Samenvatting van Gezonde en Zieke Cellen I (GZC)
Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
In deze bundel zijn samenvattingen, oefenmaterialen en aantekeningen samengevoegd voor het vak Gezonde en Zieke Cellen 1 voor de Bachelor Geneeskunde aan de Universiteit Utrecht.
Heb je zelf samenvattingen en oefenmaterialen? Deel ze met je medestudenten!
Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Deze aantekeningen zijn gebaseerd op 2015-2016 De cel is de kleinste organische eenheid in het lichaam en wordt afgesloten door een membraan. In de cel zitten verschillende organellen met een eigen functie, die ook omhuld worden door een membraan. De verschillende organellen die zich in de cel bevinden zijn de celkern, het golgi apparaat, het peroxisoom, het lysosoom, de mitochondria, vesicels en het endoplasmatisch reticulum. Door middel van aankleuren kunnen onder de microscoop de verschillende onderdelen van de cel en de aanwezige eiwitten duidelijker zichtbaar worden gemaakt. Cellen zijn heel dynamisch door de eiwitten in de cel. Er zijn verschillende soorten cellen met verschillende vormen en maten. Een spiercel ziet er anders uit dan een epitheelcel. Ook hebben fibroblasten bijvoorbeeld een hele andere functie dan spiercellen. Fibroblasten zijn cellen van het bindweefsel die collageen produceren en dus stevigheid geven aan weefsels, terwijl spiercellen voor beweging zorgen. Cellen vermenigvuldigen, sterven en specialiseren zich en daarnaast werken ze samen met en communiceren ze met andere cellen. De cel bestaat voor een groot gedeelte uit water en is een goed oplosmiddel voor polaire stoffen. De mens bestaat voor 70% uit water. Hydrofiele stoffen zijn stoffen die goed oplosbaar zijn in water en hydrofobe stoffen lossen niet op in water. Water is belangrijk, omdat het een oplosmiddel is voor hydrofiele (polaire) stoffen. Water is zelf ook een polair molecuul, wat betekent dat de negatieve en positieve lading in het molecuul niet gelijk verdeeld zijn. Water verdrijft polaire (hydrofobe) stoffen, zoals bijvoorbeeld vet. De...
Deze aantekeningen zijn gebaseerd op 2014-2015 De cel is de kleinste organische eenheid in het lichaam en wordt afgesloten door een membraan. In de cel zitten verschillende organellen (bijvoorbeeld de celkern) met een eigen functie, die ook omhuld worden door een membraan. Door middel van aankleuren kunnen onder de microscoop de verschillende onderdelen van de cel en de aanwezige eiwitten duidelijker zichtbaar worden gemaakt. Cellen zijn heel dynamisch door de eiwitten in de cel. Er zijn verschillende soorten cellen met verschillende vormen en maten. Een spiercel ziet er anders uit dan een epitheelcel.De cel bestaat voor een groot gedeelte uit water en is een goed oplosmiddel voor polaire stoffen. De mens bestaat voor 70% uit water. Water verdrijft echter vet, een hydrofobe stof. De cel maakt gebruik van amfipathische/amfifiele stoffen, die aan de ene kant een polaire kop en aan de andere kant een apolair (hydrofobe) staart (vetzuur) hebben. De amfipatsche stoffen kunnen met elkaar micellen vormen. Er ontstaat als het ware een bolletje doordat de apolaire staarten bij elkaar gaan zitten...
Bevat aantekeningen bij de colleges, werkgroepen etc. gebaseerd op het studiejaar 2015-2016
Bevat aantekeningen bij de colleges, werkgroepen etc. gebaseerd op het studiejaar 2014-2015 Er zijn twee soorten gecontroleerde groei van cellen: normale groei (bijvoorbeeld herstel na weefselschade of turnover van maagslijmvlies) en adaptatie. Wanneer groei ongecontroleerd is, is er sprake van autonome groei ofwel tumorgroei: cellen delen onafhankelijk van signalen uit hun milieu.GroeistoornissenGroeistoornissen kunnen worden onderverdeel in gecontroleerde groeistoornissen en ongecontroleerde groeistoornissen. De gecontroleerde groeistoornissen worden weer verder onderverdeeld...
