WC3B Strafrecht

Jurisprudentie vragen 

onherkenbaar kenteken 

vraag 1 

Uit welke bestanddelen bestond de tenlastelegging (en ook de bewezenverklaring) in de zaak?

vraag 2 

Geef in uw eigen woorden aan waarover het cassatiemiddel klaagt

vraag 3 

Tot welke beslissing komt de HR? Waarom?

ad informandum 

vraag 1 

Schets het procesverloop

vraag 2 

Waarom casseert de HR?

vraag 3 

Onder welke voorwaarden mag de rechter een ad informandum gevoegd feit bij de strafoplegging betrekken in de situatie waarin de verdachte ter terechtzitting is verschenen?

vraag 4 

Onder welke voorwaarden mag de rechter een ad informandum gevoegd feit bij de strafoplegging betrekken in de situatie waarin de verdachten niet ter terechtzitting is verschenen?

oefenvragen

vraag 1a 

In welke volgorde zal de rechter over deze verweren moeten oordelen?

vraag 1c 

Was de officier van justitie bevoegd ter zake van beide delicten een strafbeschikking (conform verweer III) uit te vaardigen?

vraag 2

Kan de RB, als zij tot een veroordeling komt, alle zeven ad informandum gevoegde vernielingen afdoen?

vraag 3a

Bij welke rechtbank en welke sector dient deze zaak te worden aangebracht? Vermeld de relevante wetsbepalingen.

vraag 3b

Stel dat de rechter het eens is met het verweer van Tamara. Hoe luidt het vonnis van de kantonrechter? U mag ervan uitgaan dat de zaak bij het bevoegde gerecht is aangebracht.

vraag 3c 

Mag het OM de zaak na dit eindvonnis opnieuw vervolgen? Is dat anders wanneer de zaak bij het verkeerde gerecht is aangebracht?

vraag 3d

Stel dat de OvJ er vlak voor de zitting achter komt dat het feit zich niet afspeelde in de Bachstraat 3, maar aan de Mozartplaats 3. Kan hij de tenlastelegging nog wijzigen? Licht uw antwoord toe.

vraag 4a

Tot welk tijdstip kan de OvJ de uitgebrachte dagvaarding intrekken?

vraag 4b

Welke uitspraak zal de rechtbank dienen te geven?

vraag 4c

Op welke strafuitsluitingsgrond beroept Pim zich? Is dit een schulduitsluitingsgrond of een rechtvaardigingsgrond?

vraag 4d

Welke uitspraak zal de rechter geven, indien hij de verweren van Pim aannemlijk acht?

vraag 4e

En welke uitspraak zal volgen indien de rechter alleen het in de tweede plaats naar voren gebrachte juist acht?

vraag 4f  

Heeft de OvJ op de juiste wijze om verandering verzocht?

Antwoordindicatie

Jurisprudentie vragen 

vraag 1 

- Een motorrijtuig op de weg te laten staan of daarmee over de weg  te rijden dan wel een aanhangwagen op de weg te laten staan of met een motorrijtuig  over de weg voort te bewegen

- Wanneer op dat motorrijtuig of die aanhangwagen enig teken of middel is aangebracht

- Waardoor de herkenning, daaronder begrepen de herkenning met behulp van technische voorzieningen, van het ingevolge artikel 40 gevoerde kenteken

- wordt bemoeilijkt;

vraag 2 

In aanmerking genomen dat de tenlastelegging en bewezenverklaring niet het laatstgenoemde bestanddeel bevatten heeft het hof volgens het cassatiemiddel het bewezenverklaarde ten onrechte gekwalificeerd als overtreding van art. 41 lid 1 aanhef en onder b WvW 1994.

vraag 3

De HR vernietigt de bestreden uitspraak wat betreft de beslissingen t.a.v. het in de zaak met parketnummer tenlastegelegde en de strafoplegging; wijst de zaak terug naar het hof Arnhem-Leeuwarden (zodat de tenlastelegging zal kunnen worden gewijzigd)

vraag 1 

Deze ad informandum feiten mogen alleen worden meegerekend als de verdachte tijdens de terechtzitting aanwezig is en erkenning blijkt en hij erop mag vertrouwen dat de OVJ niet nogmaals vervolging aangaat. (heeft alleen invloed op de strafmaat).

