Werkgroepcasus I: Ontheffing pluimveerechten
CBB 7 december 2016, ECLI:NL:CBB:2016:436
Vragen
Vraag 1
Startvraag. Geef bij de startvraag altijd antwoord op de volgende vragen (zie ook het document ‘opzet van het vak’ op Nestor):
Welke bevoegdheid is door welk bestuursorgaan uitgeoefend?
Waar gaat de zaak feitelijk over? Welke belangen staan er voor de partijen op het spel? Wat is de rechtsvraag of wat zijn de rechtsvragen waar het in de casus om draait?
Vraag 2
Is voor het reguleren van het aantal te houden kippen en kalkoenen een wettelijke bevoegdheid nodig?
Vraag 3
Is er voor het reguleren van het aantal te houden kippen en kalkoenen een bevoegdheid tot het stellen van algemene regels?
Wie heeft op welke wijze (door attributie, delegatie of mandaat) de in de vorige vraag bedoelde 4
bevoegdheid verkregen?
Vraag 4
Op welke wettelijke regeling(en) berust blijkens de casus de bevoegdheid van de staatssecretaris van Economische Zaken om ontheffing te verlenen van het verbod om op een bedrijf gemiddeld in een kalenderjaar een groter aantal kippen en kalkoenen te houden dan het op het bedrijf rustende pluimveerecht?
Vraag 5
Op welke wijze (door attributie, delegatie of mandaat) heeft de staatssecretaris de in de vorige vraag bedoelde bevoegdheid verkregen?
Vraag 6a
Stel dat bij wettelijk voorschrift een beschikkingsbevoegdheid is geattribueerd. Is voor delegatie resp. mandaat van deze bevoegdheid een wettelijke grondslag nodig?
Vraag 6b
Stel dat bij wettelijk voorschrift een bevoegdheid tot het vaststellen van wettelijke voorschriften is geattribueerd. Is voor delegatie resp. mandaat van deze bevoegdheid een wettelijke grondslag nodig?
Vraag 7
Wat is – zie ook artikel 38 Meststoffenwet – het verschil tussen een vrijstelling en een ontheffing?
Vraag 8
In r.o. 5.2 oordeelt het College dat de Uitvoeringsregeling voor zover het gaat om andere bepalingen dan vormvoorschriften niet berust op een wettelijke grondslag in de zin van een op- of overgedragen regelgevende bevoegdheid. Vervolgens kwalificeert het CBB deze andere bepalingen als beleidsre- gels (conversie). Acht u deze conversie, mede gelet op het legaliteitsbeginsel geoorloofd?
Vraag 9
Stel dat artikel 39, eerste lid, Meststoffenwet luidt: “Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent het indienen van aanvragen voor (...) ontheffingen (...), die krachtens deze wet kunnen worden verleend (...).” Stel voorts dat, net als in de casus, de minister de Uitvoe- ringsregeling heeft vastgesteld. De pluimveehouder legt u de vraag voor of de minister wel bevoegd was de Uitvoeringsregeling vast te stellen en, zo niet, wat daarvan de consequenties zijn.
Werkgroepcasus II: Urgentieverklaringen regio Arnhem-Nijmegen
ABRvS 1 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2930
Vragen
Vraag 1
Startvraag.
Vraag 2a
Wie heeft namens wie het primaire besluit (van 30 december 2015) genomen?
Vraag 2b
Waarop is het in de vorige vraag bedoelde mandaat gebaseerd? Is dit een toereikende grondslag voor het mandaat?
Vraag 3a
Wie heeft namens wie het besluit op bezwaar (van 20 april 2016) genomen?
Vraag 3b
Waarop is het in de vorige vraag bedoelde mandaat gebaseerd? Is dit een toereikende grondslag voor het mandaat?
Vraag 4
Impliceert mandaatverlening voor de uitoefening van de beschikkingsbevoegdheid inzake het ver- lenen urgentieverklaringen dat tevens mandaat is verleend voor het vaststellen van beleidsregels over het verstrekken van urgentieverklaringen? Waarom?
Vraag 5
Mag het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen de bevoegdheid tot het beslissen over urgentieverklaringen delegeren aan een orgaan van de gemeente Arnhem?
Antwoordindicatie
Werkgroepcasus I
Vraag 1
De staatssecretaris van Economische Zaken (verweerder): heeft de aanvraag van appellante voor een ontheffing van het verwerven van pluimveerechten o.g.v. Uitvoeringsregeling Meststoffen afgewezen. Het bezwaar van appellante is ook door de staatssecretaris ongegrond verklaard.
