaatrecht II: Goederenrecht - UU - Oefententamen 2019/2020
Noem vier verschillen tussen een erfdienstbaarheid en een kwalitatieve verplichting. Beoordeel de juistheid van de volgende stelling: Art. 3:231 BW maakt bij voorbaat vestiging van pandrechten op vorderingen mogelijk. Kees en Katrien willen graag samen een huis kopen. Zij willen het huis van Irma in de stad Groningen kopen. Hoe kunnen zowel Kees en Katrien eigenaar van het huis worden?Irma draagt het huis over aan Kees en Katrien, waardoor de gemeenschap tussen hun twee ontstaat.Irma maakt eerst de gemeenschap van goederen aan en draagt daarna de twee aandelen los over. Een aan Kees en een aan Katrien.Irma verdeelt het huis en in de verdeling worden Kees en Katrien door eigendomsovergang eigenaar. Kees en Katrien kopen het huis van Irma. De akte is reeds ingeschreven in de openbare registers. Dan komt de broer van Irene, Bert, woedend binnen. Bert heeft gehoord dat zijn zus het huis heeft verkocht, maar Bert geeft aan dat hij eigenaar is van het huis sinds 1944. Hierdoor kan Irene het volgens hem nooit hebben verkocht aan Kees en Katrien. Na een gesprek met Kees en Katrien blijkt dat Bert zijn zus wilde helpen. Hij heeft destijds tegen haar gezegd dat ze een huis mocht kopen van zijn geld, maar op eigen naam, zo lang het maar niet meer dan 300.000 euro kostte. Dat heeft Irene ook gedaan. Bert stelt dat hij hierdoor eigenaar is van het huis en zijn zus Irma het dus niet kan hebben verkocht aan Kees en Katrien.Zijn Kees en Katrien eigenaar geworden? Licht uw antwoord toe. Leg uit van welk goederenrechtelijk beginsel art. 3:248 lid 3 BW een uitwerking is. Piet is...
Add new contribution