Bevat leeropdrachten bij Gezonde & Zieke Cellen 2 (GZC 2) , gebaseerd op 2015-2016 Aanvankelijk is er sprake van een carcinoma in situ, die kan overgaan in een maligne vorm. Wanneer dit gebeurt, is niet bekend. Borstkanker heeft veelal een lage groeifractie (cellen in celcyclus) met een verdubbelingstijd van gemiddeld ruim 200 dagen. Tumoren van 1-2 cm noemen we klinisch vroeg ontdekte carcinomen, hoewel de tumor biologisch dan al ten minste twee derde van zijn totale groei heeft ondergaan en er derhalve eerder van een late ontdekking sprake is. Lokale infiltrerende groei is het gevolg van de vermeerdering van tumorcellen in het borstklierweefsel, waarin neoplastische groei is ontstaan. De meeste tumoren worden gevonden in het laterale bovenkwadrant, waar zich het meeste mammaweefsel bevindt. Bij microscopisch onderzoek worden echter meer, veelal niet-infiltrerende, onafhankelijke carcinomen gevonden. Infiltrerende ingroei vindt plaats langs de klierbuisjes, de bindweefselstrengen en...
Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014. Er wordt bij deze tumoren onderscheid gemaakt tussen primaire en secundaire tumoren. De primaire tumoren ontstaan vanuit de hersenen, zenuwen en omgevende structuren zelf. Bij de secundaire tumoren gaat het om de metastasen in het zenuwstelsel, waarvan de primare tumor ergens anders in het lichaam is gelegen. De primaire tumoren kennen een incidentie van ongeveer 10 per 100.000 personen en meer dan de helft hiervan is kwaadaardig. Ook kan er op anatomische gronden een onderverdeling gemaakt worden tussen intrinsieke en extrinsieke tumoren. Intrinsieke tumoren zijn de tumoren die zich binnen de begrenzing van de pia mater bevinden. Het gaat hierbij dus om tumoren die zich bevinden in de grote en kleine hersenen, hersenstam, verlengde merg en ruggenmerg. Deze tumoren gaan uit van zenuwcellen, hun uitlopers, niet-neuronale ondersteunende cellen (gliacellen) en afweercellen, mesenchymale cellen (zoals in de wand van bloedvaten) en metastasen. De extrinsieke tumoren bevinden zich buiten de pia mater en gaan uit van weefsels die het zenuwstelsel omgeven zoals het bot en de hersenvliezen en vanuit de weefsels die niet tot de hersenen gerekend worden, zoals de hypofyse. Weer een andere indeling maakt onderscheid tussen tumoren van het centrale zenuwstelsel aan de ene kant en tumoren van het perifere zenuwstelsel aan de andere kant. De meest voorkomende tumoren zijn de gliomen (neuro-epitheliale tumoren), de tumoren van de perifere zenuwen (schwannomen en neurofibromen), de meningeomen en de metastasen. Over de...
Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014. Het colorectaal carcinoom leidt tot een aanzienlijke mortaliteit in de westerse wereld. Het is de 2e doodsoorzaak ten gevolge van kanker in Nederland, met 10.000 nieuwe gevallen per jaar. De 5-jaarsoverleving is 40-45%. De incidentie zal de komende jaren verder stijgen. Men verwacht dat er in 2015 14.000 nieuwe gevallen zullen zijn. Iedereen heeft een levenslang risico op het colorectaal carcinoom (CRC) van 5-6%. Een coloncarcinoom ontwikkelt zich uit een poliep. De overgang van poliep naar CRC zal gemiddeld in een periode van 10 tot 15 jaar na het optreden van de poliep plaatsvinden. 30-50% van alle volwassenen in Nederland ontwikkelt adenomateuze poliepen, en ongeveer 10% van deze poliepen zal zich ontwikkelen tot een CRC. In de ontwikkeling van de normale situatie naar een poliep en uiteindelijk naar een carcinoom treden mutaties op in het DNA. Meestal treedt de ontwikkeling van normaal darmslijmvlies naar poliep op door een mutatie in het APC-gen (tumorsuppressorgen). Deze poliep ontwikkelit zich verder tot een carcinoom door een mutatie in het p53...