Dus de bevoegdheid is het verlenen van ontheffingen aan pluimveehouders.
Biedt de Uitvoeringsregeling voldoende grondslag voor het bestuursorgaan om de ontheffing volgens loting te laten verlopen?
Vraag 2
Art. 113 Meststoffenwet: 1.200.000 aantal pluimvee-eenheden waarvoor ontheffing kan worden verleend. Het betreft hier ingrijpend bestuur/negatief overheidsoptreden; ingrepen in vrijheid/eigendom, het aantal pluimvee-eenheden wordt immers beperkt à hiervoor is een wettelijke basis vereist. (blz. 41 boek) legaliteitsbeginsel. Methadonbrief-arrest.
Vraag 3
Nee, slechts mogelijk om bij ministeriële regeling regels (AVV) te stellen omtrent het indienen van aanvragen voor ontheffing (art. 39).
Het college oordeelt dat art. 38 Meststoffenwet geen basis biedt voor het vaststellen van regels met betrekking tot het verlenen van ontheffingen. Dit geldt slechts voor vormvoorschriften rondom het indienen van aanvragen, andere bepalingen dan deze berusten niet op een wettelijke grondslag in de zin van een op- of overgedragen regelgevende bevoegdheid.
Vraag 4
Attributie door de formele wetgever; wordt een nieuwe bevoegdheid toegekend. Ministers heeft deze bevoegdheid gekregen via de wet in formele zin. In art. 38 staat : “bij” ministeriele regeling, geen delegatie mogelijk. ( delegatie is mogelijk indien in de wet staat: “bij of krachtens de wet” of “regels” “regelt” “stelt regels” “geregeld” )
Als een minister een bevoegdheid krijgt mag je hiervoor ook lezen “staatssecretaris”. Nooit in de wet een bevoegdheid toegekend voor een staatssecretaris; inlezen bij minister (valt dus onder attributie, nooit een kwestie van delegatie of mandaat).
Vraag 5
Art. 38 lid 2 Meststoffenwet; Minister kan ontheffing verlenen van het bij of krachtens deze wet bepaalde = de beschikkingsbevoegdheid voor de ontheffing. (dus kan ontheffing verlenen van art. 20)
Vraag 6
Art. 38 is de beschikkingsbevoegdheid voor de ontheffing. In dit artikel wordt beschikkingsbevoegdheid geattribueerd.
Vraag 7a
Bij mandaat blijft de mandaatgever niet alleen bevoegd om zelf te beslissen, maar ook verantwoordelijk voor alles wat de gemandateerde binnen de grenzen van het hem verleende mandaat heeft gedaan of nagelaten. Art. 10:3 Awb luidt dat voor het verlenen van mandaat geen wettelijke grondslag is vereist. Er doet zich immers geen verschuiving van bevoegdheden en verantwoordelijkheden voor.
Bij delegatie heeft degene die de overgedragen bevoegdheid gaat uitoefenen een eigen juridische verantwoordelijkheid en treedt daarmee in de plaats van het oorspronkelijke bevoegde bestuursorgaan. Deze persoon is dan ook de verwerende partij bij bezwaar of beroep tegen het genomen besluit. (art. 10:13/10:17). Aangezien delegatie wél gepaard gaat met een verschuiving van de verantwoordelijkheid voor de bevoegdheidsuitoefening houdt ze een doorbreking van de wettelijke bevoegdhedenstructuur in. Art. 10:15 Awb bepaald dat delegatie slechts is toegestaan indien de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien.
Vraag 7b
Art. 10:3 Awb luidt dat voor het verlenen van mandaat geen wettelijke grondslag is vereist.
Art. 10:3 lid 2 sub a Awb; tot het vaststellen van algemene verbindende voorschriften kan mandaat in ieder geval niet worden verleend. Een AVV is ook wel een wet in materiële zin/rechtsregels.
Delegatie wel mogelijk op grond van art. 10:15 Awb.
Vraag 8
Vrijstelling = een uitzondering op een verbod, dit geldt voor iedereen die aan de voorwaarden van de vrijstelling voldoet. Middels een ALGEMENE regeling; art. 38 Meststoffenwet; zie lid 1.
Ontheffing = een besluit waarbij in een individueel concreet geval een uitzondering op een wettelijk verbod wordt gemaakt. Middels een beschikking, art. 38 zie lid 2
Vraag 9
De rechter stelt dat hij het ziet als een beleidsregel t.a.v. de Uitvoeringsregeling die zijn vastgesteld in het kader van de beschikkingsbevoegdheid à dit is conversie!