Een door de verdachte begaan strafbaar feit dat hem niet ten lasten is gelegd mag als bijzondere reden ter bepaling van de straf in aanmerking worden genomen, wanneer op grond van verdachtes erkenning ter terechtzitting aannemelijk is geworden dat hij dat feit heeft begaan en wanneer ervan mag worden uitgegaan dat ter zake van dat feit tegen de verdachte geen vervolging meer zal worden ingesteld.

vraag 2 

De HR casseert wegens schending van de artikel 350, 358, 359 en 415 Sr, of de onjuiste toepassing daarvan.

Feiten mogen ad informandum worden toegevoegd bij het strafproces, mits er ergens in de procedure een bekennende verklaring van verdachte over het feit heeft plaatsgevonden.

In casus heeft verdachte noch in het onderzoek ter terechtzitting, noch elders, het ad informandum bijgevoegde strafbare feit te hebben begaan en daarom mag dit feit niet meewegen in de strafoplegging. Het hof heeft de feiten wel laten meewegen, wat schending va het recht oplevert. Zie r.o. 4.7

vraag 3

1. elders in de procedure een bekennende verklaring omtrent het feit heeft afgelegd.

2. hij niet op een ander moment weer voor datzelfde feit vervolgd zal worden. 

vraag 4 

Als de verdachte de verklaring elders heeft afgelegd en hij ervan uit mag gaan dat hij daarvoor niet op andere wijze vervolgd zal worden. Als hij er niet is, dan moet hij elders bekend hebben en moet hij weten dat de extra ad informandum feiten ook ten laste worden gelegd. OM moet voor terechtzitting aan de verdachte mededelen dat ze een ad info gaan toevoegen. 

Oefenvragen

Vraag 1a 

Volgorde: stelling III, Stelling II, Stelling IV, Stelling I en stelling V.

Vraag 1c 

  • Op grond van artikel 257a Sv; De OvJ kan indien hij vaststelt dat een overtreding is begaan dan wel een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf is gesteld van niet meer dan zes jaar een strafbeschikking uitvaardigen.
  • Op grond van artikel 176 lid 4 wordt overtreding van artikel 7 lid 1 én artikel 8 WVW  gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde categorie; dus is mogelijk want niet meer dan zes jaar;
  • Op grond van artikel 178 lid 1 betreffen de strafbaar gestelde feiten in artikel 176 misdrijven; de OvJ kan ook voor misdrijven een strafbeschikking uitvaardigen;

vraag 2

In de wet is hierover niks geregeld; er moet worden gekeken naar de eisen die in de jurisprudentie aan het ad informandum voegen van feiten zijn gesteld.

Robert is ter zitting verschenen. In dat geval mogen de ad info-zaken bij de strafoplegging worden meegenomen indien

  1. o.g.v. verdachtes erkenning ter terechtzitting aannemelijk is geworden at hij het feit heeft begaan; en
  1. er vanuit mag worden gegaan dat ter zake van dat feit tegen de verdachte geen vervolging zal worden ingesteld.

Robert ontkent dat hij ook in februari 2016 heeft begaan; dit zijn 2 vernielingen; deze mogen niet worden meegenomen.

Met betrekking tot de vernielingen uit augustus 2017 geldt het volgende: e1én van de vernielingen is al ten laste gelegd en overige kunnen ad info worden meegenomen;

Vraag 3a 

Absolute competentie (welk soort gerecht bevoegd is om over de zaak te oordelen); de rechtbanken zijn bevoegd om alle strafzaken in eerste aanleg te berechten op grond van artikel 45 lid 1 wet RO;

Het betreft hier artikel 425 aanhef en onder 1 Sr; dit betreft een overtreding, op grond van artikel 382 sub b Sv is de kantonrechter absoluut bevoegd inzake overtredingen, geen sprake van een uitzondering.

Dus absoluut competent is Rechtbank sector kanton.