Deze samenvatting van de colleges is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014. Van de urologische tumoren komt prostaatkanker het meest voor. In de onderstaande tabel staan de urologische tumoren op volgorde van voorkomen. TumorSoortIncidentieProstaatkankerAdenocarcinoom10.000BlaaskankerOvergangsepitheelcarcinoom4500NierkankerNiercelcarcinoom1500TestistumorenKiemceltumoren600Peniskankerplaveiselcelcarcinoom120 Een prostaat heeft ongeveer de grootte van een walnoot en weegt ongeveer 20-25 gram. Vaak zal de prostaat bij oudere mannen vergroten. Dit verschijnsel wordt benigne prostaat hyperplasie genoemd. Er kunnen dan obstructieve en irritatieve klachten ontstaan. Onder obstructieve klachten vallen: moeite met op gang komen (hesitatie), slappe straal, onderbroken mictie, gevoel niet helemaal leeg te plassen. Onder irritatieve klachten vallen: toegenomen frequentie mictie (vaker dan om de 2 uur), imperatieve drang (moeite om uit te stellen) en nycturie (’s nachts naar de wc moeten). Andere oorzaken waarbij deze klachten van de lagere urinewegen kunnen ontstaan zijn: sclerose van de blaashals, strictuur van de urethra of meatus urethra stenose. De prostaat bestaat uit een centraal gebied met fibreus weefsel en een...
Deze samenvatting van de colleges is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014. Van de urologische tumoren komt prostaatkanker het meest voor. In de onderstaande tabel staan de urologische tumoren op volgorde van voorkomen. TumorSoortIncidentieProstaatkankerAdenocarcinoom10.000BlaaskankerOvergangsepitheelcarcinoom4500NierkankerNiercelcarcinoom1500TestistumorenKiemceltumoren600Peniskankerplaveiselcelcarcinoom120 Een prostaat heeft ongeveer de grootte van een walnoot en weegt ongeveer 20-25 gram. Vaak zal de prostaat bij oudere mannen vergroten. Dit verschijnsel wordt benigne prostaat hyperplasie genoemd. Er kunnen dan obstructieve en irritatieve klachten ontstaan. Onder obstructieve klachten vallen: moeite met op gang komen (hesitatie), slappe straal, onderbroken mictie, gevoel niet helemaal leeg te plassen. Onder irritatieve klachten vallen: toegenomen frequentie mictie (vaker dan om de 2 uur), imperatieve drang (moeite om uit te stellen) en nycturie (’s nachts naar de wc moeten). Andere oorzaken waarbij deze klachten van de lagere urinewegen kunnen ontstaan zijn: sclerose van de blaashals, strictuur van de urethra of meatus urethra stenose. De prostaat bestaat uit een centraal gebied met fibreus weefsel en een...