Maar kan het wel als beleidsregel worden gezien? Hoe de minister het verdelen van de rechten benut. De bepaling 116 heeft betrekking op de bevoegdheid tot het verlenen van ontheffingen à bevoegdheid uit artikel 38 Meststoffenwet.
Bevoegdheid 4:81 Awb. Zodra je over een bevoegdheid beschikt mag je beleidsregels opstellen. Is dat geoorloofd aangezien het hier wel gaat om ingrijpend bestuur, kun je de bevoegdheden terugvoeren op de wet?
Dit is het geval, het is geoorloofd voor zover het past binnen de ontheffingsbevoegdheid. De minister KAN ontheffing verlenen, art. 38; beleidsvrijheid. Minister kan in het ene geval wel doen en het andere geval niet. Hiervoor kunnen beleidsregels worden opgesteld, deze kunnen worden toegepast voor zover het blijft binnen de ontheffingsbevoegdheid.
(Als de minister alleen een regelingsbevoegdheid had dan konden er geen keuzes gemaakt moeten worden, dit is dan niet mogelijk. Daarom dienen er beleidsregels te worden opgesteld. Conversie is een truc op bevoegdheidsgrondslag te kunnen goedkeuren, anders is het maatschappelijk zeer onhandig).
Vraag 10
Conversie is niet mogelijk omdat de regering geen beleidsregel bevoegdheid heeft. Niet mogelijk om te stellen dat het beleidsregels zijn.
Werkgroepcasus II
Vraag 1
De Urgentiecommissie woonruimteverdeling Stadsregio Arnhem Nijmegen heeft een aanvraag om een urgentieverklaring afgewezen. Arnhem en Nijmegenwerken samen ondanks dat het verschillende gemeentes zijn binnen een Urgentiecommissie om te bepalen of er sprake is van urgentie bij woonruimte aanvragen.
Het college van burgemeester en wethouders van Arnhem én het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen mandateren hun bevoegdheid aan de urgentiecommissie.
Vervolgens heeft het college van Arnhem het door wederpartij gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
In hoger beroep is eerst en vooral aan de orde de vraag: “of het college van Arnhem dan wel het college van Nijmegen bevoegd is op het bezwaar van [wederpartij] te beslissen?”
Vraag 2a
Het college van burgemeester en wethouders van Arnhem én het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen mandateren hun bevoegdheid aan de urgentiecommissie.
Vraag 2b
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014 kan het college van deze bevoegdheid mandaat verlenen.
In artikel 2, tweede lid, van het Mandaat- besluit voor de uitvoering van de woonruimteverdeling 2016 is de bevoegdheid van het college van Nijmegen tot het nemen van dat besluit aan de urgentiecommissie gemandateerd.
Wel een toereikende grondslag voor mandaat; is in beginsel niet nodig want geen wettelijke grondslag nodig voor mandaat.
Vraag 3a
Het college van de gemeente Arnhem in mandaat namens het college van Nijmegen. (beetje gek omdat je als mandaatgever ook instructies kan geven aan de mandaatnemer).
Vraag 3b
Grondslag voor het mandaat is de bestuursovereenkomst; dit is een afspraak geen mandaat.
De bevoegdheid te besluiten op het door [wederpartij] tegen het besluit van 30 december 2015gemaakte bezwaar ligt derhalve bij het college van Nijmegen. Dit college heeft deze bevoegdheid niet aan het college van Arnhem gemandateerd. Een mandaatbesluit is niet genomen. Dat bij de bestuursovereenkomst is overeengekomen dat de gemeente Arnhem als contactgemeente fungeert en zorgdraagt voor een centrale afdoening van de bezwaarschriften tegen besluiten van de urgentiecommissie over noodurgentieverklaringen, maakt het vorenstaande niet anders;
Vraag 4
Het vaststellen van beleidsregels is veel ingrijpender dan slechts het verlenen van individuele beslissingen te nemen met betrekking tot de urgentieverklaringen. Hiervoor is een apart mandaatbesluit nodig.
Vraag 5
Bij delegatie heeft degene die de overgedragen bevoegdheid gaat uitoefenen een eigen juridische verantwoordelijkheid en treedt daarmee in de plaats van het oorspronkelijke bevoegde bestuursorgaan. Deze persoon is dan ook de verwerende partij bij bezwaar of beroep tegen het genomen besluit. (art. 10:13/10:17). Aangezien delegatie wél gepaard gaat met een verschuiving van de verantwoordelijkheid voor de bevoegdheidsuitoefening houdt ze een doorbreking van de wettelijke bevoegdhedenstructuur in. Art. 10:15 Awb bepaald dat delegatie slechts is toegestaan indien de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien.
Add new contribution