Relatieve competentie (welke van de absoluut competente gerechten is in concreto bevoegd);

Is geregeld in artikel 2 Sv;

  1. de rechtbank binnen welker rechtsgebied het feit is begaan;
  2. “ de verdachte woon- of verblijfplaats heeft;
  3. “ de verdachte zich bevindt; én
  4. “ de verdachte zijn laatst bekende woon- of verblijfplaats heeft gehad.

Rechtbank Noord-Nederland is bevoegd;

vraag 3b 

formel vragen: 

- T.a.v. de dagvaarding; art. 348 Sv: Ja er is sprake van een plaats/tijd/feit en naam.

Materiële vragen: art. 350 Sv

1. Is het feit bewezen? 

enkel op basis van de tenlastelegging. De bepaling is niet duidelijk, dus kan niet worden gekwalifcieerd als een strafbaar feit. 

vrijspraak volgt.

vraag 3c 

Op grond van artikel 68 Sr kan niemand twee keer voor hetzelfde feit worden vervolgd; ne bis in idem. Een einduitspraak maakt een eind aan de zaak; alleen onherroepelijk eindvonnis maakt een eind aan de vervolging; 

vraag 3d 

Ja dit is mogelijk op grond van artikel 313 lid 1 Sv;  alleen wijziging ten gevolge waarvan de tenlastelegging niet meer hetzelfde feit in de zin van artikel 68 Sr zou inhouden zijn niet toegestaan. Ook in hoger beroep en zelfs na terug- of verwijzing in cassatie kan de tenlastelegging nog worden gewijzigd.

Een herstelfout ten aanzien van de plaatsaanduiding vlak voor de zitting is dus mogelijk.

vraag 4a 

Op grond van art. 266 Sv; kan de OvJ zolang het onderzoek op de terechtzitting nog niet is aangevangen de dagvaarding intrekken.

vraag 4b 

Formele vragen, 348 Sv;

  1. Is de dagvaarding geldig? Hier dient te worden nagegaan of er sprake een opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd behelst met vermelding van tijd en plaats het zou zijn begaan en het wettelijk voorschrift waarbij het feit strafbaar is gesteld (art. 261 lid 1 Sv).

Hier is niet aan voldaan; aangezien er geen plaats in de dagvaarding wordt genoemd; (als er wel een plaats had gestaan; doet het er niet toe als deze uiteindelijk niet blijkt te kloppen voor vraag 1)

Op grond van artikel 349 lid 1 Sv zal de einduitspraak zijn dat de rechtbank uitspreekt dat de dagvaarding nietig is.

vraag 4c 

Overmacht-noodtoestand; rechtvaardigingsgrond en doet dus de  wederrechtelijkheid van de gedraging vervallen. In casus is sprake van enerzijds de plicht om de wet na te leven en anderzijds de plicht om een hulpbehoevend persoon bijstand te verlenen.

vraag 4d 

Formele vragen, 348 Sv;

  1. Is de dagvaarding geldig? Hier dient te worden nagegaan of er sprake een opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd behelst met vermelding van tijd en plaats het zou zijn begaan en het wettelijk voorschrift waarbij het feit strafbaar is gesteld (art. 261 lid 1 Sv).

Hier is aan voldaan; het doet er hier nog niet toe dat het geen 1 januari 2018 was maar 31 december 2017.

Blijkt niet uit de casus dat niet is voldaan aan de overige formele vragen.

Materiële  vragen, 350 Sv;

  1. Is het feit bewezen?

Wel vrijspraak maar o.g.v. overmacht-noodtoestand. Wederrechtelijk is een bestanddeel dus dit bestanddeel kan niet worden bewezen. Vrijspraak volgt. 

Vraag 4e 

Het feit kan niet bewezen worden doordat het geen 1 januari was maar 31 decemeber. De rechter zal op grond van artikel 352 lid 1 Sv Pim vrijspreken. 

Vraag 4f 

Op grond van artikel 313 Sv dient de ovJ de inhoud van de door hem noodzakelijk geachte wijziging schriftelijk aan de rechtbank over met de vordering dat die wijzigingen zullen worden toegelaten; Hier is niet aan voldaan, er wordt slechts mondeling toegelicht.

 

Follow the author: lisacelineh
Promotions
verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

More contributions of WorldSupporter author: lisacelineh
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]