Deze samenvatting van de colleges is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014. Incidentie van longkanker is 11500 per jaar in Nederland en per jaar gaan er ook zo'n 10000 mensen dood aan longkanker. Het is de vierde meest voorkomende vorm van kanker. Het is wel de meest dodelijkste vorm. De verhouding tussen mannen en vrouwen met longkanker is 1.55:1.00. 1 op de 15 mannen krijgt longkanker voor het 75 jaar. Bij vrouwen is dit 1 op de 25. Het grootste risico voor het krijgen van longkanker is roken. Zo'n 85-90% van de patiënten met longkanker hebben gerookt, of roken. Het risico op longkanker neemt ook al toe door passief roken met 19%. Er gaan in Nederland zo'n 200 mensen dood ten gevolge van passief roken. Inmiddels is het meeroken veel minder. Roken is dus een risicofactor voor het krijgen van longkanker. Dit wil niet zeggen dat als je nooit gerookt heb, je geen longkanker kan krijgen. Roken verhoogt de kans op longkanker, keelkanker, blaaskanker, hart-en vaatziekten en COPD. Als je het hebt over preventie, dan heb je het over het vermijden van risicofactoren. Omgevingsfactoren spelen namelijk een grote rol in het ontwikkelen van longkanker. Gedacht wordt dat genetica hierbij ook een rol speelt. Dit is echter nog niet aangetoond. Screening wordt op dit moment nog niet toegepast. Er zou bij screening gebruik kunnen worden gemaakt van een CT-thorax. Een X-...
Drie oefentoetsen, gebaseerd op 2007, 2008 & 2009. Let op: alleen de oefentoets van 2009 heeft antwoorden. Algemene oncologie 1. Een voorbeeld van een tumor die overwegend hematogeen metastaseert is het:a. mammacarcinoomb. ovariumcarcinoomc. niercelcarcinoom 2. Longmetastasen van een schildkliercarcinoom zijn een voorbeeld van metastasering via de:a. vena pulmonalisb. vena cavac. vena porta 3. Het ontstaan van een urotheelcelcarcinoom van de blaas, is geassocieerd meta. rokenb. Schistosoma infectiec. asbest contact 4. Welke van de volgende micro-organismen kan gezien worden als een biologische verwekker van kanker?a. Epstein-Barr-virusb. Cytomegalie virusc. Hepatitis A virus 5. Tot de meest frequente vormen van kanker bij kinderen horen:a. melanomenb. hersentumorenc. longtumoren 6. Bij het typische incidentie-patroon van een West-Europees land , hoort een relatief lage incidentie van:a. coloncarcinoomb. cervixcarcinoomc. longcarcinoom Mamma 7. Alvorens tot een operatieve behandeling over te gaan, wordt bij de verdenking op mammacarcinoom eerst de zgn. “triple diagnostiek” verricht. Dit houdt in:a. lichamelijk onderzoek, mammografie en echografieb. mammografie, echografie en weefseldiagnostiek (cytologie en/of histologie)c. lichamelijk onderzoek, mammografie/echografie en weefseldiagnostiek 8. Welke zenuwen komt u allemaal tegen in de oksel bij een okselklierdissectie? Geef het beste antwoord.a. nn intercostobrachialis en n thoracicus longusb. n axillaris, n brachialis en n thoracodorsalisc. nn intercostobrachialis, n thoracicus longus en n thoracodorsalis 9. Bij een multifocaal...
Bulletpoint samenvatting voor het vak GZC II met alle belangrijke begrippen met toelichting. Gebaseerd op 2014-2015.Bulletpoint samenvattingAlgemeenneoplasienieuwvormingtumorabnormale massa waarvan groei die van normale weefsels overstijgt, ongecoördineerd is en doorgaat nadat de stimulus is gestaakthamartoomeen afwijking, die histologisch de normale componenten toont van het orgaan waarin de afwijking gelokaliseerd is, maar in een abnormale rangschikking en graad van differentiatiebron: Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134:481-3 naar Albrechts, die de term hamartoom voor het eerst omschreefchoristoomnormaal weefsel op de verkeerde locatiemorfie (plyo-, aniso-, poly-)toegenomen variatie in kern (vorm, grootte, etc..)hyperchromasiekernen zijn donkerder door toegenomen hoeveelheid DNAkern-cytoplasma-ratioverhouding van kerngrootte ten opzichte van de hoeveelheid cytoplasmapolariteitoriëntatie van de kernen in het cytoplasmametaplasiereversibele verandering van een celtype wordt verwisseld voor een ander als reactie op een prikkel; verandert terug als je de prikkel “weghaalt”; wanneer metaplasie sneller plaatsvindt of zonder prikkel kan dit een predispositie voor maligniteit zijnhyperplasietoename van het aantal cellendysplasiemetaplasie met polymorfie, toegenomen aantal nucleoli, meer mitose, verlies van eigenschappen, verlies van architectuurdifferentiatiegraadin hoeverre zie je nog het originele weefsel: goed, matig (tumor zichtbaar, maar je ziet van welk weefsel), slecht (te veel tumor om te zien van welk weefsel het afkomstig is), anaplasie/ongedifferentieerdbenigne vs malignebenigne is niet invasief, niet destructief, metastaseert niet; krijgt uitgang –oom; benigne tumoren kunnen wel...
Gebaseerd op het curriculum uit 2014-2015. De aanmaak van bloedcellen (hematopoiese) vindt met name plaats in het beenmerg, verschillende soorten bloedcellen ontstaan hierbij vanuit een pluripotente stamcel.Bij volwassenen vindt hematopoiese met name plaats in het bekken, wervelkolom en sternum, bij een kind in het gehele skelet en bij een foetus met name in de lever en milt.Per dag worden er 400.000.000.000 cellen in het beenmerg aangemaaktDe levensduur van bloedcellen:leukocyten en neutrofiele granulocyt enkele dagentrombocyt 7-10 dagenerytrocyt 120 dagenlymfocyten enkele jarenIn de hematopoiese wordt een myeloïde en lymfoïde reeks onderscheiden. De Myeloïde voorlopercel ontwikkeld zich tot:Macrofagen ErythrocytenBasofielenEosinofielenNeutrofielenMonocytenDendritische cellenMegakaryocyt, hieruit ontstaat uiteindelijk trombocytenDe Lymfoïde voorlopercel ontwikkeld zicht tot:Natural killer cellenT-helper cellenCytotoxische T-cellenB-cellenDendritische cellen B-cel ontwikkelingStamcel -> precursor B-cel -> naïeve B-cel -> mantelcel -> folliculaire blast -> centroblast -> centrocyt -> marginale zone B-cel -> plasmacel of geheugen-B-cel.In het beenmerg ontstaat vanuit de lymfoïde stamcel een precursor B-cel.Deze cel gaat via het bloed naar de lymfeklieren (naïeve B-cel).Deze naïeve B-cel komt in een primaire follikel terecht.Het primaire follikel ontwikkelt zich tot een secundaire follikel na antigeencontact (antigeen presentatie door dendritische cellen).De B-cel die het best past op het antigeen zal prolifereren (selectie). De rest van...
Gebaseerd op het curriculum uit 2014-2015. De incidentie van acute leukemie in vergelijking met solide maligniteiten:De incidentie van solide maligniteiten is veel hoger en deze aandoeningen worden veelal poliklinisch behandeld. Verschillende vormen van leukemie komen dus minder vaak voor, maar deze ziektebeelden zijn wel vaak zwaarder/ernstiger en ze worden veelal middels ziekenhuisopname behandeld.HematopoieseDe aanmaak van bloedcellen vindt met name plaats in het beenmerg, verschillende soorten cellen ontstaan hierbij vanuit een pluripotente stamcel: deze cel heeft de eigenschappen dat het zichzelf kan vernieuwen (self-renewal) en dat er vanuit de stamcel meerdere andere celtypen kunnen worden gevormd. De aanmaak van deze cellen vindt bij kinderen in het gehele skelet plaats, bij...
Bevat collegeaantekeningen, oefenmateriaal e.d. bij de blokken van uit het oude Geneeskunde curriculum van de Universiteit Utrecht.
Add new contribution